Home Nederland zoekt een nieuwe identiteit

Nederland zoekt een nieuwe identiteit

  • Gepubliceerd op: 12 september 2000
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Stef Severt

Tientallen jaren was ze taboe, maar nu is ze dan eindelijk weer terug: onze Vaderlandse Geschiedenis. Met minder Helden en minder Grote Daden, maar nog altijd met een doel. Vroeger zagen we in ons verleden vooral brave Hendriken, ferme jongens en stoere knapen. Nu schotelen de geschiedschrijvers ons een al eeuwenoude overlegcultuur voor.


Uiterst voldaan en vol zelfvertrouwen kijkt de man uit zijn ogen. Hij straalt trots uit, maar ook strengheid. Het gaat hem zichtbaar voor de wind: hij is goed gekleed, de buik is rond. Op de voorkant van het boek Geïllustreerde Vaderlandsche Geschiedenis van P. Louwerse (vierde druk, 1908) heeft Joh. Braakensiek een fiere zeventiende-eeuwer getekend. Het boek staat vol helden en hoogtepunten uit ons nationale verleden, ze dienen ter eer en meerdere glorie van de Nederlandse natie. Het is vooral de Gouden Eeuw waaraan de Nederlanders van rond de vorige eeuwwisseling zich moesten spiegelen.
        Later leerden we dat de helden lang niet altijd helden, ja soms zelfs boeven waren, en dat er naast de hoogtepunten ook wel enige dieptepunten waren aan te wijzen. De term ‘vaderlandse geschiedenis’ kreeg een negatieve bijklank en raakte in onbruik.

Vaderlands gevoel kietelen
Maar de vaderlandse geschiedenis is terug. En hoe! De laatste tijd wordt de boekenmarkt overspoeld met uitgaven die onze kennis van de vaderlandse geschiedenis moeten opvijzelen. Keus te over: er zijn de handzame feitenboekjes, waarin de lezer in een handomdraai de Nederlandse geschiedenis in een notendop tot zich kan nemen; er zijn de meer epische werken, die het verhaal van Nederland en zijn bevolking bieden; er zijn boeken gewijd aan meer specifieke perioden of gebeurtenissen uit de vaderlandse geschiedenis, er is natuurlijk de prestigieuze NWO-reeks ‘Nederlandse cultuur in Europese context’, waarvan onlangs het eerste synthetische deel (over ijkpunt 1650) werd gepresenteerd; en verder zijn er nog de vaak licht verteerbare boekjes waarin getracht wordt de Nederlandse identiteit nader te bepalen. Een hele waslijst, kortom. Er lijkt een enorme behoefte te zijn het vaderlands gevoel te kietelen met verhalen uit ons roemrijke verleden. Natuurlijk zijn er ook altijd wel een paar lieden die dat feestje willen bederven, door bijvoorbeeld het einde van de vaderlandse geschiedenis aan te kondigen, maar deze stemmen verstommen eenvoudigweg bij het koor van auteurs dat de nationale historie bezingt. Vanwaar die plotselinge populariteit van de vaderlandse geschiedenis? En waarom is het eigenlijk zo belangrijk die oude feiten weer ‘af te stoffen’?

