Home Negen Nederlanders maakten een hachelijke pelgrimstocht naar Jeruzalem

Negen Nederlanders maakten een hachelijke pelgrimstocht naar Jeruzalem

  • Gepubliceerd op: 19 jun 2025
  • Update 19 jun 2025
  • Auteur:
    Thomas von der Dunk
De route naar Jeruzalem

Negen Nederlanders maakten in 1525 een pelgrimstocht naar Jeruzalem. En dat was niet zonder gevaar, zo blijkt uit hun verslagen. Ze werden lastiggevallen door rovers en bandieten. Bovendien raakten ze in het Heilige Roomse Rijk verzeild in de Boerenoorlog. ‘We hoorden getrommel en geweerschoten.’

Welgemoed vertrok de Delftse barbier Arent Willemsz op 26 april 1525 naar Jeruzalem. Drie metgezellen begeleidden hem vanaf het begin. Twee daarvan kwamen uit Haarlem, een van hen was priester, en een kwam uit Alkmaar. Samen reizen was om veiligheidsredenen niet ongebruikelijk, en het gezelschap zou de eerste dagen dan ook verder aangroeien. In Dordrecht voegde zich een tweede priester bij hen: Jan Goverts uit Gorinchem, tevens vicaris van de Delftse Oude Kerk. Vanaf Antwer­pen waren ze met z’n achten, dankzij drie nieuwe medereizigers uit Haar­lem, Dordrecht en Gouda. In Keulen volgde nummer negen, af­komstig uit Amster­dam.

Meer historische verhalen lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Ze behoorden tot de vele pelgrims die zich in die jaren vanuit de Habsburgse Nederlanden naar het Heilige Land begaven. Dankzij de reisverslagen van Arent Willemsz en Jan Goverts is hun reisroute – deels te voet, deels per wagen en deels per boot – over de Rijn en door de Alpen naar Venetië vrij gedetail­leerd te reconstrueren. De reizigers maakten over het algemeen zeer lange dagen. Ze stonden vroeg op, ontbeten soms pas onderweg, en kwamen laat aan. Ze over­nachtten en aten in de regel in stedelijke herber­gen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Begrijp het heden, begin bij het verleden: met HN Actueel leest u historische achtergronden bij het nieuws van vandaag. Nu de eerste maand voor maar 1,99.

Reizen naar het Heilige Land

Pelgrimsreizen zijn vrijwel zo oud als het christendom zelf. Tot de favoriete bestemmingen behoorden sinds de Middeleeuwen Santiago de Compostella, Rome en – uiteraard – Jeruzalem met het Heilige Land. Pelgrims uit de Nederlanden reisden over land naar Venetië, vanwaar ze groepsgewijs per galei naar de Levant verscheept werden. Vooral in de tweede helft van de vijftiende eeuw en de eerste helft van de zestiende eeuw was dit zeer populair, tot er door de Reformatie enigszins de klad in kwam. Een belangrijke stimulans voor de tochten vormde de boekdrukkunst, waardoor reisverhalen een groter publiek bereikten. Het eerste geïllustreerde boek verscheen in 1486 van de hand van de Mainzer domkanunnik Bernhard von Breydenbach, verluchtigd met houtgravures van een kunstenaar uit Utrecht.

Pelgrims op een Duitse houtsnede
Pelgrims op een Duitse houtsnede, circa vijftiende eeuw.

De reis begon voorspoedig. In Antwerpen, in die dagen het financiële centrum van de Lage Landen, regelden ze voor onderweg de nodige geldzaken. Het was mogelijk geld achter te laten bij een bank in ruil voor een verklaring. Zo’n wissel konden ze elders aan een andere bankier tonen om weer geld uitbetaald te krijgen. Al maakten de meeste groepsleden vanwege de ongunstige wisselkoers en aanverwante woekerpraktij­ken maar zeer beperkt gebruik van de bankiersdiensten. Enkelen besloten zelfs al hun geld bij zich te houden, met alle risico’s van dien. Mogelijk reisden ze via Antwerpen en voeren ze niet meteen vanuit Rotter­dam de Rijn op, omdat ze dan een groter stuk door de Habsburgse Nederlanden konden reizen. Dat was relatief veilig, omdat de Habsburgers er door een sterker staatsgezag beter in slaag­den de wegen van struikrovers te vrijwaren dan de dwergpotentaatjes in de staatkundige lappendeken die achter Maastricht wachtte.

