De Nederlandse aanpak van het terrorisme in de jaren zeventig was nuchter en kalm. Mede daardoor bleef het geweld binnen de perken. Maar de wereldberoemde Dutch Approach werkt niet meer.
In oktober 2016 vonden Brusselse politieagenten in de wijk Schaerbeek een laptop, schijnbaar achteloos bij het vuil gezet. Het was niet zomaar een laptop: er stond informatie op over de aanslagplegers van Brussel en Parijs. Ook vonden ze testamenten, doelwitten, handleidingen voor het maken van bommen en ander explosief materiaal. Eén van de mapjes op de laptop had de titel ‘Schiphol’. De NOS-verslaggever haastte zich de betekenis ervan te relativeren: ‘Schiphol en Amsterdam komen wel vaker in terreuronderzoeken voor. Bijvoorbeeld als ontmoetingsplek, als mensen op doorreis zijn of omdat iemand de douane passeert.’ Hij concludeerde niettemin: ‘De luchthaven is natuurlijk wel een potentieel doelwit.’
Deze korte nieuwsanalyse toont de twee gezichten van de Nederlandse omgang met terreur: enerzijds negeren we de dreiging niet, anderzijds moeten we toch ‘vooral kalmte bewaren’. Sinds de aanslagen van 11 september 2001 zoeken beleidsmakers en opiniemakers voortdurend naar de balans tussen kalmte en angst. Na de Parijse aanvallen verklaarde president François Hollande de oorlog aan de terroristen. Hij oogstte vooral kritiek. Hadden we na George W. Bush de les niet geleerd? Hysterie is wat de terroristen willen. Die moet je ze niet geven.
Dit ‘rustig aan-beleid’ is internationaal bekend geworden als de Dutch Approach. De Dutch Approach vindt zijn oorsprong in het ogenschijnlijk provisorische terreurbeleid van de jaren zeventig. Politici als Joop Den Uyl en Dries van Agt beschouwden terroristische aanvallen vooral als een aantasting van de rechtsorde, en niet als een cultureel-maatschappelijk fenomeen dat met tromgeroffel en oorlogstaal moest worden bestreden. Door nuchter en kalm te blijven zou het terrorisme misschien overwaaien.
Twee politieke moorden
Toch kon de Dutch Approach niet voorkomen dat er in de jaren zeventig en tachtig maar liefst 21 doden vielen bij aanslagen en gijzelingen. Het de-escalerende beleid zorgde er wel voor dat het geweld relatief meeviel in vergelijking met West-Duitsland, Engeland en Italië, die jarenlang in de greep van terreur waren.
Het is de vraag of de terreur van toen ook die van vandaag is. Is het weer tijd voor de Dutch Approach? Of behoort die definitief tot het verleden? Wat betreft het recente terrorisme heeft Nederland twee politieke moorden meegemaakt, maar de bloedigste aanslagen vonden vooralsnog elders in Europa plaats. De ergste terreur bleef op afstand, toch kan dat ons niet meer geruststellen.
Aan het einde van negentiende eeuw kwamen de eerste terroristen op. De reden hiervoor was dat dankzij de toenemende alfabetisering steeds meer mensen konden lezen, waardoor de krant een belangrijk pr-instrument werd. Terrorisme staat of valt bij media-aandacht.
Moderne terroristen
De eerste ‘moderne’ terroristen waren Russische anarchisten, die navolging vonden in de wankele Franse republiek. Eind negentiende eeuw bleef Nederland verschoond van terrorisme, al waren er soms dreigingen. In België vonden wel aanslagen plaats, en de Nederlandse politie was bevreesd dat dit zou overslaan. Soms waren er verontrustende aanwijzingen. Het redactioneel commentaar van een anarchistisch blaadje uit Den Haag bevatte in 1894 veel lof voor Emile Henry, die kort daarvoor was onthoofd, en suggereerde dat de ‘bommenmanie’ naar Nederland zou overslaan: ‘Het nakroost der geuzen is niet zoo ontaard of elke daad van vrijheidszin en onbuigzamen moed vindt in onze gemoederen nog altijd weerklank.’
De ultieme terrorist
Francois Koënigstein was de zoon van een Nederlandse vader en een Franse moeder, en groeide uit tot de ultieme terrorist van het einde van de negentiende eeuw. In 1892 werd hij in Parijs onthoofd voor het plegen van twee bomaanslagen op de woonhuizen van een rechter en een aanklager. Zijn bijnaam, Ravachol, werd bezongen in populaire liederen, en hij stond model voor een armejongensterrorist in twintigste-eeuwse films en romans.