‘Ik werd benaderd door Mai Spijkers van uitgeverij Prometheus’, vertelt Han van der Horst, auteur van het vuistdikke Nederland. De vaderlandse geschiedenis van de prehistorie tot nu. ‘Hij dacht dat de tijd wel rijp was voor een nieuwe vaderlandse geschiedenis. Om de zoveel tijd is het nodig een toegankelijk overzicht daarvan te geven. Een boek dat de oude historische lessen opfrist, en toch weet te verrassen.’ Van der Horst noemt de toenemende globalisering (met name de Europese eenwording), de ontideologisering en de instroom van grote groepen immigranten als verklaringen voor de huidige populariteit van het thema. Door deze processen wordt Nederland teruggeworpen op zichzelf: wat is nu typisch Nederlands, wat is de moeite van het behouden waard?
        Socioloog Herman Vuijsje, die samen met cultuurpsycholoog Jos van der Lans het vorig jaar verschenen Typisch Nederlands. Vademecum van de Nederlandse identiteitsamenstelde, noemt dezelfde ontwikkelingen. Zowel Vuijsje als Van der Horst vindt het eigenlijk vanzelfsprekend dat er veel boeken verschijnen over het vaderlands verleden. Het vreemde schuilt er volgens hen veeleer in dat dat geruime tijd, ruwweg vanaf midden jaren zestig tot eind jaren tachtig, niet gebeurde. Vuijsje: ‘In elk zelfstandig land houdt men zich met de eigen geschiedenis bezig. Termen als “volk” en “vaderland” waren in de jaren zestig echter besmet geraakt. Wel begrijpelijk, in het licht van het nabije oorlogsverleden. Doordat de oorlog steeds verder van ons verwijderd raakt, wordt het praten over het nationaal verleden en nationale identiteit langzaam aan minder beladen.’ Volgens Vuijsje zijn we nu met een inhaalslag bezig. ‘Ik zie het als een dialectisch proces. Al die aandacht is een reactie op het ontbreken van een vaderlandse geschiedenis in de voorgaande periode.’

Eenheidsgevoel kweken
Het vak ‘vaderlandsche geschiedenis’ stamt uit de negentiende eeuw, toen het werd geïntroduceerd door een liberale elite die een nationaal eenheidsgevoel wilde kweken. Alle Nederlanders moesten vaderlanders worden. Aanvankelijk ging dat niet van een leien dakje, doordat katholieken en protestanten meenden hun eigen vaderlandse geschiedenis te moeten schrijven. De eerste hoogleraar in de vaderlandse geschiedenis, Robert Fruin, poogde beide kampen te verzoenen door te pleiten voor een objectief-wetenschappelijke benadering, in plaats van de geschiedenis ondergeschikt te maken aan ideologie of religie. Langzaam groeide een gevoel van nationale eendracht, waarbij het koningshuis een belangrijke symboolfunctie ging vervullen. Dit gevoel doorstond de beproevingen van de Tweede Wereldoorlog.
        De eenheid, gegroeid in de gezamenlijke strijd tegen de Duitse vijand, bleek echter broos. In de jaren zestig zette een na de oorlog opgegroeide generatie zich af tegen de pijlers waarop de toenmalige maatschappij rustte: het koningshuis, de kerk, de hiërarchische verhoudingen, het ouderlijk gezag. Én tegen de geschiedschrijving die deze maatschappij legitimeerde. Duidelijk werd dat de Nederlandse geschiedenis minder heroïsch was dan de schoolboekjes deden voorkomen. Enkele donkere episoden, zoals de vérgaande accommodatie in de Tweede Wereldoorlog en ons verre van smetteloze verleden als koloniale macht, kwamen nadrukkelijk in het licht te staan. Al te warme belangstelling voor het vaderlands verleden werd als verdacht aangemerkt. Op zijn best kon je er alleen met een flinke dosis ironie over schrijven.
        Die periode, waarin een negatief-kritische benadering van het nationale verleden overheerste, is nu voorbij. Je bezighouden met vaderlandse geschiedenis, praten over Nederlandse identiteit, het mag weer. Tot grote opluchting van Herman Vuijsje, die toen hij in de jaren zestig op de middelbare school zat nog fel protesteerde tegen de invulling van het vak. ‘Ik schreef toen een stukje in de schoolkrant, “Watergeus of Toxopeus?”. We kregen allerlei feiten van de vroege Nederlandse geschiedenis te leren, vaak in snorkende bewoordingen, maar over de veel nabijere periode leerden we niets, laat staan over de actualiteit. Ik vond dat raar. Opvallend is dat de discussie nu de omgekeerde weg gaat: men vindt nu dat Nederlanders weer meer moeten weten van de aloude vaderlandse geschiedenis.’

