Home Opkomst en ondergang van de DAF-personenauto

Opkomst en ondergang van de DAF-personenauto

  • Gepubliceerd op: 9 november 2006
  • Laatste update 23 feb 2024
  • Auteur:
    Martijn Lak
  • 13 minuten leestijd
Opkomst en ondergang van de DAF-personenauto

DAF-personenauto’s groeien in de jaren zestig uit tot een begrip. Hoewel sommigen de Dafjes omschrijven als ’truttenschudder met jarretelaandrijving’, worden er honderdduizenden exemplaren van het autootje met het ‘pientere pookje’ verkocht. In de jaren zeventig is het DAF-tijdperk echter even snel voorbij als het was begonnen.

Op vrijdag 7 februari 1958 is de Amsterdamse RAI afgeladen vol. Al weken gonst het van de geruchten: DAF zal voor het eerst sinds Spyker een Nederlandse personenwagen gaan produceren. Hoewel journalisten al wekenlang proberen een van de testauto’s te fotograferen, is het bedrijf erin geslaagd geheim te houden wat het gaat onthullen. Het is bij DAF een ware sport geworden al te nieuwsgierige ogen door camouflage te misleiden; in het uiterste geval worden indringers door de ‘knokploeg’ getrakteerd op een straal blusschuim.

Meer historische context bij het nieuws? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Onder de slogan ‘DAF Variomatic automatisch de beste’ wordt de DAF 600 aan het publiek gepresenteerd. In de RAI verdringen zich tienduizenden om deze revolutionaire auto met Variomatic te aanschouwen. De presentatie van de personenauto is een overweldigend succes: na afloop van de RAI heeft DAF al 4000 orders binnen. Vakbladen reageren enthousiast, de buitenlandse pers is lovend. Koppen als ‘Sensationeller holländischer Wagen’ en ‘Autowunder’ komen veelvuldig voor. Een Engelse journalist zou graag Britse ontwerpers complimenteren met zo’n prestatie, ‘but I regret to say that the car was produced in Holland’.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Geestelijk vader van de eerste DAF-personenwagen is Hub van Doorne. Samen met zijn zes jaar jongere broer Wim is hij de grondlegger van DAF, dat in Nederland zal uitgroeien tot een begrip. Hub wordt geboren op maandag 1 januari 1900 in het Limburgse America als middelste in een gezin van vijf kinderen. Vader Martinus bestiert een kleine dorpssmederij in het dorp in de Peel, op dat moment een van de armste streken van het land. De jonge Hub is vaak in de werkplaats van zijn vader te vinden en doet er de nodige technische kennis op.

In 1912 verhuizen het gezin Van Doorne en de smederij naar het Brabantse Deurne. Datzelfde jaar overlijdt vader Martinus, 41 jaar oud. Hub is te jong om het bedrijf over te nemen, en gaat in dienst bij een pachter, waar hij verder wordt opgeleid tot smid. Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog gooit roet in het eten. De pachter wordt gemobiliseerd, en de 14-jarige Hub kan het vertrouwen van de klanten niet behouden: de smederij moet haar deuren sluiten. Hub solliciteert vervolgens tevergeefs bij Philips: zijn rekentest wordt met een onvoldoende gehonoreerd. Uiteindelijk vindt hij emplooi bij de reparatiewerkplaats van de firma Jos Mandigers. Als hij daar een schuivenmotor voor de Eindhovense bierbrouwer Huenges repareert, is die daar zo van onder de indruk dat hij Hub financiële steun aanbiedt, mocht hij voor zichzelf willen beginnen. Na rijp beraad is het in 1928 zover: met een startkapitaal van 10.000 gulden en in een ruimte van vier bij vier meter richt Hub samen met Wim te Eindhoven de ‘CV Hub van Doorne’s Machinefabriek’ op.

Aanvankelijk bestaat de productie uit magazijnrekken, stalen ramen, werkbanken en transportbanden; daarnaast verricht het bedrijf constructiewerkzaamheden. Al snel na het oprichten van de fabriek breken slechte economische tijden aan door de beurskrach van New York, oktober 1929. Desondanks stijgt het aantal personeelsleden naar zestig. Onder de opdrachtgevers bevinden zich Philips en de gemeente Eindhoven. Hubs ware passie ligt echter ergens anders, namelijk bij auto’s. In 1926 construeert hij een trapauto, die twee personen nodig heeft om hem vooruit te krijgen. Twee jaar later volgen twee kleine bestelwagens. Eén van de twee vliegt al spoedig in brand, en wordt omgebouwd tot aanhanger. Het wordt al snel duidelijk dat DAF zich zal toeleggen op het vervaardigen van aanhangers en, vooral, auto’s. Als Hub van Doorne zijn bedrijf in 1932 de naam ‘Van Doorne’s Aanhangwagenfabriek N.V. DAF’ meegeeft, heeft hij al in zijn hoofd dat die ‘A’ later misschien ook voor ‘Automobielfabriek’ zou mogen staan.