De route naar Jeruzalem
De route van de pelgrims. Illustratie door Erik Flokstra/Pinkt.

De Limburgse heuvels bij Gulpen bleken een broedplaats van allerhande geboefte. Een koopman uit Aken had de pelgrims al in Maastricht gewaar­schuwd dat er bandieten, die van hun komst en bestemming wisten, in een spelonk op hen lagen te wachten om hen uit te schudden. Volgens het verslag van Goverts zouden die hen zelfs al vanaf Antwer­pen in de gaten hebben gehouden. De pelgrims huurden daarom onderweg een stuk of dertig gewapen­de mannen in. Dat bleek voldoende afschrikking voor de ter plekke ‘vertrouwde’ rovers – ze waren zelfs met naam en toenaam bekend! – om snel de aftocht te blazen.

De Limburgse heuvels waren een broedplaats van geboefte

Desondanks verzochten de Nederlanders in Aken op het stadhuis opnieuw om lijfwachten, zodat ze de reis naar Keulen even ongeschonden konden voortzetten. Tegen betaling kregen ze acht gewa­pende mannen mee, twee te paard en zes te voet. Vervolgens sloten zich ook nog enige andere Keulenreizigers bij hen aan.

Hardnekkige achtervolging

Geen overbodige luxe, naar bleek. Ze waren Aken nog niet uit, of de struikro­vers doken weer op en bleven de hele reis tot Keulen om hen heen zwermen, ook al dorstten ze het reisgezelschap niet dicht te nade­ren. Slechts één keer passeerde een van hen met bedekt gezicht langzaam alle reizigers om vervol­gens naast de voorman van hun escorte te gaan rijden. De boef vroeg hem volgens Arent Willemsz brutaal ‘wat wij voor lui waren en waar we heen wilden’, terwijl hij zijn ogen over de bagage liet gaan. Toen de voorman die vraag stoïcijns negeerde, gaf de bandiet zijn paard de sporen en reed de resterende kilometers gewoon een stukje voor hen uit.

Die hardnekkige achtervolging was gebaseerd op de verwachting dat de reizigers verderop kwetsbaar zouden zijn: ze zouden zo laat in Keulen aankomen dat de poorten al gesloten waren, terwijl er onderweg maar één herberg was, een half uur buiten de stad. Daar rekenden reizigers gewoonlijk af met de militaire escorte en legden daarna het laatste stukje alleen af. Daarom vroegen de pelgrims, die het bij het vallen van de avond angstig te moede werd, hun lijfwachten om hen tegen extra betaling tot in Keulen te begeleiden. Ook stuurden ze alvast een ruiter vooruit om de poort open te houden. En dat was maar goed ook, want bij die stadspoort doken de struik­rovers inderdaad nog een laatste keer op, in de hoop hen alsnog bij verras­sing te kunnen beroven. ‘We kwamen deze avond onbeschadigd in Keulen binnen,’ noteerde Goverts opgelucht.

Keulen in de Neurenbergkroniek
Keulen in de Neurenbergkroniek van Hartmann Schedel, 1493.

Er volgden daarop een paar ontspannen dagen. Eerst in Keulen, waar de pelgrims de in aanbouw zijnde gigantische Dom met de Driekoningenschrijn en de fameuze Wunderkammer van de St. Ursula bekeken, inclusief één van de zes kruiken waarin Christus ooit van water wijn had gemaakt. Vervolgens maakten ze een Rijnreisje per boot richting Mainz, met zijn vele versterkte kastelen en stadjes. ‘Daar dronk ik de beste Rijnwijn die ik ooit geproefd heb,’ aldus de Delftse barbier vergenoegd. Ook Goverts rept van de wijn, en niet alleen van de smaak, maar ook van de billijke prijs – en van de gretigheid waarmee vervolgens iedereen zijn reisfles vulde.