Klein historisch beschavingsoffensief
Iemand die van mening is dat een klein historisch beschavingsoffensief inderdaad geen kwaad kan, is Roel de Wit, vooraanstaand PvdA-lid en oud-commissaris der Koningin in Noord- Holland. Hij is benauwd voor het verdwijnen van het overzicht van de vaderlandse geschiedenis. Met graagte ging hij in 1997 dan ook in op de uitnodiging van toenmalig minister van Onderwijs Netelenbos om een commissie te leiden die advies moest uitbrengen over het vak geschiedenis in het voortgezet onderwijs. ‘Ik denk met genoegen terug aan geschiedenis op school. Ik had een goede leraar die prachtige verhalen kon vertellen. De historieplaten van Isings deden de rest. Natuurlijk zijn de tijden veranderd, maar ik vind dat je gewoon moet weten waar je als Nederlandse gemeenschap vandaan komt. Anders raak je wel erg ontworteld.’ Elke Nederlands staatsburger moet over een basiskennis van de Nederlandse geschiedenis beschikken, meent De Wit.
        Het is Frits Bolkestein uit het hart gegrepen. Ook hij heeft levendige herinneringen aan zijn vroegere geschiedenislessen: ‘Op mijn lagere en middelbare school werd er nog grondig onderwijs gegeven in de vaderlandse geschiedenis. Dat begon dan bij de Batavieren en liep door tot het heden. Het was chronologisch, en niet thematisch zoals dat tegenwoordig gebruikelijk is. Gelukkig komt men daar nu weer van terug.’
        Zonder kennis van het verleden van een samenleving kun je niet bewust deelnemen aan die samenleving, stelde Bolkestein in 1996 in het NRC-Handelsblad. De Nederlander moet op zijn minst iets weten van: ‘de Middeleeuwen, Opstand, Gouden Eeuw, Verlichting, Franse tijd, opkomende burgerij, ontluikende democratie, oorlogen, industrialisatie, dekolonisatie en ontzuiling.’
        Ook van nieuwkomers in de Nederlandse samenleving mag verlangd worden dat zij kennis nemen van ons nationaal verleden, stellen de beide partijprominenten. De Wit: ‘Wil de integratie van de grote groep immigranten slagen, dan zullen ze zich moeten aanpassen aan de Nederlandse cultuur. In de eerste plaats door de taal te leren, maar ook door kennis op te doen van de grote lijnen van de Nederlandse geschiedenis.’ Dat is nu niet gebruikelijk. Van het programma ‘maatschappijoriëntatie’ voor immigranten maakt geschiedenis nagenoeg geen deel uit, en of onze aanstaande prinses Máxima in het kader van haar inburgeringsprogramma een aardig lesje vaderlandse geschiedenis voorgeschoteld krijgt is onduidelijk.

Minder verheffende gebeurtenissen
Dat er weer flink gepubliceerd wordt op het gebied van de vaderlandse geschiedenis moet De Wit en Bolkestein deugd doen. Maar zijn de verhalen die nu verteld worden dezelfde als die waaraan zij zulke goede herinneringen bewaren? Cultuurhistoricus Frank van Vree denkt van niet. ‘Misschien is er weer meer belangstelling voor de vaderlandse geschiedenis, maar die is dan toch wel van een heel ander kaliber dan de traditionele nationalistische geschiedenis zoals die tot in de jaren zestig werd onderwezen: de geschiedenis van de grote mannen en van de epische periodes als de Tachtigjarige Oorlog, vaak beschreven in ronkend proza. Termen als “vrijheidsstrijd”, “herrezen Nederland”, daar kun je nu toch echt niet meer mee aankomen.’
        In de P.C. Hooft-lezing van 1998 sprak Van Vree van een ‘crisis in de historische cultuur’, doelend op de teloorgang van de traditionele, nationalistisch getinte benadering van de geschiedenis. Dit is volgens hem overigens een Europees, en geen exclusief Nederlands fenomeen. De crisis verwijst niet naar een afgenomen belangstelling voor het verleden, integendeel. De belangstelling richt zich volgens Van Vree nu op andere zaken. Hij betoogt dat we nu vooral geraakt worden door de minder verheffende gebeurtenissen uit het verleden, zoals de holocaust en het kolonialisme. ‘Dát is de levende geschiedenis, dát vormt onze levende collectieve herinnering. Kijk maar naar Joegoslavië: de wereldopinie werd gemobiliseerd door een foto van een uitgemergelde gevangene achter prikkeldraad. Die deed ons wel heel erg sterk denken aan wat er vijftig jaar eerder in Duitsland gebeurde.’ Kan de vaderlandse geschiedenis dan worden doodverklaard? Nee, stelt Van Vree, ‘traditionele thema’s als de Opstand bestuderen we nu vanuit een andere invalshoek. Kernwoorden zijn bijvoorbeeld geweten en humaniteit. Daar ligt ook de uitdaging van de geschiedwetenschap, om telkens nieuwe aanknopingspunten bij het heden te vinden.’