Vaderlandsch hart

In 1932 rijden er in Nederland ongeveer 10.000 vrachtwagens en 30.000 personenauto’s rond. DAF slaagt er aanvankelijk niet in haar eigen auto-industrie van de grond te krijgen. De Nederlandse economie verkeert in de jaren dertig in een diepe crisis, en bovendien wordt de voorkeur gegeven aan de productie van aanhangers, opleggers en militaire voertuigen. Vooral die legerauto’s vinden gretig aftrek bij de Nederlandse regering.

Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werken 280 mensen in de DAF-fabriek. De bezettingsjaren zijn niet gemakkelijk voor het bedrijf: de activiteiten staan op een laag pitje en het kost de grootste moeite de opdrachten van het Duitse leger af te houden en de orders waar DAF niet onderuit kan zo langzaam mogelijk uit te voeren. Hub probeert te voorkomen dat zijn medewerkers worden ingezet in de Arbeitseinsatz. Zijn opzet slaagt: slechts 25 mannen belanden toch in Duitsland. Bij Philips ligt dat aantal veel hoger.

Het kost DAF grote moeite opdrachten van het Duitse leger af te houden

De oorlog krijgt echter een staartje. In de nacht van 17 op 18 oktober 1944 – precies één maand na de bevrijding van Eindhoven – doet de plaatselijke arrestatieploeg van de Binnenlandse Strijdkrachten een inval bij DAF. Alle papieren en bescheiden worden in beslag genomen en er start een onderzoek naar het gedrag van de DAF-leiding gedurende de bezettingsjaren. Een oud-personeelslid van DAF, J.W.M. van Brunschot, heeft een aanklacht ingediend tegen de broers Van Doorne. Deze Van Brunschot was tot voorjaar 1944 vertegenwoordiger geweest bij DAF, maar was ontslagen omdat hij had geweigerd hem opgedragen werkzaamheden ten behoeve van de Wehrmacht uit te voeren. Van Brunschot is er heilig van overtuigd dat de gebroeders Van Doorne zich ‘zwaar hebben misdreven ten nadeele van het vaderland, omdat zij de Duitsche belangen hebben voorgestaan en bevoordeeld’.

De Van Doornes krijgen steun van Frits Philips. Hem is niks ter ore gekomen, zo verklaart hij, over onvaderlandslievend gedrag van de broers: ‘De beide Heeren van Doorne zijn mij bekend als bijzonder kundige industriëlen met een warm-voelend Vaderlandsch hart’. Het onderzoeksrapport concludeert dat er geen redenen bestaan de firma Van Doorne van stelselmatige samenwerking met de Duitsers te beschuldigen.

Later zou blijken dat DAF wel degelijk voor 10 miljoen gulden oorlogsmateriaal voor de Wehrmacht heeft vervaardigd. Tot een veroordeling van DAF en de broers Van Doorne is het echter niet gekomen. Het is bovendien de vraag of DAF de orders van het Duitse leger had kunnen weigeren. Net als alle andere daarvoor in aanmerking komende bedrijven was DAF ingeschakeld in de Duitse oorlogsindustrie; veel meer dan vertragen kon het bedrijf waarschijnlijk niet.

Rage

Hub werkt in de oorlog een aantal ideeën voor voertuigen uit. Een daarvan leidt tot het prototype van een eenpersoonsauto. Het voertuig is slechts 75 centimeter breed: het moet door elke normale huisdeur naar binnen kunnen. Hub ziet in deze ‘rijdende regenjas’ een alternatief voor de fiets van oudere verpleegsters en fabrieksarbeiders in het verarmde naoorlogse Europa. Het is de bedoeling een serie van duizend van deze autootjes, die de naam Dafke krijgen, aan te bieden, voor 350 gulden. De serie wordt echter nooit gemaakt. Hub schenkt zijn Dafke aan een circusclown, die er nog jarenlang mee optreedt.

Er komt vooralsnog dus weinig van het bouwen van personenauto’s. Het opstarten van een vrachtwagenfabriek verdringt de plannen daarvoor naar de achtergrond. De personenauto is echter nooit weg uit Hubs gedachten. Tijdens de opening van de vrachtwagenfabriek in 1950 lekken plannen uit voor een personenauto met een 2,5-liter motor, die moet worden gepositioneerd tussen de populaire Citroën en de meer gangbare Amerikaanse auto’s. Maar ook dit plan wordt nooit uitgewerkt.