Dreigende veldslag

Maar niet lang daarna raakten de vrolijke pelgrims plots verzeild in iets waarop ze vermoedelijk minder hadden gerekend: ze kwamen terecht midden in de Duitse Boerenoorlog, die juist dat voorjaar in Midden- en Zuid-Duitsland een climax bereikte. Hun eerste confrontatie vond al bij Mainz plaats. Nabij de oude bisschopsstad zochten ze logies, maar er was geen slaap­plaats meer te krijgen omdat hier liefst drieduizend lutherse boeren tezamen waren gekomen. Uiteindelijk vonden de pelgrims, die als goede katholie­ken natuur­lijk weinig met die protestantse ketters op hadden, in het kleine Eltville op de rechter Rijnoever onderdak. Erg ont­spannen werden de laatste kilometers te voet niet, schreef Willemsz. ‘We hoorden deze avond onder het lopen veel getrommel en geweerschoten, zodat wij beraadslaagden of we deze nacht niet liever in het korenveld of een wijngaard zouden doorbrengen.’

Boeren tegen de heren

In 1525 woedde in het Heilige Roomse Rijk de Duitse Boerenoorlog. Dat was de laatste van een reeks opstanden van boeren die zich tegen de toenemende uitbuiting en onderdrukking door de territoriale vorsten verzetten. Zij werden daarbij deels geïnspireerd door radicale kerkhervormers, zoals Thomas Müntzer, die het Evangelie ook als een boodschap van politieke gelijkheid interpreteerden. Tijdens militaire krachtmetingen bleken de boeren geen partij voor de heren. Die wisten hun landsheerlijke macht sterk te vergroten, waarmee de basis voor de Duitse Untertanenstaat werd gelegd.

Gelukkig werd het niet de blote hemel, maar een warm bed. En de volgende dag kon het gezelschap zijn reis per boot vervol­gen. Niettemin wilden enige pel­grims de tocht afbreken, omdat de vooruitzichten steeds ongunstiger werden. Elke dag waren er meer boeren op pad en ook hun tegenstanders verzamelden zich in groten getale. De plaat­selijke bevolking had maar één advies: ‘Iedereen ried ons aan om te keren, omdat er een veldslag plaats zou vinden op de plek waar wij zo meteen langs moesten.’ Na rijp beraad spraken de reizigers zichzelf moed in en besloten toch verder te reizen.

De gok pakte aanvankelijk goed uit, Worms en Speyer konden zonder mankeren worden gepasseerd, maar daarna stuitte het gezelschap op nieuwe hindernis­sen. Bruch­sal hield vanwege rondzwervende boeren de poorten gesloten, zodat ze er met een boog omheen moesten trek­ken. Ook de volgende ommuurde plaats mochten ze tot hun grote schrik – de avond begon intussen te vallen – aanvan­ke­lijk niet binnen. Vermoeid en doodsbang smeekten ze om de schout naar de stadspoort te laten komen, die hen uiteindelijk binnenliet.

De behoefte om althans de nacht binnen veilige stadsmuren door te brengen, bleek niet onterecht. In het hertogdom Württemberg spookte het pas goed. De volgende dag passeerden de pelgrims het ooit zo prachtige cisterciënzer klooster Maul­bronn, dat net door boeren was geplun­derd nadat de monniken waren verjaagd. Zij troffen er een on­beschrijfelijke puinhoop aan; de boeren hadden alle ramen en deuren vernield, en alle papieren die ze er hadden aangetroffen aan stukken gescheurd.

Ook voor de pelgrims zelf volgden daar enige angstige uren. Eerst kregen drie gewa­pende boeren te paard hen in de gaten: ze wilden weten waar de reis heenging. Toen ze hun reisdoel hadden verteld en verder moch­ten, vond in een uitge­strekt heide­veld een tweede confrontatie met rondzwer­vende boeren­krijgers plaats: als hongerige wolven stortten ze zich op de pelgrims. Die smeekten de boeren hen met rust te laten, omdat ze niets met het conflict hadden uit te staan en slechts naar Venetië wilden. Ze moesten zich echter een voor een laten visiteren door de boeren, die hen van een geweer, een fraaie degen en enig muntgeld beroofden, en alle meegebrachte wijn opdronken. Ze zagen de pelgrims voor spionnen aan en pas nadat die hadden verzekerd dat ze ‘geen papen op de wagen hadden’ lieten ze hen gaan. De reizigers haastten zich naar de volgende pleister­plaats.

