Home Nieuwe NIOD-directeur Marjan Schwegman

Nieuwe NIOD-directeur Marjan Schwegman

  • Gepubliceerd op: 14 februari 2007
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Maria van Haperen

Na vier mannen krijgt het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie vanaf maart 2007 een vrouw aan het hoofd: Marjan Schwegman. Wie is deze historica, en wat zijn haar plannen met Oorlogsdocumentatie? Een profiel.

Razend intelligent, op een afstand observerend, analytisch, betrokken en open in het contact en in de communicatie. Dat zijn slechts enkele van de omschrijvingen waarmee Marjan Schwegman (56) wordt getypeerd. Ze is geboren in de schrale jaren vijftig in de Wieringermeer als dochter van een aardappelboer. Een kind van de jaren zestig, debatterend, maar altijd ook relativerend en met een grote feitenkennis. 

Wie iets te weten wil komen over de persoonlijkheid en achtergrond van de nieuwe directeur van het van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) zal diep moeten graven. Marjan Schwegman is geen publiek figuur en maakt vooralsnog niet de indruk dat ze staat te trappelen om dat binnen afzienbare tijd wel te worden. De afgelopen vier jaar was ze directeur van het Koninklijk Nederlands Instituut Rome (KNIR) en vanaf 1 maart treedt ze aan bij het NIOD. 

Exit de mediagenieke Blom, die tien jaar directeur was van het instituut. Voortaan wordt het NIOD geleid door een vrouw. Haar benoeming is in meerdere opzichten een breuk met het verleden. Niet langer zal het NIOD zich beperken tot de Tweede Wereldoorlog, met slechts af en toe een uitstapje naar Srebrenica of de Eerste Wereldoorlog. Naar verwachting zullen straks ook onverwachtere en wellicht ook originelere invalshoeken het Amsterdamse pand aan de Herengracht 380 binnenglippen. Marjan Schwegman is een wetenschapster die haar sporen heeft verdiend op een veel breder terrein dan dat van de Tweede Wereldoorlog. 

‘Ze hadden geen geschiktere persoon kunnen kiezen dan Marjan Schwegman,’ meent haar oud-docent geschiedenis, S.P. de Haan van het Murmellius Gymnasium in Alkmaar. ‘Ik mag natuurlijk geen meisje meer zeggen, maar werkelijk, ik denk dat er geen intelligentere vrouw te vinden is voor deze prachtige functie.’ Vanaf zijn vakantieadres in Zuid-Afrika levert hij met gepaste trots commentaar op haar benoeming. Jarenlang had hij haar in de klas en hij herinnert zich de Schwegman van de turbulente jaren zestig als een geïnteresseerde leerling, van wie de ogen gingen twinkelen als er iets bijzonders werd verteld. 

‘Tijdens het eindexamen, in die tijd nog met een gecommitteerde, corrigeerde ze deze man, een uit Amsterdam afkomstige hoogleraar,’ zegt De Haan. ‘Hoewel dit examen natuurlijk lang geleden is, herinner ik me haar interruptie en vooral ook de manier van interrumperen: zakelijk, op basis van feiten. Die man kon niets anders doen dan haar gelijk geven. Ze zat in een klas met zeer veel begaafde mensen en het was de tijd van de zogenoemde “inspraak”, dus leerlingen keerden zich tegen van alles en nog wat en leverden overal commentaar op. Bij mij in de les zat ze vooraan en ze nam heel levendig deel aan het gesprek. Op een kritische manier. Als ik bijvoorbeeld iets ten gunste zei van het kolonialisme, dan attaqueerde ze met feiten. Of ze zich voor een bepaalde historische periode interesseerde, kan ik me niet herinneren; ze had eigenlijk overal belangstelling voor. Het was een buitengewoon geïnteresseerde leerling. Iemand die eerst nadacht en er daarna pas bovenop sprong. En: een tien op het eindexamen!’ 

Peter Wester en Els Kloek ontmoetten Schwegman in 1971, toen ze gingen studeren aan de UvA. Wester, voorzitter van de Vereniging Geschiedenisdocenten Nederland (VGN): ‘Ze maakte indruk tijdens de werkcolleges door de manier waarop ze dingen organiseerde, en ze was duidelijk aanwezig.’ Kloek, tegenwoordig universitair hoofddocent in Utrecht: ‘Marjan hoorde bij de studenten die vonden dat je in de faculteitsraad ging zitten om iets voor elkaar te krijgen, en niet bij de radicale studentenbeweging.’

