De speelfilm Jeanne du Barry schetst een waarheidsgetrouw beeld van het wilde seksleven van Lodewijk XV, oordeelt historicus Thomas von der Dunk. Maar acteur Johnny Depp heeft de verheven manieren van de Franse koning niet onder de knie gekregen.
‘Dit is geen boek voor jonge meisjes,’ aldus begon W.C. Schönstedt, generaal-majoor b.d. te Velp, in 1927 het voorwoord van zijn Regeering en liefdeleven van Lodewijk XV. ‘Het is niet mogelijk,’ zo vervolgde hij, ‘over de regeering van Koning Lodewijk XV en Zijn liefdeleven te schrijven zonder het een en ander te vermelden, dat minder geschikt geacht moet worden om onder de oogen van jeugdige lezeressen te komen’ (jeugdige lezers waren klaarblijkelijk een minder groot probleem). En dat, terwijl Schönstedt de kennelijk écht scabreuze passages in de talloze door hem geciteerde spotgedichten door stippeltjes verving.
Meer historische verhalen lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Er zal in het vroegmoderne Europa amper een monarch aan te wijzen zijn, wiens naam zozeer verbonden is geraakt met wat in het Duits Mätressenwirtschaft genoemd wordt, als de man die van 1710 tot 1774 koning was van Frankrijk. Zijn onmatige seksuele gedrag was ook zijn tijdgenoten bekend. De details konden ook toen al beter verborgen blijven voor jonge meisjes, en niet slechts voor hen. Alleen lukte dat niet zo erg. Het in de huiselijke sfeer weinig christelijke gedrag van de Roy très Chrétien, zoals zijn officiële eretitel luidde, was een publiek geheim.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Ondeugd te paard
Op 20 juni 1763 werd in Parijs op de Place Louis XV, de huidige Place de la Concorde, een door Bouchardon ontworpen ruiterstandbeeld ingewijd. Aan de voeten van zijn paard waren vier vrouwelijke sculpturen aangebracht, die respectievelijk de Kracht, de Voorzichtigheid, de Gerechtigheid en de Vredelievendheid moesten verbeelden. Daags na de onthulling bleken op het monument de volgende vileine regels te zijn aangebracht:
Grotesque monument, infâme piedestal.
Les vertus sont à pied et le vice à cheval
(‘Grotesk monument, infaam voetstuk.
De deugden zijn te voet en de ondeugd te paard’)

Al eerder was iets soortgelijks zijn overgrootvader Lodewijk XIV overkomen, die voor hem gold als een navolgenswaardig heerser – in de praktijk vooral op het gebied van nachtelijke escapades. Acht jaar nadat in 1686 diens standbeeld op de Place des Victoires werd onthuld, verscheen een karikatuur waarin in plaats van de vier geketende vijanden op de hoeken van het originele monument zijn vier officiële maîtresses waren getekend, die nu omgekeerd de koning in ketenen hielden.
Uitlaatklep
Inderdaad: officiële maitresses. De maitresse-en-titre was een erkende functie aan het hof, die ook aan diverse andere absolutistische hoven bestond. In de tijd van door dynastieke belangen bepaalde gearrangeerde huwelijken vormde zij, als de wettige gemalin in bed niet erg beviel of de verhouding anderszins rigide bleef, een geaccepteerde uitlaatklep voor de driften van de monarch. In het geval van Catharina de Grote was het juist de tsarina die er de nodige minnaars op nahield. Wat Lodewijk XV in de ogen van zijn tijdgenoten echter negatief onderscheidde, was de deels weinig voorname komaf van zijn maîtresses, hun enorme spilzucht en hang naar luxe, en vooral het feit dat sommigen ook een politieke rol speelden. Dit gold vooral voor de fameuze Madame de Pompadour, die twee decennia lang de positie innam.

De koning was, nadat hij na het verwekken van tien kinderen uitgekeken was geraakt op zijn wettige gade Maria Lecszynska, nog op een redelijk hoog standsniveau begonnen. Zijn eerste maîtresses had hij vanaf 1738 gezocht onder de vijf dochters van de markies De Nesle, deels hofdames van de koningin. Zij hadden zich gretig aanboden – alleen van de vijfde is absoluut zeker dat die niets van eventuele koninklijke avances wilde weten. Sommige tijdgenoten vroegen zich af of Lodewijk, door het in dezelfde familie te houden, op het verwijt van promiscuïteit dacht te anticiperen.
Nadat de zusters De Nesle in 1744 ofwel waren overleden ofwel uit zicht verdwenen, kwam als maîtresse-en-titre al snel De Pompadour in beeld. Zij dankte haar eerste (bescheiden) adellijke titel – een voorwaarde voor elke positie aan het hof – aan een huwelijk. Zelf was zij van burgerlijke komaf, wat de wenkbrauwen van talloze adellijke dames – van wie sommigen zelf op de vacante baan van koninklijke bedpartner hadden gehoopt – hevig deed fronsen.
