Home Nieuwe feiten over de Greet Hofmans-affaire

Nieuwe feiten over de Greet Hofmans-affaire

  • Gepubliceerd op: 31 oktober 2005
  • Laatste update 02 mei 2023
  • Auteur:
    Lambert Giebels
  • 15 minuten leestijd

Al in 1953 waarschuwde een informant voor het ontstaan van een Raspoetin-legende aan het koninklijk hof. En na het rapport van de commissie-Beel was Juliana in eerste instantie geenszins van plan het contact met Greet Hofmans en haar getrouwen voorgoed te verbreken. Uit de dossiers in het Nationaal Archief die zijn vrijgekomen na de dood van prins Bernhard komen veel nieuwe gegevens naar voren over de affaire die de Nederlandse monarchie ernstig bedreigd heeft.

Na het overlijden van prins Bernhard zijn in het Nationaal Archief de dossiers over de Greet-Hofmans-affaire openbaar gemaakt. Ze waren afkomstig uit de archieven van Louis Einthoven, toenmalig directeur van de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD); van Pieter Gerbrandy, lid van de commissie-Beel; en van Cees Fock, secretaris-generaal en vertrouweling van minister-president Willem Drees. De dossiers bevestigen dat in de affaire sprake was van een dreigende echtscheiding van koningin Juliana en prins Bernhard, die op haar beurt dreigde te leiden tot abdicatie van de koningin en een voortijdige troonsbestijging van prinses Beatrix. Uit de dossiers blijkt ook dat de gebedsgenezeres Greet Hofmans in de naar haar genoemde affaire een belangrijkere rol heeft gespeeld dan tot dusver werd aangenomen. 

Het dossier-Einthoven geeft bijzonderheden over de Oude Loo-conferenties. Dit waren bijeenkomsten die sedert 1951 werden gehouden op kasteel het Oude Loo, dat prinses Wilhelmina hiervoor ter beschikking had gesteld. Ze werden georganiseerd door J.W. Kaiser, voormalig directiesecretaris van de Stoomvaart Maatschappij Nederland, die zich geheel was gaan wijden aan het esoterische en leefde van een toelage van prinses Wilhelmina. De conferenties hadden een religieus-pacifistisch karakter en leken daarmee een exponent van de Derde Weg, die tussen kapitalisme en communisme probeerde te laveren. In de onverzoenlijke stemming van de Koude Oorlog golden aanhangers van de Derde Weg als communistische fellow-travelers. Het is daarom begrijpelijk dat de BVD belangstelling voor de conferenties aan den dag legde.

Dreesjes
Einthoven had een informant binnen het voorbereidingscomité van de conferenties. Dit was J.M.F.A. van Dijk. Het dossier bevat het verslag van een gesprek dat Van Dijk op 20 december 1951 had met premier Drees. Aanleiding voor het gesprek was dat enkele ministers een uitnodiging voor de conferentie hadden afgewezen. Drees verklaarde ‘dat men in het kabinet van gevoelen was dat de ministers aan de conferenties op het Oude Loo niet zouden kunnen deelnemen’. 

Hij voerde als bezwaren aan dat de bewoordingen van de uitnodigingen als kwetsend waren ervaren jegens geestelijke stromingen in den lande en dat de anonieme uitnodigingen de indruk wekten dat de koningin ‘Haar hoge bescherming’ aan het antikerkelijke karakter van de conferenties verleende. Een derde bezwaar van Drees was dat de voorbereiding van de conferenties, naar hij had vernomen, onder de geestelijke druk stond van ‘Mej. Hofmans en de heer Kaiser’. Drees sprak de hoop uit dat ‘de voorbereiders aan genoemde bezwaren ernstig aandacht zouden schenken’, hetgeen door Van Dijk werd toegezegd. 

Van Dijk kreeg van de andere leden van het voorbereidingscomité de wind van voren. De reactie van een van hen, baronesse Van Heeckeren van Molecaten, laat zien hoezeer de voorbereiders van de conferenties in de ban waren geraakt van Greet Hofmans: ‘Daar wij het voorrecht hebben via Mej. Hofmans alle verantwoordelijkheid voor onze beslissingen door hare Doorgevingen te laten leiden, zijn Dreesjes etc. van nihil belang.’ 