De politie in Nederland hield de anarchisten nauwgezet in de gaten, helemaal toen in 1895 regentes Emma een tour door Nederland maakte om het volk kennis te laten maken met de nieuwe koningin. In diezelfde jaren sneuvelden koningen en prinsen bij bosjes, zoals de lieflijke ‘Sisi’ van Oostenrijk, die in 1898 door een anarchist werd gedood. Maar het bleef kalm achter de dijken.
Radicaal links
Na de eerste ‘anarchistische’ golf, volgde er een tweede, ‘antikoloniale’ golf, die duurde tot diep in de jaren zestig. Veel van deze terroristen bedienden zich eerder van guerrillatechnieken dan van bommen en revolvers. Kort daarop vormden zich in de jaren zestig en zeventig nieuwe terroristische groepen die een radicaal-linkse boodschap met geweld kracht wilden bijzetten. De tweede en de derde golf bereikten Nederland ongeveer gelijktijdig.
Dit is ook de context van de beroemde Molukse acties. Na de dekolonisatie van Indië zat Nederland behoorlijk in de maag met de Molukse strijders die door de Indonesische regering als collaborateurs werden gezien. Nederland liet de Molukkers toe, maar bracht ze onder in dezelfde kampen als waar de nazi’s de Joden hadden ondergebracht, tot ongenoegen van de Molukse gemeenschap. Toen in 1970 de Indonesische president Soeharto een bezoek zou brengen aan Nederland, toog een groep van Molukse mannen naar de woning van de Indonesische ambassadeur in Wassenaar, en voerde daar een rommelige, maar bloedige gijzelingsactie uit. Er viel één dode.
Niet staatsgevaarlijk: Nederlandse terroristen waren ‘soundmixklonen’
Vijf jaar later kaapten Molukse activisten een boemeltrein bij Wijster in Drenthe. Twaalf dagen hielden ze een groep reizigers onder schot. De gijzelnemers eisten onder meer de vrijlating van Molukse activisten, zodat die naar Benin konden vertrekken voor een terroristische training. De verwachting was dat de Nederlandse regering alle eisen snel zou inwilligen, maar de overheid koos voor het poldermodel. Ze stuurde onderhandelaars om met de kapers te overleggen en een compromis te vinden.
Dit was merkwaardig terreurbeleid. Bij de gijzeling in Wassenaar liepen Nederlandse bewindslieden, zoals Joseph Luns, doodleuk de gevarenzone in om poolshoogte te nemen. Ook de benadering van de kapers van 1975 maakte een naïeve indruk. Bij een tweede kaping in 1977 maakte de tactiek van het ‘doodvergaderen’ echter plaats voor die van het echte geweld. Speciaal getrainde antiterreureenheden bestormden de trein. Zes kapers vonden de dood.
Het einde van de Dutch Approach
Feitelijk was dat het einde van de Dutch Approach. De wilde jaren zeventig hadden Nederland toch angstig gemaakt, want niet alleen de Molukse activisten roerden zich. Geïnspireerd door de stadsguerrilleros van de Rote Armee Fraktion (RAF) in West-Duitsland en de ultralinkse Brigate Rosso (BR) in Italië grepen ook Nederlandse activisten naar de wapens.
Dit ging gepaard met internationalisering. Sommige leden van de radicaal-linkse Rode Jeugd namen deel aan trainingen in Zuid-Jemen, georganiseerd door het Volksfront voor de Bevrijding van Palestina. Op dergelijke trainingen waren ook leden van de Ierse terreurbeweging (IRA) aanwezig, evenals van de Baskische ETA. Hoewel ze verschillende doelen nastreefden, deelden ze een gemeenschappelijke tactiek: angst zaaien.
Mondiale terreurgolf
De door Mao geïnspireerde Rode Jeugd haalde vervolgens het nieuws door brand te stichten in Makro-supermarkten en bommen te plaatsen bij Philips-vestigingen in heel Nederland. Samen met de RaRa (de Revolutionaire of Radikale, Anti-Racistiese Actie, of Aksie) trokken ze Nederland mee in de mondiale terreurgolf. Hoewel beide organisaties gas terugnamen in de jaren tachtig, zou de RaRa in 1991 toch weer toeslaan. Ze legden het huis van PvdA-staatssecretaris Aad Kosto in de as, evenals een verdieping van het hotel waar de extreem rechtse Centrumpartij vergaderde.
Toch bleek dat de RaRa begin jaren negentig niet was uitgegroeid tot een wezenlijk staatsgevaar, en dat Nederlandse terroristen, in de woorden van René Zwaap in De Groene Amsterdammer, niet meer waren dan de ‘soundmixklonen’ van de Andreas Baader en Ulrike Meinhof van de RAF.