Het klinkt aannemelijk. Elke tijd stelt zijn eigen vragen aan de geschiedenis. Als we bezien welke historische gebeurtenissen nu de sterkste emoties in de samenleving losmaken, dan hebben die inderdaad vooral te maken met de Tweede Wereldoorlog (onlangs nog de collaboratie van de Amsterdamse politie; de naoorlogse opvang van oorlogsslachtoffers) en ons koloniaal verleden (de slavenhandel; de politionele acties).
        Gevraagd naar de hoogte- en dieptepunten in de vaderlandse geschiedenis grijpen ook de gesprekspartners nauwelijks terug op de aloude canon. Alleen Bolkestein wil nog een bijzondere hommage brengen aan zijn helden uit een ver verleden: Willem van Oranje, Johan van Oldenbarnevelt, Johan de Witt en Thorbecke. De rest laat zijn historische ankers uitsluitend in de afgelopen eeuw zakken.

Onderlinge lotsverbondenheid
Kijken we naar de recent verschenen publicaties, dan valt op dat daarin vaak nog wel de bekende verhalen worden opgedist. Nog steeds voeren de auteurs ons langs het canonieke rijtje: Opstand – Gouden Eeuw – patriottentijd – Franse overheersing – Thorbecke – verzuiling – Tweede Wereldoorlog.
        Maar, zoals Van Vree al stelde: natuurlijk is het perspectief wel anders. Terwijl in de eerder genoemde Geïllustreerde Vaderlandsche Geschiedenis de Atjeh-oorlog bijvoorbeeld nog werd beschreven alsof er iets groots werd verricht, waarbij het helaas onmogelijk was de ‘wrede en niet te vertrouwen’ Atjehers zonder krijgsgeweld in bedwang te houden, lezen we daarover in het toegankelijke Nederland in een handomdraai: ‘De schermutselingen slepen zich voort onder verschillende Nederlandse generaals die er maar zelden in slagen het gebied onder controle te krijgen. En dan slechts met behulp van grote moordpartijen en het systematisch platbranden van kampongs.’ Trots heeft plaatsgemaakt voor verontwaardiging en schaamte.
        Verder valt op dat het predikaat ‘vaderlands’ een andere betekenis heeft gekregen. In de tijden van P.J. Blok en Pieter Geyl verwees dit begrip naar het Nederlandse volk of de Nederlandse stam. Door de grote groepen immigranten in onze samenleving zijn dat tegenwoordig problematische begrippen. De meeste huidige auteurs zeggen dan ook met vaderlandse geschiedenis te doelen op de geschiedenis van het gebied dat we nu met ‘Nederland’ plegen aan te duiden. Wat Nederlanders in de eerste plaats, haast toevallig, bindt is de bodem onder hun voeten.
        Slechts een enkele auteur durft een stap verder te gaan. Han van der Horst heeft zijn boek expliciet ook op de nieuwe Nederlanders afgestemd; in de inleiding van Nederlands chrijft hij dat het geschreven is ‘voor mensen die zich hier thuis (willen) voelen’. Hij heeft nadrukkelijk getracht de immigranten in te passen in zijn natiografie, niet alleen in de meest recente geschiedenis, maar ook door uitgebreid stil te staan bij de koloniale geschiedenis. Van der Horst gaat ervan uit dat de ruim vijftien miljoen Nederlanders ‘een onderlinge lotsverbondenheid’ voelen. Dit lijkt een wat al te rooskleurige voorstelling van zaken. Maar wellicht dat zijn boek het eenheidsgevoel wat kan bevorderen? Zoals Herman Vuijsje zegt: ‘Voor een gedeeld gevoel van identiteit zijn kapstokken nodig. Geschiedenis is dan een heel goede kapstok.’

