Home Rotterdam in de Gouden Eeuw

Rotterdam in de Gouden Eeuw

  • Gepubliceerd op: 5 februari 2001
  • Laatste update 18 apr 2023
  • Auteur:
    Bas Kromhout
  • 9 minuten leestijd
Rotterdam in de Gouden Eeuw

Rotterdam was in 2001 samen met Porto de culturele hoofdstad van Europa. De stad staat bekend als modern en zakelijk, een plaats zonder geschiedenis of poëzie. Toch was datzelfde Rotterdam tijdens de Gouden Eeuw een stad van dichters en denkers, van nieuwlichterij en tolerantie, en stak het Amsterdam naar de kroon.

De rijkdom van Rotterdam

Wie in Nederland iets wil beleven van de Gouden Eeuw, mijdt Rotterdam. Toch hadden weinig steden in de 17e eeuw zo’n verguld randje als deze havenstad. Waar nu een soort middelgrote Amerikaanse plaats ligt met kantoortorens en winkelboulevards, stond vier eeuwen geleden een ongekend fraaie Hollandse koopmansstad. Constantijn Huygens bezong Rotterdam in 1660 om haar winkels, havens en kaden: ‘Laet prachtigh Amsterdam al roemen wat het magh, ’t En heeft er sulcke geen.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

‘Tussen 1550 en 1700 maakte Rotterdam een enorme bloei door’, zegt Arie van der Schoor, de stadshistoricus en auteur van het boek Stad in aanwas. De geschiedenis van Rotterdam tot 1813. ‘In die periode groeide de stad van de kleinste naar de grootste plaats in de Hollandse Maasdelta uit. Vooral door de handel.’

In de Middeleeuwen werd Rotterdam, dat in 1340 stadsrechten kreeg, nog overvleugeld door Dordrecht, dat voor veel goederen stapelrecht genoot. ‘Maar Dordrecht is nooit zelf in de handel gegaan. Rotterdam wel. Daar werd gevist op haring, die vervolgens werd verkocht. Begin zestiende eeuw had Rotterdam de slag met Dordrecht gewonnen. De nieuwe rivaal werd Amsterdam. Vanaf ongeveer 1600 was Rotterdam wat betreft havencapaciteit en bereikbaarheid de meerdere van Amsterdam.’

Rotterdam kon in de Gouden Eeuw tot een intellectueel centrum uitgroeien dankzij een sfeer van verdraagzaamheid. Dat wil niet zeggen dat de Rotterdammers zelf veel interesse hadden voor filosofie

De eerste handelsbeurs van Rotterdam werd eind zestiende eeuw opgericht door Johan van der Veeken. Deze uit Mechelen afkomstige handelsmagnaat gaf de stad een flinke injectie, mede door te zorgen voor een Rotterdamse Kamer van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). ‘Van der Veeken was in Rotterdam een excentrieke verschijning’, weet de stadshistoricus. ‘Hij bezat een groot buitenhuis en had een flamboyante levensstijl, die bij de Rotterdammers nogal eens afgunst wekte.

Daar kwam bij dat de Zuid-Nederlanders een ware clan vormden, die op allerlei terreinen een voorsprong had, ook in de kunsten en het onderwijs. Het enige wat ze niet mochten was zitting nemen in het stadsbestuur. Toch had Van der Veeken goede contacten met machtige politici zoals Van Oldenbarnevelt. Hij was een ware “business tycoon”.’

De Zuid-Nederlanders die naar Rotterdam trokken deden dat volgens Van der Schoor uit handelsbelang. ‘Het had weinig met religieuze vervolging te maken. Het was in Antwerpen gewoon afgelopen met de handel, al voor de val van 1585.’ Wel had Rotterdam in de zestiende eeuw en de Gouden Eeuw de reputatie van een tolerante plaats waar andersdenkenden een veilig heenkomen vonden.

Tijdens de Reformatie kwam in Rotterdam relatief weinig vervolging van ketters voor. ‘Het stadsbestuur reageerde laconiek op de nieuwe protestantse stromingen,’ zegt Van der Schoor. ‘Zo woonden hier ongeveer honderd wederdopers.’ Helemaal met rust gelaten werden zij niet. Zo werd de wederdoopster Anneke Jansdochter in 1539 verdronken bij de Delftse Poort.