Van Dijk trok zich terug uit het voorbereidingscomité. Aan de koningin schreef hij ter verklaring: ‘Er heeft zich een magische cirkel gesloten, waarbinnen zich een spel van ondoorgrondelijke menselijke hartstochten, ijdelheid van woorden en verwarring van begrippen mengt met valse mystieke parapsychologische verschijnselen en een schizofrene ideeënwereld.’ Baron Van Heeckeren van Molecaten, persoonlijk secretaris van de koningin, en de meest toegewijde adept van de gebedsgenezers, gaf Van Dijk ten antwoord: ‘Het bevreemdt Hare Majesteit dat U de door U gevoelde bezwaren tegen de voorbereiders der bijeenkomsten op het Oude Loo de vorm van een krasse, zo persoonlijke verdachtmaking meent te moeten geven.’ 

Van Dijk besloot zijn bezorgdheid over de koers van de Oude Loo-conferenties in een selecte kring kenbaar te maken. Hij deed dit in een schrijven, bestemd voor Drees, Beel, prins Bernhard en minister Kees Staf, waarin hij waarschuwde voor ‘het ontstaan van een Raspoetin-legende’. Dit was in 1953! Drees liet het betijen; hij hield vast aan zijn overtuiging dat de Oude Loo-conferenties en Juliana’s vriendschap met Greet Hofmans tot het privé-domein van de koningin behoorden.

Drie wijzen
Intussen spitsten de tegenstellingen tussen Juliana en Bernhard zich verder toe. Tegenover de pacifistische koningin stond de militaristische voorzitter van de Bilderberg-conferenties, die zich inzette voor een krachtig Atlantisch bondgenootschap. Hun huwelijksleven raakte ernstig verstoord. Het verschijnen van de gebedsgenezeres aan het hof ‘had een verslechtering van de toen al niet fameuze verhoudingen tussen Koningin en Prins ten gevolge’, schrijft Fock. 

Juliana en Bernhard communiceerden van lieverlee alleen nog schriftelijk met elkaar. Prins Bernhard heeft zijn biograaf Alden Hatch verteld van een brief waarin zijn vrouw hem ervan beschuldigde haar geld achterover te drukken. Op het geluidsbandje dat van het interview is bewaard, zegt de prins: ‘So my wife told me, would I please leave the house.’ Bernhards reactie was: ‘I went to the prime-minister and told him all.’ Drees stelde zijn ministers Louis Beel en Jan Willem Beyen op de hoogte. Drees en Beel besloten dat echtscheiding tot elke prijs moest worden voorkomen; Beyen beijverde zich de troebelen op Soestdijk buiten de pers te houden. 

Toen echter forceerde Bernhard de zaak. Op 13 juni 1956 – verkiezingsdag – bracht het Duitse blad Der Spiegel naar buiten dat zich aan het Nederlandse hof in de gedaante van gebedsgenezeres Greet Hofmans een Raspoetin had genesteld. Ingrijpen werd nu onvermijdelijk. Fock laat blijken dat Drees eigenhandig de drie wijzen heeft uitgezocht die onder leiding van Beel de crisis moesten zien te bezweren, en dat hij als koers voor de commissie uitstippelde: tot elke prijs echtscheiding voorkomen. 

Uit het dossier van Fock blijkt dat elke ministeriële verantwoordelijkheid voor het optreden van de commissie is vermeden. De commissie-Beel kreeg daarom haar opdracht niet van de regering, maar van het koninklijk paar. Fock wijzigde de aanvankelijke formulering van de opdracht, waarin werd gesproken van ‘een onderzoek’. Fock hield Drees voor: ‘Een onderzoek impliceert een resultaat, dat tenminste publiekelijk bekend moet worden.’ Fock maakte ervan dat de commissie ‘van advies’ zou dienen. ‘Een advies impliceert immers niet noodzakelijk verdere gevolgen.’ De leden van de commissie legden hun openbare functies neer, en er werd besloten dat niet de Rijksvoorlichtingsdienst, maar de commissie zelf haar publiciteit zou verzorgen. 