Grote aanslagen
De vierde golf begon in 1979. Dit was het jaar van de Iraanse revolutie en de Sovjet-inval in Afghanistan – twee gebeurtenissen die wereldwijd enorme gevolgen zouden krijgen. De vierde golf ging over religie – in de meeste gevallen over een zeer radicale interpretatie van de islam. Dit religieus geïnspireerde terrorisme ontwikkelde zich lange tijd op veilige afstand van Nederland: in het Midden-Oosten, in Afrika en in de Kaukasus.
Ferdinand Domela Nieuwenhuis verdacht
Aan het begin van de twintigste eeuw hielden buitenlandse veiligheidsdiensten Ferdinand Domela Nieuwenhuis, de bekendste Nederlandse anarchist, nauwgezet in de gaten. Zij meenden dat hij een belangrijke schakel was in de samenzwering van internationale anarchisten, de ‘Zwarte Internationale’ – met een verwijzing naar de Communistische Internationale. Nieuwenhuis distantieerde zich van de Zwarte Internationale, maar was er wel van overtuigd dat geweld ‘in sommige gevallen wel degelijk de aangewezen weg voor de arbeiders was, om terug te krijgen, wat de bezittende klassen hun hebben ontnomen’.
Pas in 2001, na 9/11, zou ook Nederland die golf van terreur en contraterreur gaan voelen. Grote geweldsuitbarstingen vonden plaats in het Midden-Oosten, de VS begonnen oorlogen in Afghanistan en Irak, en dramatische aanslagen volgden in Londen, Madrid, Parijs, Istanbul en Brussel.
Een grote terreuraanslag in Nederland vond nochtans niet plaats, maar de politieke moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh en de daaropvolgende volksopstanden verkruimelden Den Uyls nuchtere Dutch Approach voorgoed. Wim Kok bracht nog een wanhopige echo van Den Uyl door kort na de moord op Pim Fortuyn voor te stellen dat ‘we in godsnaam onze kalmte bewaren’. Tevergeefs: de angst kreeg vrij spel.
Het moderne terrorisme is, zoals hierboven beschreven, onlosmakelijk verbonden met media. Terroristen willen angst in het nieuws brengen en zo de samenleving ontwrichten, om daarna een revolutie te ontketenen. Er zijn wel historische en culturele argumenten te vinden waarom Nederland lang een marginaal hoofdstuk was in de geschiedenis van het terrorisme.
De huidige generatie terroristen bestaat uit volleerde mediamanipulators
Ooit karakteriseerden Piet de Rooy en Henk te Velde Nederland als het ‘land van kleine gebaren’. Juist de kleine gebaren van de Nederlandse regering zorgden ervoor dat de situatie met Molukse kapers, verdwaalde RaRa-activisten en mislukte RAF-klonen in de Rode Jeugd niet escaleerde. Dit was anders dan in West-Duitsland, waar de Bondsregering de RAF afschilderde als een levensgevaarlijk gezwel dat het land vanbinnen verteerde en waartegen enkel het grote gebaar hielp. Hierdoor groeide het clubje rondom Ulrike Meinhof in de verbeelding van velen uit tot een heroïsche voorhoede van een idealistische generatie. Zelfs in Nederland bestond veel bewondering voor de RAF.
Verbeeldingskracht
Een Dutch Approach zou niet meer werken in deze tijd. Dat komt door de mondialisering van de verbeelding: het nieuws komt niet meer alleen binnen via het achtuurjournaal, maar bijvoorbeeld ook via Twitter en Facebook. Er is geen politicus, journalist, rechter of intellectueel meer die de angst kan dempen. Terrorisme gaat over verbeelding, en die verbeelding heeft nu geen grenzen meer.
De huidige generatie terroristen bestaat dan ook uit volleerde mediamanipulators. Ooit moesten terroristen via geheimzinnige cellen en op gestencilde papiertjes contact zoeken met gelijkgestemde geesten. Met het vervagen van alle denkbare grenzen is Nederland nu volledig geïntegreerd in wat Beatrice de Graaf het ‘theater van de angst’ noemt. Historisch gezien lag Nederland altijd in de luwte van de grote golfbewegingen van het terrorisme, maar nu dat meer dan ooit is ingebed in de 24-uurs media-reality, ontkomen ook wij er niet langer aan.
Meer weten:
- Terrorism and Counterterrorism Studies (2015) van Edwin Bakker.
- Theater van de angst (2010) van Beatrice de Graaf is een standaardwerk.
- Niet bang om te sterven (2007) van Siem Eikelenboom beschrijft het terrorisme in Nederland.