Home Samuel D. Kassow ‘Wie schrijft onze geschiedenis. Het dramatische verhaal van het verborgen archief van het getto van Warschau’

Samuel D. Kassow ‘Wie schrijft onze geschiedenis. Het dramatische verhaal van het verborgen archief van het getto van Warschau’

  • Gepubliceerd op: 8 oktober 2009
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Johannes Houwink ten Cate
  • 3 minuten leestijd

Op 18 september 1946 groeven Polen en schaarse Joodse overlevenden onder het puin van Nowolipkistraat 68 in Warschau naar het archief van het getto. Nowolipkistraat 68 was een Joodse basisschool geweest. Nadat de deportaties van de Warschause Joden naar Treblinka in juli 1942 waren begonnen, had de schooldirecteur in de kelders van het gebouw dit archief verborgen, op verzoek van onder meer de leider en bedenker ervan, Emanuel Ringelblum.

In een race tegen de klok hadden de begravers hun laatste boodschappen op papier gezet en deze in de tien kisten gedaan die ze onder de grond aan het stoppen waren: ‘Nu kunnen wij in vrede sterven. Wij hebben onze taak volbracht. Moge de geschiedenis voor ons getuigen.’ De schooldirecteur begroef later, in februari 1943, op dezelfde plaats een tweede deel van het archief – in twee aluminium melkblikken. Het derde deel, dat elders in Warschau werd verstopt, is nooit teruggevonden.

De Amerikaanse historicus Samuel D. Kassow heeft nu, in de lijn van een internationale trend om het grote verhaal van de Holocaust te vertellen op de schaal van een stad, drie geschiedenissen geschreven in dit omvangrijke, adembenemende, hartverscheurende en nachtrustrovende boek. Hij schreef allereerst de levensgeschiedenis van Emanuel Ringelblum. Ringelblum (1900-1944) was een linkse, seculiere Jood, die vond dat gettogeschiedenis meer moest omvatten dan de geschiedenis van de Joodse Raad. Hij stuurde zijn tientallen medewerkers de straat op met vragenlijsten, om ze interviews te laten afnemen. Zij praatten letterlijk met iedereen, ook met ritselaars, tussenpersonen (Machers) en vrouwen die zich liggend staande hielden.

Ten tweede beschrijft Kassow de geschiedenis van dit archief, en ten derde de geschiedenis van het getto van Warschau, waar van 1939 tot 1942 370.000 Joden hebben geleefd – maar vooral ten onder zijn gegaan, in een door de nationaal-socialistische veroveraars geschapen modderpoel van honger, ellende, corruptie en afpersing. Wie dit leest (en volgens mij moet iedereen dat doen), kijkt niet naar het getto via de keurige correspondentie van de Joodse Raad of met de ogen van de overlevenden, voor wie het leven in het getto het laatste deel van hun vooroorlogse en achteraf vaak geïdealiseerde persoonlijke levens vormde.

Wat de medewerkers van Ringelblum verzamelden waren gettobeschrijvingen in hun meeste naakte vorm. Zij noteerden de rolverandering van de Joodse vrouwen, die kostwinner werden en zwarthandelaar. Mevrouw G. vertelde hoe arische minnaars haar in leven hielden. Mevrouw F., een gepromoveerde taalkundige, beschreef haar nieuwe loopbaan als manicure, kaartlegster en snoepverkoopster. Mevrouw K. vertelde trots dat ze zelfs op de moeilijkste momenten, toen haar naaste familieleden van de honger waren verrekt, nooit zelf op straat gebedeld of gestolen had en ook haar kinderen binnenshuis had gehouden.

Ringelblum zelf schreef een opstel dat ‘Laarzen’ heette, over de nieuwe Joodse voorliefde voor laarzen omdat ze ‘autoriteit en macht symboliseerden’. Wie laarzen droeg, zoals de leden van de (onbewapende) Joodse politie, mocht orders brullen zoals de Duitsers dat deden. Stanislaw Rozycki schreef over zijn entree in het getto. Hij werd meteen vastgepakt door een lid van de Joodse politie, die hem alleen na betaling van smeergeld weer liet gaan.

Rozycki verdwaalde in het getto. ‘Op straat zag hij alleen maar vuil, moreel verval, kruimeldiefstal en maatschappelijke desintegratie.’ Bedelaars op straat toonden opzettelijk hun ontstoken en verwonde geslachtsdelen. Een moeder sloeg haar eigen kind keihard, omdat ze zag dat het geen brood wilde stelen: Ik heb niets voor je! Ik kan je alleen mijn ellende en verdriet geven. Eet mijn huid op, kauw het er maar af! Er zit verder geen vlees meer aan mijn lijf!’

Het gettobestuur organiseerde de ‘Maand van het Kind’ en liet prachtige posters drukken met de slogan: ‘Onze kinderen moeten leven: het kind is ons heiligste rijkdom.’ Ze werden gebruikt om er de jonge lichaampjes mee te bedekken.

Johannes Houwink ten Cate is hoogleraar Holocaust- en genocidestudies aan de Universiteit van Amsterdam.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Begrijp het heden, begin bij het verleden: met HN Actueel leest u historische achtergronden bij het nieuws van vandaag. Nu de eerste maand voor maar 1,99.

Nieuwste berichten

De Britse opdeling zorgt voor de grootste migratie in de menselijke geschiedenis
De Britse opdeling zorgt voor de grootste migratie in de menselijke geschiedenis
Artikel

India en Pakistan zijn al aartsrivalen sinds hun geboorte

De spanningen tussen kernmachten India en Pakistan liepen in de afgelopen week hoog op. Het conflict over het grensgebied Kashmir stamt uit 1947, het jaar van de opdeling van Brits-Indië. Die ging gepaard met gruwelijkheden en geweld: goede buren werden plotseling elkaar aartsvijanden. Begin juli 1947 arriveerde de Britse advocaat Cyril Radcliffe in een snikheet...

Lees meer
Militaire parade door Moskou in 2015
Militaire parade door Moskou in 2015
Artikel

Rusland vierde 9 mei niet altijd zo uitbundig. Nu moet de militaire parade de oorlog in Oekraïne rechtvaardigen

In 1945 viert de Sovjet-Unie voor het eerst de overwinning op nazi-Duitsland met een grote parade. Sindsdien is de betekenis van de wapenschouw op 9 mei verschillende keren veranderd. Tegenwoordig moet die militaire parade in Moskou vooral de oorlog in Oekraïne en het regime van president Vladimir Poetin legitimeren. ‘Ter gelegenheid van de overwinning op...

Lees meer
Zeezender Radio Veronica tijdens de laatste uitzenddag in 1974.
Zeezender Radio Veronica tijdens de laatste uitzenddag in 1974.
Interview

‘De Top 40-hitlijsten van Radio Veronica waren heilig’

Pophistoricus Leo Weijers (1959) is van jongs af aan gefascineerd door Radio Veronica. Als een ode aan de verdwenen zeezender schreef hij er een boek over. ‘Veronica was een bron van inspiratie voor latere radiomakers.’ Op 15 oktober 1959 werd de Vrije Radio Omroep Nederland (VRON) tijdens een vergadering van vrije radiohandelaren opgericht. De pioniers...

Lees meer
Still uit The promise
Still uit The promise
Recensie

Papoea’s werd niets gevraagd

De documentaire 'The Promise' blikt met archiefbeelden en interviews terug op het lot van de Papoea’s als speelbal van geopolitieke krachten.

Lees meer