Home Noord-Iers activiste Bernadette Devlin

Noord-Iers activiste Bernadette Devlin

  • Gepubliceerd op: 27 augustus 2008
  • Laatste update 12 apr 2023
  • Auteur:
    Maurice Blessing
  • 15 minuten leestijd
Noord-Iers activiste Bernadette Devlin

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Historischnieuwsblad.nl? U bent al lid vanaf €1,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

De Noord-Ierse burgerrechtenactiviste Bernadette Devlin wilde een rechtvaardig, verenigd en verbroederd Ierland. Ze kreeg een burgeroorlog die dertig jaar zou aanhouden. Wat was haar rol in de spiraal van geweld tijdens de Troubles?

De 17-jarige wever Jacky Duddy uit het katholieke getto Creggan Heights in het Noord-Ierse Londonderry (‘Derry’ voor katholieken), moet opgewonden hebben uitgekeken naar de illegale protestmars die de Northern Ireland Civil Rights Association (NICRA) voor die glasheldere januaridag had aangekondigd. Het arbeidersgezin met vijftien kinderen ging als gebruikelijk naar de ochtendmis. Ze gebruikten gezamenlijk de warme maaltijd in het vervallen driekamerappartement dat de gemeente hun had toegewezen.

Jacky trok zijn mooiste rode overhemd aan en vroeg zijn afwassende zusters uitdagend: ‘Denken jullie dat Bernie me zo leuk zal vinden?’ Luttele uren later was hij dood. In het aanpalende katholieke getto de Bogside had een Britse paratroeper Jacky in de borst geschoten. Die dag – 30 januari 1972, oftewel Bloody Sunday – zouden nog dertien andere arbeiders worden gedood tijdens een bloedige confrontatie tussen Noord-Ierse katholieke burgers en het Britse leger.

De ‘Bernie’ die Jacky hoopte te imponeren was een 24-jarige activiste met een gedrongen postuur, kastanjebruin haar en opvallend felle, lichtgroene ogen. Ze heette Bernadette Devlin en was niet alleen een prominent burgerrechtenactiviste, maar ook afgevaardigde in het Britse parlement. Ze zou die middag als eerste een toespraak houden op een braakliggend veldje aan de grens van Creggan en de Bogside, ‘Free Derry Corner’ gedoopt.

Devlin herinnerde zich later dat ze net de megafoon aan haar mond had gezet toen het schieten begon. ‘Ik riep tegen de mensen dat het leger alleen maar óver onze hoofden schoot, maar op datzelfde moment besefte ik dat het regelrecht in de menigte vuurde.’ Devlin dook op de grond en zag ‘duizenden’ om haar heen hetzelfde doen. ‘Ik schreeuwde dat iedereen beneden kniehoogte moesten blijven en zo snel mogelijk uit het schootsveld moest kruipen.’

Het grootste deel van de avond besteedde de activiste aan het identificeren van de doden en gewonden en het verwittigen van de families. In 2001 zou ze tegenover de officiële onderzoekscommissie van Lord Saville – die twaalf jaar onderzoek deed naar de ware toedracht van de schietpartij – verklaren dat ze vanaf dat moment het geweld tegen de Britse staat had gesteund.

Volksrepubliek

Bernadette Devlin wordt op 23 april 1947 geboren in een katholieke wijk van het Noord-Ierse Cookstown. Ze suggereert in haar autobiografie dat haar vader in die tijd deel uitmaakt van het Ierse Republikeinse Leger (IRA), dat van 1956 tot 1962 in het noorden een vergeefse guerrillaoorlog voert voor een ‘verenigd, onafhankelijk en democratisch’ Ierland. Het is niet duidelijk hoe politiek actief haar vader in werkelijkheid is – en ook doet ze erg geheimzinnig over zijn overlijden in 1956, volgens haar aan een hartaanval –, maar zeker is dat Bernadettes jeugdjaren gedrenkt zijn in republikeinse retoriek.