Plebejische afkomst
Rond 1750 was de koning op De Pompadour uitgekeken in bed, maar daarbuiten bleef zij zijn favoriet, met grote invloed op zijn personeelsbeleid. Om aan zijn nog steeds onstilbare seksuele verlangens te voldoen, zorgde De Pompadour voor de levering van nieuwe jonge vrouwen. Daarbij waakte zij er zorgvuldig voor dat die niet een bedreiging voor haar eigen positie zouden kunnen vormen.
Madame de Pompadour zorgde voor de levering van nieuwe jonge vrouwen
Voor deze als petites maîtresses betitelde dames werd in 1755 in Versailles een pand in het stadskwartier Parc-aux-Cerfs aangekocht. Het kreeg al snel de naam van een soort oosterse serail met een hele harem aan daartoe ontvoerde jonge meisjes, waar Lodewijk heimelijk zijn lusten zou hebben botgevierd. De werkelijkheid was toch iets prozaïscher. Er woonde maar één maîtresse tegelijk. Zij was volwassen, had soms een buitenechtelijke herkomst, en was soms keurig aangemeld door de ouders. En de koning kwam niet naar haar toe, want hij werd altijd beveiligd en kon zich niet ongezien buiten zijn paleis bewegen. Een maitresse bezocht de koning in zijn privévertrekken, die zij bereikte via geheime trappen en deuren. Na het overlijden van De Pompadour in 1764 werd deze praktijk nog even voortgezet, totdat het pied-à-terre in 1771 werd opgedoekt.
Intussen was er namelijk een laatste maîtresse-en-titre aangetreden: Jeanne Bécu. Dankzij een vooraf snel gearrangeerd huwelijk met een graaf, die vervolgens werd teruggestuurd naar zijn landgoed in de Languedoc, luidde haar officiële titel Comtesse du Barry. Desondanks was zij het meest omstreden van alle concubines met wie Lodewijk XV de lakens heeft gedeeld. Dat had te maken met haar ronduit plebejische en buitenechtelijke afkomst: haar moeder was naaister, haar vader onbekend (vermoedelijk een monnik uit een naburig klooster). En ook met haar door vervalsing van haar geboortepapieren aanvankelijk verdonkeremaande voorgeschiedenis, die onder meer werkzaamheden in een Parijs bordeel omvatte. Dat daaromtrent al spoedig de wildste roddels en geruchten rondgingen, liet zich niet vermijden.

De hovelingen vonden Madame du Barry aanvankelijk zo onaanraakbaar, dat het na haar eerste kennismaking met de koning eindeloos duurde voordat ze officieel aan het hof geïntroduceerd kon worden. Dat moest namelijk door een andere hoveling gebeuren. Slechts na veel zoeken bleek een bejaarde derderangs-barones bereid die dubieuze taak op zich te nemen, in ruil voor afbetaling van haar gigantische speelschulden.
Onwaarschijnlijk, maar correct
Voor filmregisseurs is Madame du Barry altijd een dankbare muze geweest. Tussen 1914 en 1954 zijn maar liefst acht films gemaakt met haar naam in de titel, plus nog vier waarin eveneens een hoofdrol voor haar is weggelegd. En nu is daar een negende aan toegevoegd, ook simpelweg Jeanne du Barry getiteld, met de regisseur Maïwenn als de titelpersonage en Johnny Depp als Lodewijk XV.
De film volgt, na een korte schets van de jeugd en adolescentie van Du Barry, haar opkomst en carrière aan het Franse hof. Die begint in 1768 en eindigt met het overlijden van de koning aan de pokken op 10 mei 1774, die automatisch haar val en vertrek impliceert. De opnames zijn grotendeels gemaakt in het werkelijke paleis van Versailles, in de spiegelzaal, in het park en op het voorplein. Dus niet op een fake-locatie, zoals dat bij films over de Oranjes wel eens het geval wil zijn, omdat Paleis Soestdijk of Huis ten Bosch daarvoor niet ter beschikking wordt gesteld. De enscenering van Jeanne du Barry is daardoor overdonderend en overtuigend.
Ook verder zit het wel goed met de historische betrouwbaarheid van deze film. Maïwenn veroorloofd zich slechts enkele feitelijke onjuistheden om een paar ingewikkelde bochten te kunnen afsnijden. Veel details en uitspraken van personages lijken op het eerste gezicht onwaarschijnlijk, maar zijn inderdaad in die vorm overgeleverd door tijdgenoten.
Veel details lijken onwaarschijnlijk, maar zijn inderdaad in die vorm overgeleverd
Zoals het nietszeggende handvol woorden dat de nieuwe dauphine Marie Antoinette, door de haatdragende dochters van de koning opgestookt, dan eindelijk onder zware druk van haar moeder Maria Theresia en de Oostenrijkse ambassadeur Mercy na anderhalf jaar van negeren met moeite tegenover Du Barry over haar lippen weet te krijgen: dat er vandaag toch erg veel mensen in Versailles zijn. Haar eindeloze schofferen van de favoriet van de koning bracht de alliantie tussen Wenen en Parijs in gevaar. En bij alle afschuw die de vroom-katholieke keizerin voor het overspelige gedrag van haar Franse collega koesterde, ging het staatsbelang voor.