In het communiqué dat op 29 juni uitging toonde het koninklijk paar zich ‘bedroefd en gegriefd’ over de infame praatjes die in de buitenlandse pers over hun gezinsleven waren verschenen. Het had daarom Beel, Gerbrandy en A.L.W. Tjarda van Starkenborgh Stachouwer om ‘deskundige en verantwoorde adviezen gevraagd’. Het lag voor de hand dat de commissie eerst zou uitzoeken wie de bron was van de infame praatjes in Der Spiegel. Dat was Bernhard zelf, ontdekte zij al spoedig.

Verzoening
In het dossier van Gerbrandy zit de uitgetypte tekst (of het concept?) van hoofdstuk I van het rapport/advies van de commissie-Beel, dat de titel draagt ‘Het Lek’. Daarin wordt vastgesteld dat Bernhards loslippigheid tegenover zijn vriend de journalist Sefton Delmer verantwoordelijk is voor het artikel in Der Spiegel – de commissie heeft niet ontdekt dat de prins zelf bewust het Duitse blad op het spoor had gezet, zoals hij in zijn befaamde postume interview in de Volkskrant onthulde.

Nadat Het Lek was gelokaliseerd, concentreerde de commissie zich op de dreigende echtscheiding. In Gerbrandy’s dossier bevindt zich een stuk met het opschrift ‘De koningin en het echtscheidingsrecht’. Het is waarschijnlijk van Gerbrandy zelf, die van huis uit civiel jurist was. Het stuk laat zien dat een koninklijke echtscheiding een juridische puzzel zou worden. Een van de vragen was of voor de echtscheiding een machtigingswet vereist was, omdat Juliana en Bernhard immers ook na een machtigingswet waren gehuwd. 

De auteur meent dat de echtscheiding een zaak was voor de civiele rechter. Dit leverde weer een andere breinbreker op: Kon een Nederlandse rechter, recht sprekend ‘In naam van De koningin’, een echtscheidingsvonnis uitspreken over de koningin? Een pijnlijk aspect dat in het stuk aan de orde werd gesteld, was hoe het moest met de toewijzing van de ouderlijke macht over de kroonprinses. Koos zij de kant van haar vader, dan zou zij worden onttrokken ‘aan het gezag van Haar die zij wellicht zal moeten opvolgen als vorstin’. 

Uit het dossier van Fock blijkt dat het kabinet niet unaniem achter Drees’ inzet, ‘geen abdicatie, geen scheiding’, stond. Hij onthult het bestaan van een kongsi, ‘waarvan Mr. J.W. Beyen de aanvoerder was’, die op abdicatie aanstuurde. Daartoe behoorden naast de ministers Staf, Sicco Mansholt en Marga Klompé, Bernhard en M. Tellegen, directeur van het kabinet van de koningin. Fock zegt dat discussies over deze netelige kwestie in de ministerraad – voorzover Drees ze niet wist te onderdrukken – niet zijn genotuleerd. Het moet er heet aan toe zijn gegaan. Een andere onthulling van Fock is: ‘Er is in die kring [van Beyen c.s.] ernstig over gedacht de koningin uit de ouderlijke macht te doen ontzetten (hetgeen vanzelfsprekend Troonsafstand zou hebben meegebracht). Ook is gedacht aan een ontoerekeningsvatbaarheidsverklaring van de koningin.’ 

Het dossier van Fock laat zien hoe de commissie te werk is gegaan. Ze is begonnen met mondelinge en schriftelijke informatie van betrokkenen en getuigen in te winnen. Gerbrandy noemt verscheidene namen van hen die door de commissie zijn gehoord. Over het resultaat geeft hij cryptische informatie. Uit een van zijn krabbels kan worden ontcijferd dat Juliana tegen haar vriendin Martina Tjeenk Willink had gezegd: ‘Ik stel juffr. Hofmans op één lijn met een profeet uit het Oude Testament.’ 

De volgende stap was de echtelieden tot verzoening brengen. Daarvoor was nodig dat beiden concessies deden. De concessies die Juliana moest doen, werden openbaar toen de commissie op 23 augustus 1956 kort toelichting gaf op het resultaat van haar werkzaamheden. De koningin zou breken met Greet Hofmans, zij zou de Oude Loo-conferenties niet meer bezoeken en zij zou volgelingen van de genezeres onder het hofpersoneel ontslaan. Wat de prins had moeten beloven, vertelde de commissie niet. In het dossier van Gerbrandy zijn aanwijzingen te vinden voor wat van zijn kant werd verwacht. Juliana eiste dat Bernhard zich zou losmaken van de Bilderberg-conferenties. Gerbrandy noemt daarnaast nog als een eis dat Bernhard radicaal zijn contacten met de pers zou verbreken.