‘Ik kan me herinneren dat toen ik vier of vijf jaar oud was,’ zo vertelt ze in 1972 aan de Playboy, ‘mijn vader ’s avonds naast mijn bed ging zitten en me verhaaltjes vertelde. Geen sprookjes over kabouters en prinsessen, maar verhalen over de tijd dat ons land nog onafhankelijk was. Hij vertelde over de Britse invasies en de Ierse opstanden en de bloedige wijze waarop deze werden neergeslagen.’

De verhalen van haar vader bezorgen Bernadette niet alleen een afkeer van het Britse ‘imperialisme’, maar ook een vroeg klassenbewustzijn. ‘Mijn vader bracht ons haat bij voor het systeem, niet voor het Britse ras. Hij zei dat de Britse arbeiders net zo goed door het systeem worden uitgebuit.’

‘Socialisme is de essentie van Jezus’ boodschap’, zegt Bernadette Devlin in 1972 in een interview

Bernadette zal de idealen van haar vroeg overleden vader haar hele leven trouw blijven. Net als het katholieke geloof overigens, dat ze onderscheidt van het door haar verafschuwde instituut van de katholieke kerk. ‘Ik zou willen dat zij die eindeloos praten over hun christelijke overtuigingen daar iets mee zouden doen,’ zegt ze in hetzelfde Playboy-interview. ‘Socialisme is immers de essentie van Jezus’ boodschap.’

Bernadette is negentien als in 1967 ook haar moeder overlijdt, aan kanker. Ze studeert op dat moment psychologie aan Queens University in Belfast – een van de zeldzame religieus gemengde onderwijsinstellingen van Noord-Ierland. Het is een verwarrende periode. Bernadette sluit zich aan bij verschillende clubjes, van de Keltische Vereniging tot een vrijwilligersgroepje dat bejaarden verzorgt.

Ze vindt het uiteindelijk allemaal niks, omdat de politieke discussies haar te vrijblijvend zijn en het vrijwilligerswerk ‘enkel het systeem in stand houdt’. Ze loopt rond met plannen voor een terroristische aanslag, maar ziet ook daar uiteindelijk van af, omdat ze niet inziet hoe het lot van de Ierse arbeiders met een bomaanslag kan worden verbeterd.

Bernadette verlangt naar actie. Net als veel generatiegenoten hekelt ze de inschikkelijke, onderdanige opstelling van de oudere generatie en de Nationalistische Partij – de ‘officiële’ katholieke oppositie die via het Noord-Ierse parlement verandering wil brengen in de economische en politieke discriminatie van katholieken in het land. De IRA heeft na de militaire operaties van 1956-1962, die op weinig steun van de Ierse bevolking konden rekenen, de wapens neergelegd. De beweging is sindsdien in marxistisch vaarwater gekomen en probeert de Ieren via discussiegroepen warm te krijgen voor een Ierse ‘volksrepubliek’.

Deze nieuwe generatie IRA-leden heeft de idee van een revolutionaire gewapende voorhoede ingeruild voor het ideaal van een gebroederlijke opstand van katholieke en protestantse arbeiders tegen de Noord-Ierse staat en zijn ‘pro-Britse kapitalistische machthebbers’. Wanneer in 1967 in Belfast de NICRA wordt opgericht, die naar het voorbeeld van zwarte Amerikanen gelijke burgerrechten voor de katholieke minderheid in Noord-Ierland moet gaan afdwingen, zijn leden van de IRA en zijn politieke tak Sinn Féin prominent aanwezig.

Molotovcocktails

Op 14 augustus 1968 wordt de eerste Noord-Ierse protestmars voor burgerrechten georganiseerd, van Coalisland naar Dungannon. Bernadette leest de aankondiging in de krant en besluit mee te lopen. ‘Het was een heel evenement. Iedereen had het naar zijn zin, we aten sinaasappels en rookten sigaretten. Bij elk café dat we onderweg tegenkwamen vielen een paar demonstranten af, de dronken mannen liepen slingerend mee. Er hing een soort gemoedelijke vakantiesfeer.’ Het lijflied van de Amerikaanse burgerrechtenbeweging, ‘We Shall Overcome’, wordt afgewisseld met de katholieke hymne ‘Het geloof van onze vaderen’.