Al die mislukte, half-uitgewerkte plannen en prototypes vormen wel de basis voor de DAF 600 zoals die uiteindelijk in 1959 het licht ziet. Die eerste personenauto van DAF is een bijzonder product. De 22 pk geven het voertuig een topsnelheid van 90 kilometer per uur. Het geheel weegt slechts 575 kilo en rijdt 17 kilometer op 1 liter benzine. Net als de conventionele automaat heeft de Daf slechts twee pedalen: een gas- en een rempedaal. Het standaardmodel doet 3980 gulden, de luxe-uitvoering 4380. De voorzitter van de Koninklijke Nederlandsche Automobiel Club neemt de eerste DAF 600 op 23 maart 1959 in ontvangst.

De DAF-personenauto groeit in no time uit tot een rage. Het product wordt op een gunstig moment gelanceerd: door de stormachtige ontwikkeling van de Nederlandse economie en de daaruit voortvloeiende welvaart zijn meer en meer Nederlanders in staat een auto aan te schaffen. DAF wordt, net als vliegtuigbouwer Fokker en luchtvaartmaatschappij KLM, onderwerp van Nederlandse trots. Sommige klanten kiezen puur voor een Daf omdat het een Nederlands product is. Zelfs koningin Juliana gebruikt het autootje in haar vrije tijd en op vakantie. DAF groeit uit tot een begrip. In 1959 worden zo’n 700 auto’s geproduceerd, in 1961 al 16.000, in 1962 meer dan 23.000, en in 1964 loopt de 100.000ste Daf van de band.

Zelfs koningin Juliana gebruikt het autootje in haar vrije tijd en op vakantie

Zijn grote populariteit dankt de eerste DAF-personenauto vooral aan een nieuw technisch hoogstandje: de variomatische aandrijving, oftewel Variomatic. De bestuurder hoeft niet meer tussen vijf verschillende versnellingen te schakelen: de auto ‘schakelt’ zelf naar een hogere of lagere versnelling dankzij de ingenieuze vinding van Hub van Doorne; de chauffeur hoeft alleen nog maar gas te geven en te remmen. Bij het publiek krijgt deze Daf al snel de bijnaam ‘de auto met het pientere pookje’.

Hub en Wim zijn de drijvende krachten achter het DAF-concern. Hub treedt door zijn technische vindingen meer voor het voetlicht dan zijn jongere broer, die vooral het zakelijke inzicht heeft. DAF is omschreven als een patriarchaal bestuurd familiebedrijf. De Van Doornes maakten het bedrijf groot. Al in een vroeg stadium wordt voor de medewerkers een pensioenfonds opgericht. Het personeel voelt zich één met de Van Doornes. Illustratief is de uitspraak: ‘Hij is bij Philips, maar ik werk bij DAF.’ Hub maakt geregeld een rondgang door de fabriek en deelt schouderklopjes en sigaretten uit. Werknemers gaan voor ‘meneer’ Hub en ‘meneer’ Wim door het vuur. Met een gift van 1 miljoen voor het personeel neemt Hub in 1965 afscheid.

De zaken gaan goed, uitbreiding is noodzakelijk. Op 17 december 1966 maakt Wim bekend dat in Born een nieuwe personenwagenfabriek zal worden gebouwd. Door de sluiting van de mijnen komen er veel arbeidskrachten beschikbaar. Minister van Economische Zaken Joop den Uyl juicht de komst van de DAF-personenwagenfabriek in Born toe: na het sluiten van de kolenmijnen is er dringend behoefte aan vervangende werkgelegenheid. Den Haag geeft dan ook een forse lening van 100 miljoen gulden, de Economische Gemeenschap voor Kolen en Staal doet daar nog eens 35 miljoen bij. Uiteindelijk vinden ongeveer 900 ex-mijnwerkers hun weg naar de fabriek, die door koningin Juliana op 27 juni 1968 wordt geopend.

Dameswagentje

Ondanks het succes is er ook de nodige kritiek. Door sommigen wordt de Daf schamper een ’truttenschudder met jarretelaandrijving’ genoemd. Mede om die kritiek te weerleggen ziet in september 1961 de sportievere DAF 750 het levenslicht, in de volksmond algauw bekend als ‘Daffodil’. In een advertentie wordt deze auto omschreven als ‘een wagen die zijn tijd vooruit is voor mensen die bij de tijd zijn’.