‘Vlak voordat Anneke Jansdochter in de rivier werd gegooid, vertrouwde zij haar zoontje aan een omstander toe’, vertelt Van der Schoor. ‘Deze Esaias de Lint zou het later tot burgemeester schoppen! Het laat een cultuuromslag in de bejegening van religieuze minderheden zien. Twintig jaar na de dood van Anneke Jansdochter mislukte de terechtstelling van vijf wederdopers, omdat zij door de menigte werden bevrijd.’

De Beeldenstorm die in 1560 over de Nederlanden raasde, ging aan Rotterdam voorbij. Dat was grotendeels te danken aan pastoor Duifhuis, die voorging in de Sint-Laurenskerk. De rooms-katholieke Duifhuis ging zo liberaal met de protestanten om, dat geweld overbodig was. Wanneer gereformeerden hun zondagse diensten hielden, greep het stadsbestuur niet in. Toen Rotterdam in 1572 korte tijd vol zat met Spaanse soldaten die de opmars van de geuzen moesten stoppen, voelde de pastoor zich bedreigd en vluchtte hij.

Erasmus en de Gouden Eeuw

Kort daarna trok geuzenleider Lumey de stad binnen. Rotterdam werd een van de eerste Nederlandse steden aan de kant van de prins. Toch zaten er tot het begin van de Gouden Eeuw rooms-katholieken in het bestuur. In 1576 werd Johan van Oldenbarnevelt pensionaris van Rotterdam. Zijn zoon Elias volgde hem op. In 1613 aanvaardde Hugo de Groot dit hoogste ambt van de stad. Mede door deze grootheden heerste in Rotterdam een sterk remonstrants klimaat.

‘Rotterdam staat bekend als een remonstrants bolwerk. Dit wordt vaak in verband gebracht met de invloed van Erasmus’, zegt Van der Schoor. ‘Het remonstrantse geloof wordt dan met tolerantie en vrijzinnigheid geassocieerd, begrippen die ook het werk van Erasmus zouden kenmerken. Zijn filosofie zat in de Gouden Eeuw niet erg diep bij de Rotterdammers. Omdat hij de beroemdste historische figuur van de stad was en een fantastisch p.r.-instrument, werd zijn naam wel overal bijgesleept. Door je op Erasmus te beroepen kon je je eigen religieuze standpunt verstevigen.’

Rotterdam was trots op zijn befaamde filosoof. Men hield zijn geboortehuis in de Wijde Kerkstraat in stand als monument. Ook prijkte er al vanaf 1549 een houten standbeeld van Erasmus op het centrale marktplein. Aan het begin van de Gouden Eeuw werd het vervangen door een bronzen sculptuur die Hendrick de Keijser had gemaakt.

Beelden oprichten voor beroemdheden was destijds nog een unicum. Van der Schoor: ‘In de tweede helft van de Gouden Eeuw was er sprake van een Erasmus-reveil. Erasmus’ werken werden opnieuw uitgegeven, het standbeeld kreeg een nieuw voetstuk en de Latijnse school heette voortaan Erasmiaanse school. Dat was in de tijd dat Rotterdam naam maakte als internationaal centrum van wetenschap en filosofie, als tegenhanger van de zakelijke kant.’

De Fransman François Misson schreef in 1687 over Rotterdam: ‘Het is Gewis dat deze stad haar zo wel door middel van haare Geleerden, als door haar Commercie en schoonheit beroemt gemaakt heeft.’ Van der Schoor: ‘Filosofen en wetenschappers werden aangetrokken door deze stad, omdat er veel uitgevers en boekdrukkers waren. Zo werd Rotterdam een vroeg verlichtingscentrum.’

Ook buitenlandse wijsgeren kwamen in de Gouden Eeuw op de Maasstad af. Rond de steenrijke patriciër Adriaen Paets ontstond een gesofisticeerde kring van nieuwlichters. ‘Paets was het archetype van de nieuwe regent: hij was de zoon van een koopman, maar werd zelf jurist. Terend op oud geld speelde hij voor mecenas,’ zegt Van der Schoor. Zo ondersteunde Paets Rotterdams beroemdste schilder van de Gouden Eeuw, Adriaen van der Werff.

Het bombardement op Rotterdam sneed alle banden met het verdere verleden door, zoals de Gouden Eeuw

Dan was er Benjamin Furley, een rijke quaker uit Engeland. Zijn huis ‘De Lantaarn’ aan de Scheepmakershaven werd een trefpunt voor de culturele avant-garde. Beroemde vrijdenkers waren er te gast, zoals de quaker William Penn – naar wie Pennsylvania is vernoemd – en John Locke. Ook de zoon van Paets liet zich zien, evenals Pieter Rabus, die het eerste Nederlandstalige populair-wetenschappelijke tijdschrift uitgaf.

