Op 22 februari 1944 bestookten Amerikaanse bommenwerpers Nijmegen. Ze wilden het spoorwegemplacement raken, maar troffen de binnenstad. Een kleine achthonderd mensen kwamen om, bijna evenveel als bij het Duitse bombardement op Rotterdam in mei 1940. Toch kreeg 22 februari 1944 geen prominente plaats in het collectief vaderlands geheugen.
Het was, schreef De Gelderlander in 1994, de ‘weggedrukte ramp’: onbespreekbaar, want aangericht door vrienden. De roep om dit zwijgen te doorbreken werd sindsdien steeds sterker; het werd de hoogste tijd dat de mensen die erbij waren hun verhaal konden doen. En dan moest ook de ‘ware toedracht’ van het bombardement maar eens onthuld worden, monkelden geïnteresseerde Nijmegenaren. Want ook daar zat een luchtje aan.
Geconfronteerd met deze onrust bood de Radboud Universiteit aan om een en ander eens grondig uit te zoeken. Het resultaat is Nijmegen 1944, de grondige studie van Joost Rozendaal naar het bombardement, naar de ‘granatentijd’ eind 1944, toen Nijmegen vijf maanden in de frontlinie lag, en de naoorlogse herinnering hieraan. Hoewel de auteur het niet met zoveel woorden zegt, kun je uit het boek niet anders concluderen dan dat alle wantrouwen en onvrede nogal overtrokken zijn.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Het bombardement blijkt wel degelijk een ‘stomme vergissing’ te zijn geweest
Stomme vergissing
Zo blijkt het bombardement wel degelijk, zoals De Gelderlander al in 1947 schreef, een ‘stomme vergissing’ te zijn geweest. De bommenwerpers maakten deel uit van een missie in Duitsland, die werd afgebroken vanwege slecht weer. Omdat ze inmiddels al boven vijandelijk gebied vlogen, besloten ze, conform de instructies, een target of opportunity te kiezen: spoorwegen, verkeersknooppunten, fabrieken of iets anders dat de moeite van het platgooien waard was.
Om andere geallieerde vliegtuigen te ontwijken moesten de vliegers twee ingewikkelde draaien maken, waardoor ze niet alleen enigszins gedesoriënteerd raakten, maar ook aan de andere zijde van de grens. Vervolgens zagen ze een hun onbekende stad met een fraai spoorwegemplacement voor zich, en besloten dat aan te vallen.
Met deze reconstructie weerlegt Rosendaal het ingeburgerde verhaal dat de Amerikaanse vliegers Nijmegen aanzagen voor Goch of Kleef. Maar om nu te zeggen, zoals de auteur deed in de kranten, dat het bombardement ‘geen vergissing’ was, is een beetje hijgerig. Hij concludeert namelijk dat de vliegers zich ofwel niet realiseerden dat hun doelwit in Nederland lag, ofwel niet wisten dat het verboden was targets of opportunity te zoeken in bezet gebied. Hoe je dat ook wilt noemen, opzet was het in ieder geval niet.
Blik vooruit, niet klagen
Dat het bombardement na de oorlog niet besproken mocht worden, blijkt evenmin uit Rosendaals gedetailleerde reconstructie. Naar onze maatstaven werd het bombardement weliswaar lange tijd vrij summier herdacht, maar dat gold evenzeer voor de ‘granatentijd’, die nog meer slachtoffers had gemaakt, grotendeels door Duitse explosieven. De geringe aandacht had blijkbaar minder te maken met de herkomst van de bommen dan met de wederopbouwmentaliteit: blik vooruit, niet klagen en niet te veel herdenken, want dat kost productie.
Men lijkt in Nijmegen al vlug een bevredigende duiding van het rampjaar ’44 te hebben gevonden: het was een offer
Verdringing van een trauma, denken wij dan al snel. Té snel misschien, want eigenlijk lijkt men in Nijmegen al vrij vlug een bevredigende duiding van het rampjaar 1944 te hebben gevonden: het was een offer. ‘God kastijdt hen die Hij liefheeft,’ hield de lokale geestelijkheid haar kudde voor. En wie iets minder ophad met dit soort liefde zag de verwoeste binnenstad als de as waar een nieuwe en betere stad uit oprees – ‘leed dat nodig was om het herrijzende Nijmegen van na de oorlog te brengen’ noemde historicus Rogier het in 1954.
Die lelijke wederopbouwstad als feniks, de doden als offer – we zouden er nu niet meer op komen, maar destijds voldeed het. Toen schoenverkoper Holland zijn bij het bombardement geheel vernietigde winkel in 1951 heropende, werd plechtig een – tamelijk lelijke – wandschildering onthuld van de wondervogel, ontstijgend aan de puinhopen, waarin acht kruizen zijn te ontwaren voor de mensen die onder het puin van zijn winkel waren omgekomen. Onder hen Hollanders vrouw en zijn vier kinderen.
Misschien dat onze schoenverkoper een door clerus en staat opgelegd model volgde dat voor zijn persoonlijk leed geen plaats bood. Maar het zou ook kunnen dat hij de wederopbouwmentaliteit oprecht deelde. Een ideaal therapeutisch klimaat was dat waarschijnlijk niet, maar dat bieden de huidige doofpottenparanoia en verongelijktheid over vergeten leed evenmin.
Bart van der Boom is historicus aan de Universiteit Leiden en auteur van ‘We leven nog’. De stemming in bezet Nederland (2003).
Joost Rosendaal
Nijmegen 1944. Verwoesting, verdriet en verwerking
336 p. Vantilt, € 19,50
Meer lezen
Op deze site kunt u meer lezen over het Bombardementsonderzoek van de Radboud Universiteit Nijmegen.