Belagers
Op vrijdag 21 augustus deelden Juliana en Bernhard in een kort communiqué mee dat zij een waardevol advies van het driemanschap hadden ontvangen: ‘Wij zien de toekomst met vertrouwen tegemoet.’ In de latere toelichting werd nog verklaard dat prinses Beatrix in Leiden zou gaan studeren, en dat zij dus niet hoefde te gaan regeren. Het leek er dus op dat de commissie met succes haar taak had volbracht. 

Uit de dossiers van Fock en Gerbrandy blijkt echter dat dit geenszins het geval was. In het dossier-Fock zit een brief van Beel aan Drees van 1 september 1956, waarin Beel refereert aan een onderhoud van de commissie met de minister-president vanwege ‘onze ongerustheid nopens de ontwikkeling ten Paleize Soestdijk na het communiqué van Juliana en Bernhard’. 

De reden van Beels ongerustheid was dat Hare Majesteit te kennen had gegeven ‘om Zelve door middel van een radiorede, een persconferentie of op een andere wijze aan het Nederlandse Volk duidelijk te maken dat er slechts sprake was van een “voorlopig” verbreken Harerzijds van het contact met Mej. Hofmans; van het ditmaal niet bezoeken van de Oude Loo-conferenties; dat H.M. de koningin er niet over dacht het door Haar Particulier Secretaris, Mr. Baron van Heeckeren, aangeboden ontslag te aanvaarden’, en dat zij niet van plan was Hofmans-getrouwen van het hof te verbannen. Beel zegt over de funeste invloed van Greet Hofmans: ‘Het is aan geen twijfel onderhevig dat Mej. Hofmans via doorgevingen in de afgelopen jaren zich o.m. op staatkundig terrein heeft bewogen en concrete adviezen aan H.M. de Koningin heeft verstrekt.’ 

Het leek er dus op dat men weer terug was bij af. Toen richtte echter Gerbrandy het woord tot de koningin. In zijn brief aan Juliana van 4 september 1956 schrijft Gerbrandy dat hij, ‘nu de taak van het driemanschap is beëindigd’, een persoonlijk woord tot haar wil richten. Hij kapittelt de koningin dat zij is teruggekomen op de toezeggingen die zij de commissie heeft gedaan, waardoor ‘de gevaren, waarover wij zo open met Uwe Majesteit mochten spreken, straks in heviger mate terugkeren’. 

Gerbrandy vervolgt: ‘Er is een bezorgdheid bij mij die dieper ligt. U hebt ook als koningin het recht van elke Nederlander Uw eigen overtuiging, ook religieus, te tonen. Tegenover Ministers, het volk, Uw vrienden, zijt Gij daarin vrij. Maar niet vrij staat U tegenover Uw God en Vader in de Hemel.’ Gerbrandy waarschuwt Juliana: ‘De figuren uit de kring van Mejuffrouw Hofmans zijn Uw vrienden niet meer, maar in wezen Uw belagers. De weg Hofmans is de weg van God af, de weg van de vernieling. Het is mij een bitterheid des geestes te ontdekken, hoe groot de zuigkracht is van deze destructieve macht.’ 

Gerbrandy’s slotrede is al even bewogen: ‘Het is mij een behoefte bij het scheiden onzer wegen als mijn diepste verlangen uit te spreken, dat ten bate van Uw Gezin, ten bate van Uw Volk, maar allereerst ten bate van U zelf, onze Vader Uw hart heengeleide naar onzen Heer Jezus, die U alles wil geven wat U nodig hebt. Majesteit, breng in Christelijk geloof het offer voor Uw volk, niet ten halve, maar geheel.’ 