Bij aankomst in het overwegend protestantse Dungannon slaat de stemming om; een politiekordon verspert de toegangsweg tot de stad. Hierop blazen de organisatoren de protestmars af, tot grote teleurstelling van Devlin en veel van haar aanwezige leeftijdgenoten. Bernadette concludeert dat de NICRA-leiding nauwelijks contact heeft met de achterban. ‘Ondanks het etiket “burgerrechtenbeweging” hadden de politici gelijke rechten voor katholieken geëist, en katholieke besturen voor gebieden waar de katholieken in de meerderheid waren. De meeste mensen waren niet gekomen om zulke eisen kracht bij te zetten. We waren gekomen omdat we geëngageerd wilden zijn – we wisten niet precies waarmee.’

Voor 5 oktober wordt een nieuwe mars aangekondigd, ditmaal in Londonderry, het sektarische kruitvat van Noord-Ierland. Deze industriestad telt het grootste percentage (katholieke) werklozen, heeft de scheefste politieke machtsverhoudingen en herbergt enkele van de grootste katholieke getto’s van Ulster. Daar komt bij dat de stad voor protestanten grote symbolische waarde heeft: binnen de middeleeuwse stadsmuren doorstonden de protestantse inwoners in 1685 een 105 dagen durend beleg van katholieke opstandelingen.

Wanneer de plannen voor de protestmars bekend raken, breekt binnen de protestantse gemeenschap grote onrust uit. Extremisten, geleid door de virulent antikatholieke dominee Ian Paisley, dreigen met tegenmaatregelen. De unionistische (protestantse) minister van Binnenlandse Zaken verbiedt de NICRA-demonstratie.

Dit heeft echter een averechts effect. ‘Uit de reactie op het verbod bleek dat het bijna gedaan was met de berustende houding van de mensen,’ schrijft Devlin. ‘Er kwamen meer mensen opdagen voor de demonstratie van Derry omdat hij verboden was.’ De stemming onder de demonstranten is die vijfde oktober niet langer carnavalesk, maar demonstratief uitdagend. ‘De atmosfeer leek geladen met emotionele spanning. We hadden allemaal het geweldige gevoel dat we leefden, dat we eindelijk opkwamen voor een belangrijke zaak – we hadden lak aan de consequenties.’

De Noord-Ierse ordetroepen, waaronder eenheden van de beruchte B-Specials, grijpen hardhandig in. ‘Er waren honderden politiemensen, en zonder dat ze fysiek of verbaal werden uitgedaagd, stormden ze op ons af – hun wapenstokken zwaaiend, van links naar rechts om zich heen schoppend en stompend om de menigte uiteen te jagen.’ De onlusten breiden zich al snel uit over heel Londonderry, en de eerste molotovcocktails en geïmproviseerde barricades verschijnen in het Noord-Ierse straatbeeld. Beelden van de onlusten gaan de wereld over, en de unionistische regering ziet zich, onder Engelse druk, gedwongen politieke concessies te doen.

In november kondigt de Noord-Ierse premier O’Neill politieke hervormingen aan. Er zal een nationale ombudsman worden aangesteld, het dubbele stemrecht, een soort censuskiesrecht, voor zakenlieden – die overwegend protestant zijn – zal worden afgeschaft, en de omstreden Special Powers Act, waaronder ‘verdachten’ zonder proces kunnen worden opgesloten en hardhandig worden verhoord, zal worden herzien. Maar de belangrijkste eisen van de burgerrechtenbeweging – herziening van het districtenstelsel dat protestantse kandidaten bevoordeelt; afschaffing van de kieswet die burgers zonder grond- of huisbezit (opnieuw overwegend katholieken) het lokale stemrecht ontneemt; en ontmanteling van de B-Specials – worden niet ingewilligd.

Sexappeal

Desondanks stelt de NICRA een moratorium in op verdere demonstraties. Bernadette, die nu deel uitmaakt van het ‘gezichtsloze comité’ van de in oktober opgerichte radicaal-linkse beweging People’s Democracy (PD), keert zich tegen het moratorium. De PD kondigt een nieuwe protestmars aan voor nieuwjaarsdag, van Belfast naar Londonderry. Devlin: ‘We zagen onszelf als een revolutionaire socialistische groep. We wilden het systeem niet oppoetsen, maar het vernietigen door protestantse en katholieke arbeiders gezamenlijk tot opstand te bewegen.’

