Home Redding voor het executiehuis

Redding voor het executiehuis

  • Gepubliceerd op: 15 augustus 2012
  • Laatste update 25 mei 2023
  • Auteur:
    Geert Groot Koerkamp
  • 5 minuten leestijd

Het had niet veel gescheeld of het historische pand aan de Nicolaasstraat in Moskou was zonder pardon tegen de vlakte gegaan, om plaats te maken voor een uit staal en beton opgetrokken equivalent met luxe winkels en een ondergrondse parkeergarage.


Jarenlang voerden leden van de mensenrechtenorganisatie Memorial en de afdeling Moskou van de oppositiepartij Jabloko actie voor behoud van het huis, gelegen op een gewilde locatie enkele honderden meters van het Rode Plein en op een steenworp afstand van het hoofdkwartier van de Russische geheime dienst. Met succes, want in het voorjaar van 2012 besloot een gemeentelijke commissie het bouwwerk op de monumentenlijst te plaatsen. De acties zijn sindsdien voortgezet, want het einddoel is nog niet bereikt: dat het gebouw in gebruik zal worden genomen als museum voor de staatsterreur, die eind jaren dertig meer dan een miljoen Sovjetburgers het leven kostte. In tegenstelling tot verschillende andere voormalige Sovjetrepublieken beschikt Rusland tot op de dag van vandaag niet over een dergelijk museum van nationale betekenis.

In de volksmond heet Nicolaasstraat nummer 23 het ‘executiehuis’. Aan de buitenkant valt er niets bijzonders te zien. Er hangt zelfs geen plaquette aan de muur die verwijst naar wat zich hier in de twintigste eeuw heeft afgespeeld. In dit bescheiden gebouw werd eind jaren dertig het lot bezegeld van tienduizenden mensen.

In een zaal op de tweede verdieping zetelde het Militair College onder leiding van de hatelijke Vasili Oelrich, dat op het hoogtepunt van de Stalin-terreur aan de lopende band doodvonnissen produceerde op persoonlijk bevel van Stalin en diens entourage. Aan elke zaak werden zo min mogelijk woorden vuilgemaakt. De behandeling nam vaak niet meer dan een paar minuten in beslag. Oelrich, die in 1951 op 61-jarige leeftijd aan een hartstilstand bezweek, nam persoonlijk deel aan executies, naar verluidt met graagte.

Tussen 1 oktober 1936 en 30 november 1938 tekende het college liefst 31.456 doodvonnissen, die vaak nog dezelfde dag in de kelders van het gebouw werden voltrokken. Nog vele jaren na dato werden sporen van kogels in de keldermuren aangetroffen. Een luik dat nog altijd zichtbaar is aan de zijkant van het huis zou zijn gebruikt om in het holst van de nacht de lijken af te voeren. Er zou ook een tunnel bestaan die het horrorhuis aan de Nicolaasstraat verbond met het hoofdkwartier van de NKVD, zoals de geheime dienst toen heette.

Onder de slachtoffers waren bekende schrijvers als Isaak Babel en Boris Pilnjak, de theaterregisseur Vsevolod Meyerhold, in ongenade gevallen Sovjetfunctionarissen (Nikolaj Boecharin, Grigori Zinovjev, Lev Kamenev) en ook de voltallige regering van Mongolië, toen een satellietstaat van de Sovjet-Unie.

Familieleden van de veroordeelden werden vaak langdurig aan het lijntje gehouden. Terwijl het college binnen het lot bezegelde van hun dierbaren, stonden zij buiten in lange rijen te wachten op nieuws. De in 2004 overleden Russische journalist Aleksandr Miltsjakov, de man die eind jaren tachtig de massagraven rond Moskou uit de terreurjaren ontdekte, beschreef hoe hij in 1938 als kind met zijn moeder dag in dag uit de Nicolaasstraat bezocht om nieuws te vernemen van zijn gearresteerde vader. ‘Ik herinner me de grijze, asgrauwe gezichten van de Moskovieten die bij de ingang van de ontvangstruime van het Militaire College van het Hooggerechtshof van de USSR stonden, in afwachting van nieuws over het lot van hun dierbaren.’

De kleine Aleksandr mocht iets verderop wachten met andere kinderen bij het standbeeld van Ruslands eerste drukker Ivan Fjodorov, dat er ook nu nog staat. ‘Mama kwam altijd bedroefd bij me terug als ze weer het standaardantwoord had gekregen: “Het vonnis van uw man is nog niet geveld, komt u nog eens terug.”’ In werkelijkheid was het vonnis op zo’n moment vaak allang voltrokken, zonder de familie daarvan in kennis te stellen.

‘Tien jaar strafkamp zonder recht op correspondentie,’ was het antwoord dat steevast klonk vanuit het loket aan de Nicolaasstraat 24. Het antwoord was een schok voor de familie, maar gaf ook hoop. Vergeefs, zoals bleek in talloze gevallen. Miltsjakovs vader, eind jaren twintig nog secretaris-generaal van de communistische jeugdbeweging Komsomol, had geluk en overleefde de terreur, maar bracht wel ruim zestien jaar door in de kampen van de Goelag.

Dat er in de Russische hoofdstad een volwaardig en modern museumcomplex moet komen waarin de geschiedenis van de communistische terreur en zijn slachtoffers recht wordt gedaan, daarover is vrijwel iedereen het eens. Een aantrekkelijke locatie is bij het begin van het kanaal dat de rivieren Moskva en Wolga met elkaar verbindt. Het kanaal is in de jaren dertig gegraven door de gevangenen van een van de grootste Goelagkampen in de stad Dmitrov.

De autoriteiten hebben in principe geen bezwaar tegen de plek, die plaats zou moeten bieden aan een museum en archief, theaterzalen en gedenktekens. Daarnaast zou ook het ‘executiehuis’ aan de Nicolaasstraat dienst moeten gaan doen als museum. Tot slot willen de initiatiefnemers dat alle gesloten archieven definitief opengaan en alle obstakels voor een diepgaande bestudering van de terreur definitief uit de weg worden geruimd.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.