Nieuwe mythes
Dat vond men aan het eind van de negentiende eeuw ook. De geschiedschrijving die toen opgeld deed, was er vooral op gericht verschillende groepen in de samenleving te binden. Dit kon worden bereikt door een gedeeld gevoel van trots te kweken, trots op het rijke nationale verleden.
        In de daaropvolgende eeuw is er veel veranderd. De internationale horizon van ons land heeft zich enorm verbreed, en de Nederlandse samenleving is door de komst van aanzienlijke aantallen immigranten veel pluriformer geworden. Zowel in de complexe wereldconstellatie als ten opzichte van de vele nieuwkomers poogt Nederland zich een plaats te verwerven, zich een nieuwe identiteit aan te meten. De vaderlandse geschiedenis speelt daarin een belangrijke rol. Oude mythes heeft zij doorgeprikt. Nederland is niet (meer) een van de belangrijkste spelers op het wereldtoneel, maar een ‘land van kleine gebaren’. De onverholen trots van vroeger heeft plaatsgemaakt voor gepaste bescheidenheid. En zo nu en dan bekruipen ons gevoelens van schaamte, over excessen die onder onze verantwoordelijkheid hebben plaatsgevonden. En moeten er excuses worden aangeboden, hoe moeilijk we dat soms ook vinden.
        Niet iedereen is even gelukkig met deze wat schamele positionering van onze natie. We hebben toch wel íets typisch Nederlands waar we gewoon lekker trots op kunnen zijn? Voor deze mensen is er het poldermodel, een mooi voorbeeld van waarin een klein land groot kan zijn. Roel de Wit: ‘Dat Clinton aan Kok vraagt het poldermodel uit te leggen, dat is toch prachtig?’ En ook dan weer blijkt de geschiedenis een welkome ondersteuning te bieden, als historisch onderzoek uitwijst dat deze overlegcultuur al eeuwenoud is. De vaderlandse geschiedenis ontkracht mythes, en ze stelt er weer nieuwe voor in de plaats.


Roel de Wit
Hoogtepunt in de Nederlandse geschiedenis: Ik denk meer in processen dan in momenten. Daarom kies ik voor de integratie van grote groepen in de Nederlandse samenleving. Vooral arbeiders en katholieken hebben in de vorige eeuw een eigen plaats verworven in de Nederlandse samenleving, zonder hun eigen identiteit te hoeven loslaten. Een prestatie van formaat.
Dieptepunt: Tja, je komt natuurlijk snel uit bij een aantal zaken uit de Tweede Wereldoorlog. Maar eigenlijk vind ik dat ik me hierover niet mag uitspreken, jong als ik ben.
Typisch Nederlands: Het poldermodel, bestuur door overleg. Daar hecht ik buitengewoon aan. Neem nou de gekozen burgemeester: dat past toch gewoon niet in de Nederlandse traditie van collegiaal bestuur?
Blijft Nederland bestaan? Daar ben ik niet somber over. We hebben nog steeds een tamelijk invloedrijke positie.