Maar de protestantse onderklasse van Noord-Ierland laat zich niet verleiden door de marxistische retoriek van de PD. Integendeel, de protestantse ‘proletariërs’ – beducht als ze zijn voor de dreigende emancipatie van de economisch net iets slechter af zijnde katholieke collega’s – zoeken hun heil massaal bij de ‘loyalisten’ van Paisley.

De mars naar Londonderry loopt dan ook zeer voorspelbaar uit op een nieuwe, bloedige confrontatie met politie en loyalistische tegendemonstranten. IRA-prominent Ray Johnston veroordeelt de mars als ‘rampzalig contraproductief’: ‘Hij reduceerde de burgerrechtenbeweging tot een katholieke gettobeweging.’ De PD is erin geslaagd de verhoudingen in Noord-Ierland definitief op scherp te zetten.

De sektarische beer is nu los. Wanneer protestantse loyalisten op 12 juli 1969 de ontzetting van Londonderry in 1685 vieren, breken niet alleen in de katholieke getto’s van die stad rellen uit, maar ook in de hoofdstad Belfast. Katholieken worden met geweld verdreven uit overwegend protestantse straten en wijken, en andersom. De Bogside en de Creggan in Londonderry worden no-go areas voor de Noord-Ierse politie (‘Free Derry’). Tijdens de drie dagen durende Battle of the Bogside in augustus 1969 staat Bernadette vooraan op de barricades en moedigt omstanders aan de politie met stenen en molotovcocktails te bestoken. Op blinde muren in de Bogside verschijnt de omineuze tekst: ‘IRA: I Ran Away.’

Korte tijd later scheidt in Belfast een groep ontevreden IRA-leden zich af. Ze noemen zich de Provisional IRA, verwerpen de terughoudende opstelling en de marxistische leer van wat vanaf nu de Official IRA heet, en pakken de wapens op. Aanvankelijk slechts ‘ter verdediging van de katholieke gemeenschap’, maar al snel om een tot dan toe ongekende terreur uit te oefenen tegen iedereen, protestant of katholiek, die wordt verdacht van pro-Britse sympathieën. Protestantse milities doen in contraterreur niet onder voor de provisionals.

Devlins emotionele maidenspeech maakt een verpletterende indruk op de heren en dames van het Lagerhuis

1969, het jaar waarin de Noord-Ierse burgeroorlog uitbreekt, is tevens het jaar waarin Bernadette uitgroeit tot een internationale ster. In het voorjaar wordt ze, tot haar eigen verbazing, op persoonlijke titel met een grote meerderheid gekozen als afgevaardigde voor Midden-Ulster in het Britse parlement. Ze is dan pas 21 jaar oud en de jongste Britse volksvertegenwoordiger sinds 1781. Haar emotionele maidenspeech, die ze afsteekt in een speciaal voor de gelegenheid aangeschafte knalrode minirok en zwarte laklaarsjes, maakt een verpletterende indruk op de heren en dames van het Lagerhuis.

De internationale pers duikt boven op het fenomeen. Niet zozeer om haar politieke ideeën te horen als wel om ‘de vrouwelijke Castro in minirok’ te kunnen fotograferen terwijl ze in bed een beschuitje eet of in haar achtertuin op de schommel zit. Met Devlin krijgt de Noord-Ierse kwestie sexappeal. Ian Paisley, met wie ze het op persoonlijk vlak opvallend goed kan vinden, noemt haar gekscherend ‘the International Socialist Playmate of the Year’. Minder gecharmeerde loyalisten spreken van ‘Ierlands grootste nationale ramp sinds de Potato Famine’.

Tijdens een bezoek aan New York wordt ze door Ierse migranten in triomf op de schouders rondgedragen en krijgt ze de sleutel van de stad overhandigd. Diezelfde Ierse gemeenschap bruuskeert ze echter wanneer ze de sleutel demonstratief overdraagt aan de radicale zwarte Black Panther-beweging. Het is de eerste in een reeks ‘schandalen’ waarmee ze zeer conservatieve katholieke gemeenschappen van zich vervreemdt. Zo blijkt ze voor het recht op abortus te zijn, uit ze stevige kritiek op de paus en krijgt ‘de Maagd van Ulster’ in 1971 een dochter zonder dat ze trouwplannen heeft.