De boeren beroofden hen en dronken alle wijn op

Het werd weer tijd voor voorzorgs­maat­rege­len en de volgende dag huurden ze na het ontbijt in Esslingen een meerkop­pige lijfwacht in. Dat bleek niet onverstandig, want nog die middag doken plots drie gewapende boeren uit de bosjes op. Pas na enige bezwerende woorden van hun gewapende begeleiders lieten die hen gaan. Met de schrik in de benen ijlden de pelgrims naar Göppin­gen. Maar dat hield ook de poorten gesloten, zodat ze in een dorpsher­berg in het stro moesten overnachten. Wil­lemsz vermeldde daarover knorrig, dat ze voor het slechte eten en die primitieve slaapplaats ook nog eens schandalig veel hadden moeten betalen.

Scheepsbouw in Venetië
Scheepsbouw in Venetië. Illustratie door Erhard Reuwich, 1486.

Het was gelukkig de laatste keer dat zij fysiek werden bedreigd. De dag daarop bereikten zij veilig de welvarende rijks­stad Ulm, waar ze hoorden dat de boeren net door de hertog van Beieren waren verslagen. Drie dagen later zagen zij vlak voor de grens met Tirol nog boeren vluch­ten. Maar zelfs daarna was het terrein nog niet helemaal veilig. In de buurt van Merano stuitten zij wederom op talloze boeren. En in een dorpje achter Trento bleek de plaat­selijke bevolking zo door hen geïntimideerd dat zij die dag – het was Hemel­vaartsdag – maar één keer een mis durfde te houden. Het moet voor de vrome Arent Willemsz dan ook een zekere genoeg­doening zijn geweest om daar ook de plek te passeren, waar ooit een dorp had gestaan waarvan de inwoners het gewaagd hadden in de Kerstnacht van 1517 te dansen en dat door God daarop voor straf met een sneeuwlawine volledig was weg­gevaagd.

God had het dorp gestraft met een sneeuwlawine

Op 28 mei bereikten ze Venetië, een belangrijk knoop­punt voor bedevaartgangers uit heel Europa, waar ze eindelijk met een gerust hart de toerist konden uithan­gen. Ze bleven er drie weken om voor­bereidingen te treffen voor het vervolg van hun reis: de oversteek met zo’n honderd andere pelgrims per boot naar Palestina. Na een maand varen meerde het schip aan in Jaffa. Eén van het negen­tal had de bootreis niet overleefd en werd daar op het strand begraven.

Toost op terugkeer

Op de terugreis vanaf Venetië, ettelijke maanden later, hadden de Nederlanders van geen kwaadwil­lende boer meer last. De Boerenoorlog was voorbij: de boeren waren volledig in de pan gehakt, hun politieke rol was uitgespeeld. In Ulm waren de pelgrims getuige van de intocht met veel pracht en praal van een van de politieke overwinnaars, de latere keizer Ferdinand I, de jongere broer van Karel V. Later die avond maakten ze zelfs persoonlijk kennis met hem.

Zicht op Jeruzalem
Zicht op Jeruzalem. Illustratie door Erhard Reuwich, 1486.

Daarna reisden ze verder huis­waarts, vanaf Mainz weer over de Rijn. Na Nijmegen ging vrijwel ieder van het gezelschap zijns weegs. Arent Willemsz sloeg het aanbod van Jan Goverts af om nog even bij hem in Gorinchem te logeren, omdat ‘ik begeerde te weten hoe het er met mijn vrouw en kinderen voorstond, omdat ik zolang weg was geweest’. Aldus zeilde hij uiteindelijk in z’n eentje verder naar Dordrecht, huurde een schuit naar Rotterdam en vervolgens een volgende naar Delft. Thuis verraste hij zijn moeder en zijn vrouw bij het eten. Juist op het moment dat hij de deurklopper wilde laten vallen, hoorde hij hoe de eerste met een kroes wijn in de hand een toost op zijn spoedige behouden terug­keer uitbracht.