Herman Vuijsje
Hoogtepunt in de Nederlandse geschiedenis: Ik denk de februaristaking van 1941, het enige moment waarop Nederlanders zich werkelijk teweer hebben gesteld in de oorlog.
Dieptepunt: Srebrenica! We hebben wel ergere dingen gedaan, zoals slavenhandel en het platbranden van dorpen in Indië, maar die dingen waren niet uitzonderlijk in de tijd waarin ze gebeurden. Srebrenica was dat wel. Als daar Engelsen of Fransen hadden gezeten, was het niet gebeurd. Het getuigt van onze zwakke plek: onze neiging tot afzijdigheid en conformisme.
Typisch Nederlands: Het gemak waarmee we nationale symbolen als de gulden, maar ook onze taal opgeven. En, met Herman Pleij, die daar ooit een prachtig stuk over schreef: ijspret. Op het ijs speelt zich onze gedroomde identiteit af. Daar zijn we even wie we zo graag willen zijn.
Blijft Nederland bestaan? Ja hoor. Ik geloof niet dat er snel een Verenigde Staten van Europa zal komen. Dat wil ik ook niet. Kijk alleen al naar wat er nu in Oostenrijk gebeurt. Als we in Europa opgaan, hebben we daar geen verweer meer tegen.

Frank van Vree
Hoogtepunt in de Nederlandse geschiedenis: Ik wil eigenlijk alleen spreken over de historische periode waarbij ik zelf betrokken ben geweest. En dan kies ik voor de jaren zestig. Dat was een feestelijke periode, die een hoop mensen gelukkig heeft gemaakt.
Dieptepunt: En dan is Srebrenica een dieptepunt. Om wat er gebeurd is; en vanwege het feit dat de Nederlandse samenleving absoluut niet in staat is gebleken er een vorm voor te vinden. Een pijnlijke geschiedenis van a tot z, voor iedereen, van aanvang af. Daar zijn we met z’n allen verantwoordelijk voor.
Typisch Nederlands: Buitenlandse vrienden van me vinden dat alles hier zo aangeharkt is; er is hier geen enkel stukje grond niet gecultiveerd. Nederland is in principe helemaal af.
Ook typisch Nederlands is dat wij het moeilijk vinden om harde dingen tegen elkaar te zeggen. Er wordt hier veel toegedekt. Terwijl we het idee hebben dat we zo open en duidelijk zijn. Er bestaat een grote kloof tussen hoe men zegt dat men is, en hoe men werkelijk is.
Blijft Nederland bestaan? Heeft Nederland ooit bestaan? Op bepaalde terreinen zal het Nederlandse stempel steeds minder zwaar drukken: in de muziek, het theater, op tv. Maar ik geloof niet dat de Nederlandse taal gaat verdwijnen. En Sinterklaas blijft ook bestaan, juist door de internationalisering. Van oorsprong een onschuldig kinderfeest, is het nu een typisch Nederlandse gezinsgebeurtenis.

Han van der Horst
Hoogtepunt in de Nederlandse geschiedenis: Deze tijd, zeg van 1950 tot nu. Er is al vijftig jaar vrede. Ik heb in feite niks meegemaakt. Geen oorlog, niks. We zijn alleen maar rijker geworden. En dan die gigantische culturele rijkdom! Het is een hoogtepunt van onze beschaving zonder meer, een Gouden Eeuw die de andere Gouden Eeuw volstrekt in de schaduw stelt. Hermans, Lucebert, die doen toch niets onder voor Vondel en Hooft?
Dieptepunt: In de Nederlandse koloniale geschiedenis zijn een aantal behoorlijke dieptepunten aan te wijzen. De politionele acties natuurlijk, maar ook wat eraan voorafgaat. Dat je zo’n eilandenrijk verovert is tot daar aan toe. Maar dan zeggen dat je je met ethische politiek bezighoudt. En dat die mensen dat oprecht méénden. Onvoorstelbaar.
Typisch Nederlands: Vuurwerk bij Oud en Nieuw? Jeetje, nou ik weet niks te vinden. Misschien moet ik het zoeken in de niet vertaalbare begrippen. Gezelligheid? Of het mijden van risico’s: als een Nederlandse economiestudent carrière wil gaan maken, dan wil hij manager worden bij een grote firma. Hij gaat echt geen eigen zaak beginnen.
Blijft Nederland bestaan? Tuurlijk blijft Nederland bestaan. Wel moeten we leren leven met de chaos, want die wordt alleen maar groter. Ik heb tegenwoordig haast een gsm’etje nodig om mijn vrouw tegen te komen. Toch bevalt hij me goed, die chaos.