Jeukende vuisten

Ook in het parlement verflauwt haar ster. Omdat Bernadette niet de indruk wil wekken haar idealen te verkwanselen voor een aandeel in de macht, vertelt ze aan wie het maar horen wil dat het politieke proces in Westminster haar geen barst interesseert. Ze gebruikt het Britse parlement – ‘een soort Animal Farm’ – slechts als podium om haar ideeën onder de aandacht te brengen. Voor het politieke handjeklap heeft ze geen talent en geduld, geeft ze toe. ‘Zelfs als er hervormingen waren doorgevoerd zou het parlement voor mij nog te langzaam en te abstract werken. Wat ik wil is actie en engagement.’ Dat engagement vindt ze in het bijwonen van begrafenissen van leden van de IRA. Ook moet ze een gevangenisstraf van een halfjaar uitzitten vanwege haar aandeel in de Battle of the Bogside.

In het parlement doet ze nog één keer van zich spreken. Tijdens een buitengewone zitting, een dag na Bloody Sunday, verklaart de conservatieve minister van Binnenlandse Zaken Maudling dat het Britse leger uit zelfverdediging op de betogers heeft geschoten. Bernadette, die geen gelegenheid krijgt haar verhaal te doen, schreeuwt hem woedend toe dat hij een ‘hypocriete moordenaar’ is. Ze gaat vervolgens volledig door het lint. ‘Ik rende dwars door de Kamer, greep met mijn linkerhand Maudlings haren vast en met mijn rechter stompte ik hem keer op keer in het gezicht.’ De bloedende, in shock verkerende Maudling moet worden ontzet door een fractielid van de oppositie. Later dat jaar vertelt ze de pers dat ze Maudling had moeten wurgen toen ze er de gelegenheid voor had.

Wat Bernadette niet inziet, is dat ze politiek irrelevant is geworden. Niemand in Ierland of Groot-Brittannië gelooft op dat moment nog in een gezamenlijk front van protestantse en katholieke arbeiders in Noord-Ierland. Mocht daar ooit een breed gedragen vertrouwen in hebben bestaan, dan heeft Bloody Sunday er voorgoed een einde aan gemaakt.

De volgende jaren worden gekenmerkt door een wrede cyclus van repressie en vergelding. De pers verliest geleidelijk aan zijn interesse in het ‘schommelende Kamerlid’ met de jeukende vuisten, en de katholieke kiezers laten Devlin bij de parlementaire verkiezingen van 1974 als een hete aardappel vallen. De vrouw die Noord-Ierland uit naam van verbroedering en rechtvaardigheid wilde redden, is politiek en publicitair opgeslokt door de sektarische onlusten die ze zelf hielp ontketenen.

Nog steeds woedend

Hoewel de Ierse VVV ons graag anders doet geloven, wordt de geschiedenis van Ierland (Noord én Zuid) van het begin van de eenentwintigste eeuw gekenmerkt door grote sociale, culturele en economische veranderingen. De Noord-Ierse burgeroorlog kwam in feite voort uit precies zo’n verandering: de emancipatie van de katholieke onderklasse in de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw. Maar waar het Ierland van 1968 en dat van 2008 van elkaar verschillen als whisky van Coca-Cola, is het revolutionaire vuur van Bernadette Devlin – sinds 1973 Mrs. McAliskey – onverminderd blijven branden. Een bijna fatale loyalistische moordaanslag op haar en haar echtgenoot in 1981 heeft haar strijdlust niet of nauwelijks doen afnemen.

Zo is ze altijd een fel tegenstander van het vredesproces gebleven, omdat dit volgens haar een uitverkoop inhield van het oude republikeinse ideaal van een Ierse eenheidsstaat. Toen in de jaren negentig duidelijk werd dat de steeds welvarender wordende Republiek Ierland niet langer zat te wachten op hereniging met de ‘big, mad children’ uit het noorden – weer zo’n ingrijpende verandering –, las Bernadette haar bloedbroeders in de zuidelijke hoofdstad Dublin ongemeen fel de les.

