640 p. Ambo, euro 36,90
Studenten en wetenschappers die inzicht wilden verkrijgen in de sovjetrepressie, en dan met name de dwangarbeidkampen in de Goelag, waren decennialang aangewezen op zeer fragmentarische bronnen. Pas eind jaren tachtig kwam hier enige verandering in, toen organisaties als Memorial, dat de herinnering aan slachtoffers van de terreur levend wil houden, op systematische wijze informatie over voormalige gevangenen begonnen te verzamelen en uitgebreide archieven opzetten.
De periode tussen eind jaren tachtig en begin jaren negentig werd een ’tijd van herinneringen’. Journalisten en historici stuitten op een schat aan nieuwe informatie: geheime archieven die werden vrijgegeven, overlevenden die bereid bleken hun verhaal te vertellen, en ambtenaren die voor het eerst afstand durfden te nemen van hun sovjetverleden door relevante informatie boven tafel te (helpen) brengen.
Het 640 pagina’s tellende Goelag van Anne Applebaum is de getuigenis van deze unieke periode van openheid in de Russische geschiedenis. Ze beschrijft de Goelag vanaf het ‘bolsjewistische’ begin in de kloosters op de Solvetski-eilanden tot aan de periode-Gorbatsjov: ze volgt de uitbreiding van de kampen, de massale en zinloze dwangarbeidprojecten, de Terreur, de Tweede Wereldoorlog, de kampstakingen, de vrijlatingen, de dooi en de tijd van de dissidenten.
Weinig aspecten van het kampleven blijven onbesproken. Applebaum onderzoekt de wreedheden van de bewakers en het sadisme van de bevoorrechte criminelen waaraan de politiek gevangenen waren overgeleverd. Ze schrijft over vele individuele gevangenen en het systeem van strafkampen als geheel. Ook gaat ze in op intrigerende kwesties als de loyaliteit van de gevangen aan de Partij, de deelname van gevangenen aan toneelproducties en liefde in de kampen.
Applebaum spaart de lezer niet in haar boek. Veelvuldig citeert ze uit persoonlijke verslagen van gevangenen. Een man herinnert zich de schok toen hij voor het eerst verbleef in de kampgevangenis: ‘De hele nacht hoorde ik het onmenselijke geschreeuw en het klappen van de zweep.’ De lezer voelt bij wijze van spreken de luizen neervallen van de overvolle, smerige stapelbedden, waarin de gevangenen vaak alleen op hun zij konden liggen slapen.
In het onder historici al decennia woedende debat over het aantal slachtoffers van de Goelag kiest Applebaum voor het kamp van de hoge schatters. Zij denkt dat er 18 miljoen gevangenen in de kampen verbleven, waarvan ruim 4 miljoen nooit terugkwamen. Hieraan voegt ze nog eens 6 miljoen ‘speciale kolonisten’ (onder wie koelakken en etnische groepen) die in ballingschap leefden, en 4 miljoen krijgsgevangenen toe, waarmee ze uitkomt op 28 miljoen dwangarbeiders in de Sovjet-Unie.
Applebaum wijst terecht op ontbrekende feiten bij het maken van schattingen van het aantal doden. De kampstatistieken werden bijvoorbeeld omlaag bijgesteld omdat stervende gevangenen vaak werden vrijgelaten. In de statistieken is ook niets terug te vinden van massa-executies en terdoodveroordelingen, die altijd direct werden uitgevoerd.
De kracht van Goelag schuilt in het veldwerk dat Applebaum heeft gedaan. Ze bezocht belangrijke kampen als Ukhta, Kolyma (in het verre oosten) en Vorkuta (bij de poolcirkel), sprak vele oud-gevangenen, las bijna elk persoonlijk verslag over de Goelag, consulteerde de belangrijkste Russische en Britse naslagwerken en bezocht diverse archieven. Hoewel veel van het materiaal bekend is, biedt Applebaum een zeer compleet overzicht voor studenten en geïnteresseerde lezers.
Een van de weinige zwakke punten in het werk is dat hier en daar de bronnen onzorgvuldig zijn vermeld. Soms wordt er in de tekst een feit genoemd, waarbij de noot verwijst naar een passage van zeventig pagina’s, waarin vervolgens gezocht moet worden. En bij een aantal beweringen, die op zichzelf wel geloofwaardig zijn, wordt in het geheel geen bron genoemd. Ondanks deze kleine minpunten is Applebaums Goelag voorbestemd een klassiek naslagwerk te worden op de universiteiten. Tegelijk is het een belangrijke bijdrage aan de enorme en snel groeiende bibliotheek over de onmenselijkheid van de mens in de bloedigste eeuw van de geschiedenis.
Nanci Adler is verbonden aan het Centrum voor Holocaust and Genocide Studies in Amsterdam.
Dit artikel is exclusief voor abonnees