De Variomatic blijkt echter zowel een sterkte als een zwakte. De auto is zeer eenvoudig te besturen, maar de meeste Nederlanders die hebben leren schakelen, vinden de automaat kinderachtig. Van dat imago komt de Daf eigenlijk niet meer af, al presteren Dafjes goed in rally’s en racewedstrijden. Wim van Doorne verwoordt dat in een interview in 1971 als volgt: ‘De Daf werd vooral in de beginjaren een ouden-van-dagen-wagentje genoemd, een dameswagentje. Dat kwam natuurlijk door die automatische versnelling. Dat hebben wij nooit voorzien. Toen we in 1958 voor het eerst met een personenwagen op de markt kwamen waarbij je niet meer hoefde te schakelen, dachten we alleen maar: dit is geweldig, dit wordt het helemaal.’

Status wordt echter steeds belangrijker bij het kiezen van een auto, en wat is dan mooier dan een buitenlandse auto? Het enthousiasme voor de prestaties van DAF blijft bestaan, maar wordt niet meer automatisch vertaald in de aankoop van een nieuwe Daf.

Ondanks de kritiek en het oubollige imago blijft de Daf goed verkopen, in 1968 heeft DAF een marktaandeel van 7,7 procent. Het bedrijf – voortdurend is door deskundigen gezegd dat Nederland een te kleine afzetmarkt heeft voor een auto-industrie – zoekt ook afzet in het buitenland. De verwachtingen voor de export naar Amerika zijn hooggespannen: auto’s met een automatische versnellingsbak zijn daar volledig geaccepteerd en nergens worden zoveel auto’s verkocht als daar. Het wordt echter geen succes: door de strenge Amerikaanse eisen op het gebied van veiligheid verkoopt DAF er slechts een paar honderd auto’s.

Kroonprins Willem-Alexander in een open DAF.

Meer succes heeft DAF in België, Groot-Brittannië en Duitsland, waar in 1971 ruim 15.000 Dafjes worden verkocht. Uiteindelijk blijft zo’n 35 procent van alle Dafjes in Nederland. België, Duitsland en Frankrijk nemen ieder ongeveer 15 procent van de productie, gevolgd door Engeland en Italië met 6 procent. De rest waaiert uit over de hele wereld.

Als Wim van Doorne in 1971 de leiding overdraagt aan een nieuwe generatie Van Doornes, zijn de DAF-auto’s nog altijd ongekend populair. De productie stijgt navenant: in 1971 verlaten 82.500 personenauto’s de fabriek, in 1972 maar liefst ruim 91.000 exemplaren. In dat jaar neemt Volvo een aandeel van 33 procent in de personenwagenfabriek, die wordt omgedoopt tot DAF-Car BV. 1973 is het laatste jaar van groei, er rollen bijna 100.000 Dafjes van de band, waarvan 75 procent wordt geëxporteerd.

Dan gaat het mis. Sommigen wijzen de oliecrisis van 1973 en de stijgende brandstofprijzen aan als oorzaak van het eind van de ongekende groei van DAF. Dat wekt verbazing: de Daf rijdt immers 1 op 17, dus je zou verwachten dat een zo zuinige auto dan juist extra goed verkoopt. Dat is echter niet het geval. De economie verkeert in zware tijden en bovendien loopt de inflatie op. De verkoop stagneert, en daalt van ruim 26.000 in 1972 naar 21.000 in 1975. DAF ondervindt veel hinder van de concurrentie van Japanse auto’s, die in de jaren zeventig in steeds grotere aantallen op de Nederlandse wegen verschijnen. Door het reeds ingezette, en – toegegeven – pretentieuze expansieprogramma, met vernieuwing van alle typen, loopt de voorraad op en moet de productie worden teruggebracht. De band met Volvo wordt niettemin hechter en hechter. De dealers van Volvo en DAF gaan beide merken invoeren. In 1975 wordt het Zweedse autobedrijf voor 75 procent eigenaar van DAF’s personenautodivisie.

Een nieuw type DAF komt er niet meer. Bij de overname door Volvo op 1 januari 1975 beschikte DAF over een ontwerp dat vrijwel beschikbaar is voor productie. Deze auto komt als Volvo 343 op de markt. De fabriek in Born produceerde nog enige tientallen jaren onder de naam NedCar Volvo-modellen, tot in 2001 het Japanse concern Mitsubishi Motors eigenaar wordt van NedCar. De DAF-personenauto’s, waarvan er zo’n 820.000 zijn geproduceerd, zijn na 1975 definitief verleden tijd. De geestelijke vaders van DAF overlijden niet lang na de overname door Volvo: Wim van Doorne op 3 mei 1978, Hub van Doorne op 23 mei 1979.