Geen mannenhaatster
Schwegman was geen feministe van de zwaar theoretische stroming, geen mannenhaatster met haar op de tanden, maar ze was wel een van de eerste historici die met vrouwengeschiedenis aan de slag gingen, eind jaren zeventig. Haar afstudeerscriptie (Het stille verzet. Vrouwen in illegale organisaties. Nederland 1940-1945) had een originele invalshoek, herinnert Hans Blom zich: ‘Tot dan had nog nooit iemand specifiek vanuit de vrouwelijke invalshoek naar de oorlog gekeken.’ Over de rol die vrouwen in het verzet speelden, zei Schwegman zelf vorig jaar in Trouw: ‘Die was toen onderbelicht, maar daar is de laatste jaren verandering in gekomen. Ik denk wel dat er nog steeds de neiging is om oorlog te beschouwen als een mannenzaak.’ 

Dat Schwegmans relatie met de Tweede Wereldoorlog minder sterk is dan die van haar voorgangers is – gezien haar geboortejaar (1951) – logisch. ‘Niet veel van mijn werk en publicaties gaan over de Tweede Wereldoorlog,’ zei ze aarzelend toen haar benoeming bij het NIOD in juli 2006 bekend werd tegen NRC Handelsblad. Tegen Het Parool was ze iets persoonlijker: ‘Ik heb hem niet aan den lijve ondervonden, maar ben wel van een generatie die ermee is opgegroeid door de ervaringen en verhalen van mijn ouders. Mijn vader was zestien toen de oorlog uitbrak. Hij is uit Rotterdam gevlucht naar de Wieringermeer. Hij heeft mij het streepje op het paaltje laten zien dat aangaf hoe hoog het water stond toen de Duitsers de polder lieten onderlopen. Zoiets maakt indruk.’

Vrouwen zijn eerder de rode draad in het werk van Schwegman dan de oorlog. In 1989 promoveert zij aan de Universiteit van Amsterdam op het proefschrift Feminisme als boetedoening. Biografie van de Italiaanse schrijfster en feministe Gualberta Alaide Beccari (1842-1906). Deze mevrouw Beccari, die aan een zenuwziekte leed en zwaar neurotisch was, werd in de jaren zestig van de negentiende eeuw hoofdredacteur van een feministisch tijdschrift dat pleitte voor gelijke rechten voor mannen en vrouwen. 

Amanda Kluveld, die in 1999 bij Schwegman promoveerde, schetst een genuanceerd beeld van haar feminisme. ‘Ze legt je geen blik op, maar nodigt uit om die blik te gebruiken. Haar feminisme heeft geen dwingend ideologisch kader. Daar heb ik haar tenminste nog nooit op kunnen betrappen. Wat ze doet, gebeurt veel meer vanuit een soort zelfbewustzijn. Ze heeft bijvoorbeeld een heel scherp oog voor de manier waarop vrouwen zich presenteren op de werkvloer, door bijvoorbeeld te giechelen of zich juist heel hard op te stellen. Ook voor de manier waarop haar studentes dat doen.’ 

‘Over onze positie als vrouw in de academische wereld hebben wij ons nooit zo onderhouden,’ zegt Nicolette Mout, hoogleraar algemene geschiedenis en bijzonder hoogleraar Midden-Europese studies in Leiden. ‘Daar dachten we waarschijnlijk hetzelfde over. Marjan was in de jaren tachtig jarenlang mijn naaste collega, en ik heb alleraardigste herinneringen aan haar. We gaven samen een doctoraal werkcollege Nederlands fascisme in de twintigste eeuw, over Mussolini-bewonderaars. Daar staat me nog van bij dat we met een zekere objectiviteit probeerden uit te leggen dat die mannen toch ook keurige mensen waren. Studenten begonnen toen meteen te roepen dat alle fascisten fout waren. Dachten wij dat we met haar kennis van Italië en mijn kennis van de vaderlandse geschiedenis daar toch iets aardigs over te vertellen hadden…’

Manager
In 1997 wordt Schwegman bijzonder hoogleraar vrouwenstudies aan de Universiteit Utrecht. In de jaren hierna publiceert ze een groot aantal artikelen in wetenschappelijke tijdschriften, en in 1999 Maria Montessori 1870-1952. Kind van haar tijd, vrouw van de wereld, over de Italiaanse onderwijshervormster die tussen 1936 en 1939, en van 1947 tot aan haar dood in 1952 in Nederland woonde. Dit boek is inmiddels in verschillende landen in vertaling verschenen, en is haar recentste grote wetenschappelijke publicatie. 