‘Rotterdam kon in de Gouden Eeuw tot een intellectueel centrum uitgroeien dankzij een sfeer van verdraagzaamheid. Dat wil niet zeggen dat de Rotterdammers zelf veel interesse hadden voor filosofie’, zegt Van der Schoor. Adriaen Paets klaagde over het geestelijk niveau van zijn collega-regenten. ‘In 1693 werd Pierre Bayle als onderwijzer door het stadsbestuur ontslagen, omdat hij een gevaar zou zijn voor de jeugd. Grappig genoeg kon hij wel in de stad blijven wonen en publiceren. Dat is tekenend voor de tolerantie.’

Pech in de overzeese handel

Hoe effectief Erasmus ook was als mascotte, de bestuurders van Rotterdam zochten naar andere promotiemiddelen. In 1601 werd een groot feest gegeven ter ere van stadgenoot Olivier van Noort, die als eerste rond de wereld was gevaren. Niet dat dat de bedoeling was. De Oost-Indië-vaart stond in Rotterdam in de Gouden Eeuw nog in de kinderschoenen. De achterstand op Amsterdam moest worden ingehaald.

Met vier schepen – waarvan een onder bevel van Pieter de Lint, zoon van Esaias en kleinzoon van de verdronken wederdoopster Anneke Jansdochter – voer Van Noort in 1598 de Maasmond uit. Drie jaar hoorden de burgers niets van hem. Toen hij heelhuids terugkeerde, was de hele stad in jubelstemming. De eer was gered, al bracht de avonturier slechts één schip en een handjevol peper mee terug. Met de handel op Oost-Indië werd het in Rotterdam nooit meer wat.

Later in de Gouden Eeuw leek de stad klaar voor een nieuwe stunt. Die kreeg ze, zij het in negatieve zin. Achter de Boompjes – het groene stadsfront aan de Maas – lag een wonderlijk vaartuig op stapel. Jan DuSon bouwde aan zijn machtige uitvinding: een gestroomlijnd en pijlsnel ramschip, aangedreven door een veer. Omdat het in staat werd geacht dagelijks zo’n honderd schepen te vernietigen, kreeg het ‘Seemonster’ warme belangstelling van de admiraals van de Republiek.

In 1654 kondigde DuSon een demonstratie aan. Vlak voor de tewaterlating bleek dat hij vertrokken was, met achterlating van de nodige schulden. Nog jarenlang lag ‘het Malle Schip van Rotterdam’ op de kade, totdat het werd gesloopt en als brandhout verkocht. ‘Deskundigen zijn het er nog steeds niet over eens of het schip van DuSon werkte of niet’, zegt Van der Schoor. ‘Ik houd het erop dat DuSon een fantast was.’

De vergeten Gouden Eeuw van Rotterdam

Vaak lijkt het of de geschiedenis van Rotterdam pas in de twintigste eeuw een aanvang neemt. Bij de culturele activiteiten van Rotterdam 2001 ligt de nadruk zoals gebruikelijk op de moderne architectuur, de wereldhaven en de naoorlogse immigratie. Het bombardement sneed alle banden met het verdere verleden, zoals de Gouden Eeuw, door.

‘Ik leid wel eens mensen door het centrum rond, maar het is moeilijk om een idee te geven hoe dat er tijdens de Gouden Eeuw uitzag’, zegt Van der Schoor. ‘Ik heb er zelf wel een voorstelling van. Op de kaart is de opbouw van oud-Rotterdam nog goed te herkennen. De stadsdriehoek, begrensd door de Maas, de Coolsingel en de Goudsesingel, is er nog. De havens hebben nog dezelfde vorm en indeling. Alleen, op de grond is bijna alles weg.’

Waar de groene linden aan de Boompjes zorgden voor een sfeer van ‘frissche lieffelijkheyd’ raast nu verkeer. De Wijde Kerkstraat, waar Erasmus’ wieg stond, is een onooglijke doorgang tussen de Laurenskerk en de winkels van de Hoogstraat.

Waar ooit de herenhuizen en stadskastelen pronkten overheerst het asbestmodernisme van de wederopbouw. Alleen Erasmus staat nog altijd op de sokkel van zijn 17e-eeuwse bewonderaars, voor de kerk waar pastoor Duifhuis verdraagzaamheid preekte.

Afbeelding: Stadsgezicht met op de achtergrond de toren van de Laurenskerk (maker onbekend, ca. 1660)