Is het deze brief geweest die Juliana er uiteindelijk toe heeft gebracht de voorwaarden te slikken die haar waren opgelegd? Op 25 oktober 1956 kon Drees bij de presentatie van zijn (vierde) kabinet, dat tussen de bedrijven door was geformeerd, de Kamer geruststellen dat de koningin ook de laatste eis van de commissie-Beel, de mutaties aan het hof, zou inwilligen.

kader
Het dossier-Beel moet worden vrijgegeven
De laatste brief in het dossier-Gerbrandy is een brief van Beel van 8 juli 1957 aan zijn medeleden: ‘Hedenmorgen heb ik overeenkomstig onze afspraak op het Koninklijk Huisarchief de vier verzegelde pakketten inhoudende de rapporten en bijbehorende bescheiden van ons Driemanschap ter hand gesteld aan de Directeur.’ 

Gezien de inhoud van de besproken dossiers is duidelijk dat de stukken van Beel op het Koninklijk Huisarchief niet gaan over louter een privé-zaak, maar over een ernstige constitutionele crisis die in 1956 de monarchie heeft bedreigd. Het dossier-Beel vormt het sluitstuk van de Greet Hofmans-affaire – zo mogen we de zaak in het licht van de vrijgekomen dossiers wel noemen. Het dossier kan antwoord geven op vele nog resterende vragen. Het is daarom onmisbaar voor degenen die tot een afgerond oordeel over de affaire willen komen. 

Een van de vragen is in hoeverre kroonprinses Beatrix destijds bij de affaire betrokken is geweest. Dat zij inderdaad betrokken was, kan uit de dossiers van Einthoven en Gerbrandy worden afgeleid. Daarin zijn door het Nationaal Archief verscheidene passages onleesbaar gemaakt, met als motief ‘bescherming van de persoonlijke levenssfeer van nog levende personen’. Het valt niet moeilijk uit de context van enkele van deze onleesbaar gemaakte passages af te leiden dat ze betrekking hebben op de kroonprinses, die hier en daar ook expliciet wordt genoemd als een van de personae dramatis. 

Nu koningin Beatrix Cees Fasseur, met uitsluiting van andere Nederlandse historici, toegang verleent tot het dossier-Beel ter wille van een monografie over de affaire, laadt zij de verdenking op zich de inhoud van de monografie wegens haar betrokkenheid bij de affaire onder haar controle te willen houden.      

Actueel
Januari 2005: De Tweede Kamer wil volledige toegankelijkheid van alle archiefstukken die gaan over de uitoefening van de functie van het staatshoofd. Daarvoor moeten deze documenten van het archief van het Koninklijk Huis naar het Nationaal Archief worden overgebracht. Een Kamermeerderheid stemt in met deze motie-Kalsbeek. Premier Balkenende laat de Kamer per brief weten de motie te ontraden. Ella Kalsbeek (PvdA) noemt in haar motie als voorbeeld het rapport van de commissie-Beel over de Greet Hofmans-affaire in de jaren vijftig.

Augustus 2005: Koningin Beatrix geeft de historicus Cees Fasseur exclusief toegang tot archiefstukken over de Greet Hofmans-zaak. Wilhelmina-biograaf Fasseur gaat een monografie schrijven over de crisis aan het hof. Het boek zal in 2009 verschijnen. Kamerlid Kalsbeek en historicus Lambert Giebels zijn ontevreden over de gang van zaken. Giebels heeft lange tijd gepleit voor openbaarmaking van het rapport van de commissie-Beel en wordt door Beatrix gepasseerd.

Augustus 2005: Premier Balkenende vindt Cees Fasseur de aangewezen man om een boek te schrijven over de Hofmans-affaire. Controle van Fasseur door andere historici zou getuigen van ‘wantrouwen’, meent Balkenende.

Oktober 2005: Kalsbeek dient een nieuwe motie in waarin zij de regering verzoekt ‘op korte termijn een deugdelijke inventarisatie te laten maken van de bescheiden in het Koninklijk Huisarchief (KHA) door de directeur van het Nationaal Archief, een onafhankelijke historicus en de directeur van het KHA’, met daarbij als consequentie dat bescheiden ‘die het openbaar belang raken of het functioneren van het staatshoofd’ aan het Nationaal Archief worden overgedragen. Deze commissie zou alsnog kunnen besluiten tot openbaarmaking van het rapport van de commissie-Beel. De kamer verwerpt de motie 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.