Twee kampen
Even onwaarschijnlijk, maar evenzeer door ooggetuigen overgeleverd, is wat er gebeurde op het moment dat ten paleize bekend werd gemaakt dat Lodewijk XV was overleden. Er viel een donderend geraas te horen, omdat de hovelingen elkaar letterlijk verdrongen om maar zo snel mogelijk het vertrek binnen te kunnen stormen waar de nieuwe koning vertoefde, en deze als allereerste de eigen diensten te kunnen aanbieden. Zo’n wisseling van de wacht aan de top had immers vergaande consequenties voor de carrières van de hovelingen. Wie in ongenade viel, kon naar een of andere uithoek van het onmetelijke Franse platteland worden verbannen.
Dat was ook de reden – in de film niet uitgewerkt – dat het er kort vóór zijn overlijden hardhandig aan toeging aan het sterfbed van Lodewijk XV. Het hof was in twee kampen verdeeld: zij die uit eigenbelang hoopten dat hij zou blijven leven, en zij die om dezelfde reden hoopten dat hij zou sterven. De tweeden drongen aan op de komst van een biechtvader. Om vergeving van alle koninklijke zonden mogelijk te maken, zou vooraf Du Barry moeten worden verwijderd. En dat zou ook de val van haar gunstelingen met zich meebrengen. Die wilden dat uiteraard met alle geweld voorkomen. De hertog van Trousac dreigde de plaatselijke pastoor uit het paleisvenster te gooien als hij nog eenmaal het woord ‘biecht’ in de mond durfde te nemen. Een van Lodewijks dochters had de aartsbisschop van Parijs weten binnen te brengen, maar de hertog van Richelieu, eveneens van de tegenpartij, versperde hem aanvankelijk de toegang. Toen hij eindelijk de kamer van de stervende wist binnen te komen, viel de prelaat bijna flauw van de pestilente stank die de met puisten overdekte Lodewijk verspreidde. Dat laatste wordt dan weer wel in beeld gebracht.
De hertog van Trousac dreigde de plaatselijke pastoor uit het paleisvenster te gooien
Het is jammer dat de weinig verfijnd gebouwde Depp de koning soms te veel neerzet als een lomperik, met de armen op tafel zijn maaltijd weg stouwend als een bouwvakker. Lodewijk XV werd juist als zeer elegant beschreven. Ook privé bleef de koning altijd een koning, voor wie een bepaalde manier van praten en bewegen een tweede natuur geworden was. In combinatie met het voortdurende, hem van jongs af aan bijgebrachte besef van goddelijke uitverkorenheid en de vanzelfsprekendheid daarvan voor zijn hele omgeving, valt die tweede natuur voor een hedendaagse acteur heel moeilijk te imiteren. In dat opzicht is overigens wel de spoedcursus hoofse manieren die Du Barry als nieuweling van een koninklijke maîtressenmakelaar krijgt, best overtuigend. Er bestonden zelfs speciale handboeken voor hovelingen, met aanwijzingen hoe zich in bepaalde gevallen precies te gedragen en zich de juiste gezichtsuitdrukking aan te meten. Het advies was om regelmatig voor de spiegel te oefenen.
Onzichtbaar regeerder
De film concentreert zich sterk op de relatie tussen de koning en zijn laatste favoriet en versterkt daarmee het eenzijdige beeld dat lang van Lodewijk XV heeft bestaan. De politiek blijft buiten beeld, zoals die ook in de achttiende eeuw zelf buiten beeld bleef. De koning was in dat opzicht veel minder een lapzwans dan het cliché wil. Maar omdat hij schuchter en weinig welbespraakt was – een gevolg van een eenzame jeugd als wees – regeerde hij anders dan zijn voorganger. Terwijl Lodewijk XIV, met wie hij altijd vergeleken wordt, zich voortdurend nadrukkelijk in de openbaarheid manifesteerde, bestuurde Lodewijk XV onzichtbaar achter de schermen via briefpapier. Hij was intelligent en belezen, en zijn inzichten waren niet slecht. Alleen ontbrak het hem aan de moed en wilskracht om tegen de obstructie van adel en clerus de structurele fiscale hervormingen door te voeren die een opkomende bourgeoisie verlangde, en die aan de absurde bevoorrechte positie van die twee standen een einde zou maken.
Na zes decennia Lodewijk XV was Frankrijk bijna failliet. Onder Lodewijk XVI werd dat niet beter, en hoewel de nieuwe vorst niet aan maîtresses deed, bleven de geldverspilling en de ongehoorde luxe aan het hof voortbestaan. Net als zijn voorganger zag Lodewijk XVI weinig van zijn land buiten zijn eigen paleizen. In 1777 kwam keizer Jozef II op bezoek, die na een maand rondreizen Frankrijk al beter kende dan zijn zwager. De keizer schrok van wat hij aantrof. ‘Als jullie zo doorgaan,’ zo waarschuwde hij zijn spilzieke zuster, ‘dan volgt over tien jaar de revolutie, en die zal verschrikkelijk zijn.’ Dat had hij goed gezien.