Daarop, zo sloot de barbier zijn reisver­haal af, opende hij de deur om iets naar binnen te roepen, ‘waarop mijn vrouw meteen antwoordde en riep: “Dat is de stem van meester Arent.” En naar de deur liep waar ze mij staande aantrof en mij om de hals vloog en zei: “Welkom lief.” Waarbij ik haar vasthield, opdat ze niet in onmacht op de grond viel, want hoewel dit lukte, was onvoorzien thuiskomen toch best gevaarlijk.’

Reden te meer voor hem om nog diezelfde avond een bezoek aan de Oude Kerk en daarna aan de Nieu­we­ Kerk te brengen om ter afsluiting van zijn bede­vaart God te danken voor zijn behouden terugkeer na 233 dagen af­wezigheid.

Meer weten:

  • Between Saint James and Erasmus: Studies in Late-Medieval Religious Life (2003) door Jan van Herwaarden, over pelgrims in de Nederlanden.
  • Pelgrimstochten (2010) door Ben Wasser over de geschiedenis van christelijke bedevaartsoorden.
  • German Histories in the Age of Reformations, 1400-1650 (2009) door Thomas A. Brady behandelt de katholieke en protestantse hervormingen.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 6 - 2025

Nieuwste berichten

Dordrecht tijdens de Sint-Elisabethsvloed
Dordrecht tijdens de Sint-Elisabethsvloed
Nieuws

Steden waren ongezond voor middeleeuwse boeren 

Toen het huidige Nederland vanaf de late Middeleeuwen verstedelijkte, nam het aantal mensen met luchtwegproblemen toe. Niet alleen in de stad, maar ook op het platteland. Dat blijkt uit het proefschrift The air we breathe, waarop Maia Casna onlangs in Leiden promoveerde. Casna onderzocht botten uit de periode 470-1850 op sporen van onder meer chronische...

Lees meer
Natuurbeschermers door Kristian Mennen
Natuurbeschermers door Kristian Mennen
Interview

‘Activisten kochten zelf natuurgebieden om ze te beschermen’

Tussen 1930 en 1960 stagneerde de natuurbescherming in Nederland. Door verschillende crises en de Tweede Wereldoorlog was de Nederlandse natuur onderaan de politieke agenda beland. In Natuurbeschermers beschrijft natuurhistoricus Kristian Mennen activisten die zich niet uit het veld lieten slaan en aandacht bleven vragen voor de Nederlandse flora en fauna.  Wanneer kwam er aandacht voor...

Lees meer
Troepen van Hamas
Troepen van Hamas
Artikel

Israël financierde Hamas: de vijanden hadden elkaar nodig

Rechtse Israëlische politici en Hamas hebben elkaar groot gemaakt, schrijft journalist Maurice Blessing. Beide partijen hadden elkaar jarenlang nodig om aan de macht te blijven. Tot voor kort ondersteunden Israëlische regeringen Hamas daarom zelfs financieel. Toen Israël in 1967 de Westoever en Gazastrook veroverde, besloot het de Moslimbroederschap te steunen, een antikoloniale beweging die zich...

Lees meer
Presentatie van het nieuwe nationaal embleem van Syrië
Presentatie van het nieuwe nationaal embleem van Syrië
Artikel

Syrië verwijst met hernieuwd symbool naar legendarische veldslag

Nu dictator Bashar al-Assad is verjaagd, presenteert Syrië een herontwerp van het nationale symbool: een gouden adelaar. Daarmee wil interim-president Ahmed al-Sharaa ‘een brug slaan tussen het verleden en de toekomst’. Met de adelaar verwijst hij naar een beroemde slag in 634 toen moslims de Byzantijnen versloegen en Damascus veroverden. Aan het begin van de...

Lees meer