Bernadette dreigt met de ‘woede’ van de IRA als de Republiek haar aanspraken op Noord-Ierland verkwanselt

‘In 1921 kochten jullie je vrijheid met onze slavernij,’ werpt ze het verbijsterde publiek tijdens een lezing op het Yeats Festival voor de voeten (een verwijzing naar de opsplitsing van Ierland). Bernadette dreigt met de ‘woede’ van de IRA als de Republiek haar aanspraken op Noord-Ierland, vastgelegd in de Ierse Grondwet, onder het mom van een vredesproces verkwanselt: ‘Mijn identiteit is niet iets waar jullie mee kunnen marchanderen. Ik zeg jullie – en daarbij neem ik het risico van onze levens voor lief: als jullie ook maar proberen ons uit deze natie te stoten, zullen we jullie zonder een grassprietje achterlaten.’

Op Goede Vrijdag 1998 doet de Ierse Republiek precies dat wat Bernadette vreest. Een van de voorwaarden van het vredesverdrag dat die dag wordt ondertekend behelst het schrappen van artikel 2 en 3 uit de Grondwet van de Republiek, zodat het zuiden nu ook officieel de aanspraken op het noorden laat varen. Voormalige IRA-kopstukken gaan deel uitmaken van een Noord-Ierse regering, zodat deze beweging impliciet de afscheiding van 1921 erkent.

In 2008 maakte Bernadette in een interview met de Britse Independent duidelijk dat ze niet in ‘het officiële vredesproces’ gelooft, omdat dit door politici ‘van bovenaf’ is opgelegd. Ze werkt daarom aan haar eigen vredesproces, ‘van onderop’, met een kleine organisatie die op lokaal niveau streeft naar interconfessionele verbroedering en verbetering van de leefsituatie van katholieke en protestantse have-nots. Ze is in essentie nog dezelfde persoon als in 1969, zegt ze. ‘Mijn woede is niet weggeëbd. Woede zit diep.’

Meer weten

  • Bernadettes onopgesmukte autobiografische The Price of My Soul (1969), in het Nederlands vertaald als De prijs van mijn ziel (1970), is een echte aanrader. Het is zeker geen objectieve analyse van de Ierse geschiedenis en de politieke en sociale omstandigheden in de jaren vijftig en zestig, maar biedt – juist daarom? – een waardevol inkijkje in de toenmalige Noord-Ierse samenleving. Het boek is niet meer leverbaar, maar bij tal van antiquariaten en verschillende openbare en universitaire bibliotheken te verkrijgen. Ook haar biografie, Bernadette. The Story of Bernadette Devlin van G.W. Target (1975), is niet meer nieuw te koop.
  • De geschiedenis van de PD is opgeschreven in The People’s Democracy 1968-’73 van Paul Arthur (1974). Zie voor de betrokkenheid van de IRA bij de burgerrechtenbeweging en de opsplitsing van de beweging het zeer leesbare Armed Struggle. The History of the IRA van Richard English (2003). Goede recente boeken over het ontstaan van de burgeroorlog zijn The Origins of the Troubles van Thomas Hennessey (2005) en Northern Ireland’s ’68. Civil Rights, Global Revolt and the Origins of the Troubles van Simon Prince (2007).
  • Hennessey schreef ook een veelgeprezen algemene geschiedenis van Noord-Ierland: A History of Northern Ireland 1920-1996 (1997). Meer voor de insider is Luck & the Irish. A Brief History of Change 1970-2000 van R.F. Foster. Dit boek richt zich op de recente mentaliteitsverandering in Ierland en de invloed daarvan op het vredesproces.
  • De film Bloody Sunday van Paul Greengrass uit 2002 brengt op documentaireachtige wijze de gebeurtenissen van 30 januari 1972 tot leven. Bijzonder is dat een van de hoofdrollen, die van slachtoffer Gerard Donaghy, wordt gespeeld door Declan Duddy, het neefje van de omgekomen Jacky Duddy.