Home Oorlogsfoto’s van amateurs

Oorlogsfoto’s van amateurs

  • Gepubliceerd op: 18 april 2003
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    René Kok

Direct na de oorlog begon het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie met het verzamelen van amateurfoto’s, om de bezettingstijd zo goed mogelijk vast te leggen. De laatste jaren groeit de belangstelling voor foto’s uit het dagelijks leven.


Twee dagen na de Duitse capitulatie in Wageningen, op 8 mei 1945, opende het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie zijn deuren. Het initiatief daartoe kwam van de Amsterdamse hoogleraar N.W. Posthumus, die voor de oorlog ook het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis had opgericht. Doel van het instituut was om de Duitse en Japanse bezetting zo goed mogelijk vast te leggen. Voor foto’s werd een aparte afdeling opgericht. Kisten vol foto’s uit alle windstreken arriveerden op de Amsterdamse Herengracht. Het betrof geconfisqueerd fotomateriaal van bladen als Volk en Vaderland, Duitse en Japanse propagandafoto’s en foto’s van Duitse en geallieerde oorlogsfotografen. Opmerkelijk was het grote belang dat aan amateurfotomateriaal werd gehecht. Chef van het instituut Loe de Jong sprak erover in zijn wekelijkse radiopraatje en deed in het fototijdschrift Focus een wervende oproep. ‘Fotografen! Het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie doet een beroep op U.’
        De Jongs oproepen hadden succes. Duizenden amateurfoto’s werden opgestuurd of persoonlijk afgeleverd. Het zijn vooral deze amateurfoto’s die de fotocollectie van het NIOD bijzonder maken. Bij een bezoek aan het Imperial War Museum in Londen valt het op hoe eenzijdig de daar berustende fotocollectie is. De miljoenen foto’s van Britse oorlogsfotografen zijn soms indrukwekkend, soms nietszeggend, maar ze hebben één overeenkomst: alle foto’s zijn de militaire censuur gepasseerd. De bezoeker zal er tevergeefs zoeken naar beelden van gesneuvelde of gewonde Britse soldaten of burgerslachtoffers. Daarnaast zijn ook beelden van het gewone, dagelijks leven in oorlogstijd nauwelijks te vinden.

Duitse parachutisten
Voor de Nederlandse amateurfotografen veranderde er na de Duitse inval op het eerste gezicht niet veel. In de etalages van fotowinkels werd een mededeling opgehangen: ‘Men mag wederom fotografeeren!’ De verordening van de Nederlandse opperbevelhebber, generaal Winkelman, waarin met het oog op de oorlogsdreiging aan het fotograferen in de openlucht beperkingen waren verbonden, was weer ingetrokken. Mede door dit verbod hadden amateurfotografen tijdens de meidagen van 1940 niet veel gefotografeerd.
        Maar zoals altijd waren er uitzonderingen. Een inwoonster van Den Haag fotografeerde de landing van Duitse parachutisten boven de stad. Haar foto werd in grote aantallen gereproduceerd en in de vorm van een ansichtkaart tijdens de eerste maanden van de bezetting heimelijk verkocht. Van de opbrengst werd De Geus, een van de vroegste illegale bladen, mede gefinancierd. (Foto 1) Ook het Duitse bombardement van Rotterdam werd door veel Rotterdammers vastgelegd. Van de brandende stad en de verwoestingen zijn veel foto’s in omloop, maar zowel bij het NIOD als bij het Gemeentearchief Rotterdam zijn opvallend genoeg geen foto’s te vinden van omgekomen of gewonde burgers.
        In de eerste weken van de bezetting was er voor hobbyisten genoeg te fotograferen. Velen trokken er met de fiets op uit om de gevolgen van de strijd op de Grebbeberg, het grote aantal opgeblazen bruggen in het land en neergeschoten Duitse vliegtuigen in de omgeving van Den Haag te fotograferen. Wel bestond er onzekerheid over wat onder de nieuwe omstandigheden nu wel en niet gefotografeerd mocht worden. Om aan alle onduidelijkheid een einde te maken kwam Arthur Seyss-Inquart begin augustus 1940 met richtlijnen. De rijkscommissaris bepaalde dat er in de buitenlucht vrij kon worden gefotografeerd, uiteraard met uitzondering van Duitse militaire installaties. Pas op 20 november 1944 vaardigde hoofd van de Duitse politie Hanns Alwin Rauter een verbod uit voor het maken van opnamen in de openlucht. Voornaamste reden voor deze Duitse maatregel was de nadering van de geallieerde troepen, die in de maand september van dat laatste oorlogsjaar ook Nederlands grondgebied hadden bereikt. Foto’s zouden de vijand gemakkelijk gedetailleerde informatie kunnen verschaffen over de Duitse posities.
        Hindernissen waren er van meet af aan wel voor de amateurfotografen. Zo werd het al snel moeilijk om aan fotomateriaal te komen. De belangrijkste beperking was evenwel een zelfopgelegde terughoudendheid. Mogelijke compromitterende situaties werden uit eigen beweging niet vastgelegd. Veel burgers voelden instinctief aan wat de bezetter onwelgevallig zou kunnen zijn, of waren bang de aandacht te trekken door openlijk een camera te hanteren. Zij die fotografeerden – en dat waren er niettemin velen – hadden naast de gebruikelijke huisje-boompje-beestjetaferelen vooral oog voor de elkaar snel opvolgende veranderingen in het dagelijks leven en voor Duitse propaganda-uitingen. Toevallige getuigen in het bezit van een fototoestel legden echter soms ook ingrijpende gebeurtenissen vast: razzia’s, deportaties, sabotageacties, onderduikers en zelfs executies. (Foto 2)

Knokploegen
De door de Duitse censuur vrijgegeven foto’s geven uiteraard vaak een gekleurd beeld van de Duitse bezetting. Maar ook de foto’s van het ‘echte’ verzetswerk in de fotocollectie van het NIOD blijken niet altijd betrouwbare informatie te bevatten. Nadere bestudering leert dat veel van deze opnamen na de bevrijding zijn gemaakt. Medewerkers van de illegale pers namen nog een keer glimlachend plaats achter de stencilmachines en medewerkers van de Knokploegen, het gewapend verzet, demonstreerden op fraai uitgelichte foto’s hoe een brug werd opgeblazen. Niet bepaald foto’s die een treffend beeld geven van de grote risico’s en de problemen waarmee het illegale werk gepaard gingen.
        In de naoorlogse jaren hebben amateurfotografen vooral foto’s van specifieke oorlogsomstandigheden naar Oorlogsdocumentatie gestuurd. Beelden van het gewone gezinsleven en alledaagse gebeurtenissen bleven in het eigen fotoalbum. Men kon zich kennelijk niet voorstellen dat de familiekiekjes voor buitenstaanders ooit van belang zouden kunnen zijn. De laatste jaren groeit de belangstelling voor alledaagse amateuropnamen. Vooral bij bestudering van facetten uit het dagelijks leven in bezettingstijd kan dankbaar gebruik worden gemaakt van amateurfoto’s. Een dagje winkelen in Amsterdam, een zonnig dagje op het strand, een bruiloft of een vakantie – deze foto’s illustreren treffend hoe het leven in de eerste oorlogsjaren zoveel mogelijk gewoon doorging. (Foto 3 en 4)

René Kok is beheerder van de fotocollectie van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie. Met Erik Somers stelde hij Het 40-45 boek. Fotocollectie Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (2002) samen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.