Het is niet alleen haar ervaring als onderzoekster die geleid heeft tot haar aanstelling als directeur van het NIOD. Met de benoeming van Schwegman maakte de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen tevens een duidelijke keuze voor iemand met managementcapaciteiten. Schwegman zat en zit nog steeds in tal van commissies op het gebied van onderzoeksmanagement en onderwijsontwikkeling. De lange lijst van 27 commissies omvat onder meer de Commissie Voorbereiding van het Centraal Schriftelijk Eindexamen Vrouwengeschiedenis, de Werkgemeenschap Vrouwenstudies en Emancipatie-onderzoek van NWO en de vaste Adviescommissie Wetenschap van het Prins Bernhard Cultuur Fonds. 

Dat ze lid was van de Commissie-Kossmann, die in 1997 de minister van OC&W adviseerde om de onderzoekstaak van het RIOD (nu NIOD) te vergroten tot Nederland in de Tweede Wereldoorlog in een breder historisch en geografisch, is in het licht van haar nieuwe functie een pikant detail. In haar toelichting op de benoeming klonken de adviezen van die commissie door. ‘Ik ben minder geneigd de periode 1940-1945 te zien als het enige markeringspunt.’

Ook nog maar even gevraagd naar de persoon Schwegman. Niet alleen uit nieuwsgierigheid, maar ook omdat illustere voorgangers als De Jong en Blom toch bekender waren bij het Nederlandse publiek. Heeft ze bijvoorbeeld gevoel voor humor? Kloek: ‘No, Marjan is geen moppentapper, maar ik heb wel enorm met haar gelachen.’

Een ander kenmerkend persoonlijk detail komt van Nicolette Mout: ‘Als vriendinnen onderhouden we ons niet over het vak, maar over onze poezen. Ze is – net als ik – een rabiate poezenliefhebber. Toen ze hoogleraar in Utrecht werd, vertelde ze tijdens haar oratie dat ze heel veel geleerd had van Blom en van mij, maar meer nog van mijn poezen. Daarover staat iets in haar dankwoord vermeld. Ik vond dat enig. Wanneer komen mijn poezen nu in een oratie voor? Dat heb ik buitengewoon gewaardeerd.’

Ook Bert Treffers, hoogleraar en hoofd afdeling Kunstgeschiedenis van het KNIR in Rome, noemt Schwegmans kattenliefde: ‘Marjan heeft de interne reorganisatie van het instituut doorgevoerd onder de codenaam Felix. En de poezen die hier in de tuin rondlopen, kunnen steevast op een bakje voer van haar rekenen, maar om zelf poezen te houden reist ze te veel.’ Over haar managementcapaciteiten zegt hij: ‘Ze moest het KNIR moderniseren, helpen om de vertaalslag te maken naar een bredere belangstelling op wetenschappelijk gebied. En dat heeft ze op een open en verlichte wijze gedaan. Nee, ze is geen verlicht despoot, maar juist het tegendeel van tiranniek. Ze staat open voor medewerkers, wat zich uit in een prettige samenwerking. Ze is makkelijk benaderbaar en het contact gaat ook van haar uit, waarbij ze mensen in hun waarde laat.’

‘Energiek, ondernemend en geïnteresseerd,’ concludeert éminence grise Ivo Schöffer, die haar een aanstelling bezorgde bij de vakgroep Geschiedenis in Leiden, zes dagen voordat ze cum laude afstudeerde in de nieuwe geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. ‘Werken op het NIOD is geen sinecure. Je wordt voor ontzettend veel zaken gevraagd en dat betekent hard werken. Marjan Schwegman kan dat. Ik denk dat ze het goed zal doen.’
 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.