Frits Bolkestein
Hoogtepunt in de Nederlandse geschiedenis: Er zijn vier grote Nederlandse staatslieden geweest: Willem van Oranje, Johan van Oldenbarnevelt, Johan de Witt en Thorbecke. Ik denk dat je de grote gebeurtenissen van Nederland moet situeren in de periodes waarin zij leefden.
Dieptepunt: Wat dacht u van de Tweede Wereldoorlog? Dat is zonder enige twijfel een dieptepunt, zo niet het diepste dieptepunt dat wij hebben meegemaakt.
Typisch Nederlands: Het poldermodel. Het voortdurend met elkaar onderhandelen over van alles en nog wat.
Blijft Nederland bestaan? Absoluut, zonder enige twijfel. We blijven lekker doorpolderen.

Recente literatuur over vaderlandse geschiedenis en Nederlandse identiteit

Handzame feitenboekjes
Herman Beliën en Monique van Hoogstraten, De Nederlandse geschiedenis in een notendop. Wat elke Nederlander van de vaderlandse geschiedenis moet weten (6e druk; Prometheus 1999).
Bas Blokker, Gijsbert van Es en Hendrik Spiering, Nederland in een handomdraai. De vaderlandse geschiedenis in jaartallen (Balans 1999).
H.P.H. Jansen, Kalendarium. Geschiedenis van de Lage Landen in jaartallen (Het Spectrum 1999).
Anton van der Lem, De vaderlandse geschiedenis in 100 spelletjes (Contact 1999).

Monografieën
Remieg Aerts e.a., Land van kleine gebaren. Een politieke geschiedenis van Nederland, 1780- 1990′ (SUN 1999).
Willem Frijhoff en Marijke Spies, 1650. Bevochten eendracht (Sdu 1999).
Han van der Horst, Nederland. De vaderlandse geschiedenis van de prehistorie tot nu(Prometheus/Bert Bakker 2000).
Marco Mostert, 754: Bonifatius bij Dokkum vermoord (Verloren 1999).
Nelleke Noordervliet, Op de zeef van de tijd. Een geschiedenis van Nederland (UITGEVER 1999).
Joh S. Wijne, De ‘vergissing’ van Troelstra (Verloren 1999).

Over Nederlandse identiteit
Rob van Ginkel, Op zoek naar eigenheid. Denkbeelden en discussies over cultuur en identiteit in Nederland (Sdu 1999).
Herman Pleij, Tegen de barbarij. Tegendraadse stukken over de Nederlandse beschaving(Prometheus 1999).
Gert-Jan van Schoonhoven ed., De nieuwe kaaskop. Nederland en de Nederlanders in de jaren negentig (Elsevier/Prometheus 1999).
Herman Vuijsje en Jos van der Lans, Typisch Nederlands. Vademecum van de Nederlandse identiteit (Contact 1999).

En verder
Kees van Kersbergen, Robert H. Lieshout en Grahame Lock, Expansion and fragmentation. Internationalization, political change and the transformation of the nation state (Amsterdam University Press 1999).
Marcel van der Linden, Het naderende einde van de vaderlandse geschiedenis en de toekomstige studie der sociale bewegingen. Inaugurele rede bij aanvaarding van het ambt van bijzonder hoogleraar in de geschiedenis der sociale bewegingen aan de UvA, 7 mei 1999(Stichting Beheer IISG 1999).

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.