Home Mohandas Gandhi (1869-1948)

Mohandas Gandhi (1869-1948)

  • Gepubliceerd op: 21 augustus 2007
  • Laatste update 20 dec 2021
  • Auteur:
    Maurice Blessing
  • 18 minuten leestijd
Mohandas Gandhi (1869-1948)

De Indiase volksheilige Mohandas Gandhi (1869-1948) is in het Westen vooral bekend om zijn filosofie van ‘vreedzaam verzet’ of satyagraha. Maar dat verzet had pas effect als er bloed vloeide.

Mohandas Gandhi wordt op 2 oktober 1869 geboren in het prinsdom Porbander, in de huidige Indiase deelstaat Gujarat. Zijn vader Karamchand is de rechterhand van de heerser, een positie die ampele mogelijkheden biedt tot zelfverrijking; Gandhi zou later zelf schrijven dat zijn familie bekendstond als ‘dievenbende’. Zijn moeder Putlibai is het religieuze geweten van de familie. Ze rekent het tot haar taak de gezinsleden te behoeden voor ‘besmetting’ door het eten van vlees of de aanraking door kastelozen.

Zo rond zijn elfde jaar wordt Gandhi uitgehuwelijkt aan Kasturbai, de dochter van een rijke handelaar. Hij ontpopt zich tot een ziekelijk jaloerse echtgenoot, immer beducht voor wat Kasturbai in zijn afwezigheid uitspookt. Het ligt dan ook voor de hand in dit vroege huwelijk – dat al snel in vijandschap ontaardt – een voorbode te zien van Gandhi’s levenslange obsessie met vrouwelijke verleiding en zonde. De twee begrippen raken in Gandhi’s belevingswereld definitief verstrengeld nadat zijn vader in 1885 na een lang ziekbed overlijdt, precies op het moment dat Mohandas seks heeft met de hoogzwangere Kasturbai. ‘Het was een smet,’ zo zal Gandhi later verklaren, ‘die ik nooit heb kunnen uitwissen of vergeten.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Na de dood van zijn vader besluit de familie de jonge Mohandas in Londen een opleiding tot advocaat te laten volgen. Hij grijpt de buitenkans met beide handen aan. Op 4 september 1888 gaat hij scheep naar Londen, waar hij in een witflanellen pak voet op Engelse bodem zet. Gandhi, naar eigen zeggen ‘bezeten’ van Engeland, heeft zich voorgenomen als echte ‘Engelse gentleman’ naar India terug te keren. Tegelijkertijd heeft hij zijn moeder echter beloofd zich strikt aan een vegetarisch dieet te houden. Zo komt het dat Mohandas, via de vegetarische restaurants in de Britse metropool, verzeild raakt in de hippe Londense subcultuur van de maatschappelijke avant-garde en aansluiting vindt bij een bonte groep idealisten en spiritueel visionairen. Onder hen is de industriemagnaat en vegetariër A.F. Hills, auteur van Het Evangelie van de Vitaliteit.

Volgens Hills kan ieder mens een ‘Christus’ of zelfs ‘goddelijk’ worden. Want zoals wetenschappers de natuurwetten hebben ontdekt, zo kunnen mensen ook Gods eigen wetten ontdekken. Als deze wetten vervolgens door de mensheid strikt worden nagevolgd, zal ‘een algehele broederschap der mensheid’ worden gerealiseerd. De aspirant-Christussen die in dit spirituele project het voortouw nemen, dienen bereid te zijn tot zelfopoffering en te beschikken over een absolute ‘zelfcontrole’. Hills eist daarom van zijn volgelingen een celibatair leven, naast het volgen van een strikt dieet van ‘vitaal eten’: fruit en ongekookte groenten, noten, graan en peulvruchten. Aan een dergelijk ‘vitaal’ dieet zal Gandhi zich later meermalen houden, ook al leidt het tot constipatie en andere ongemakken.

Via zijn vegetarische vrienden raakt Gandhi ook betrokken bij de Theosofische Vereniging. Deze is in 1875 opgericht door het kettingrokende medium Helena Blavatsky, die beweert in direct contact te staan met spiritueel grootmeesters in Tibet die haar via de ether universele wijsheden influisteren. In 1888 publiceert Blavatsky haar magnum opus De Geheime Doctrine, waarin ze haar ideeën over een universele ‘Wijsheidsreligie’ uiteenzet. Net als Hills meent Blavatsky dat de mens via zelfcontrole en zelfopoffering goddelijk kan worden. De Russische migrante laat zich echter niet alleen inspireren door de Bijbel, maar ook door oosterse religies. Boeddha en Krishna zijn volgens haar evengoed ‘Christussen’.

De onnavolgbare Blavatsky gaat aan de slag met het oosterse concept karma (‘het gedrag dat het niveau van de wedergeboorte bepaalt’). In tegenstelling tot traditionele hindoes meent Blavatsky dat een correct karma inhoudt dat je armen helpt zich aan hun materiële ellende te onttrekken. Zo krijgen ook zij de mogelijkheid aan hun karma te werken. Bovendien doceert Blavatsky dat ieders karma direct invloed uitoefent op de mensheid in zijn geheel.

Geweld mag daarom niet met geweld worden vergolden: dat zou namelijk slechts een verdubbeling van de slechte daad zijn en daarmee een verdere verslechtering betekenen van de algehele spirituele toestand van de mensheid. Slechte daden kunnen slechts worden tenietgedaan door er goede daden of zelfopoffering tegenover te stellen. De jonge Gandhi absorbeert al deze ideeën en zal er de basisbeginselen uit putten van zijn latere politiek-religieuze theorie van ‘zielskracht’ of satyagraha – in het Westen beter bekend onder de term ‘vreedzaam verzet’.

Havermoutpap

Zuid-Afrika. Hij zal er 21 jaar blijven. In de zomer van 1891 keert Gandhi als gediplomeerd advocaat triomfantelijk terug naar India. Hij geeft de familie instructies het huis op Engelse wijze te laten inrichten en voortaan nog slechts chocolademelk en havermoutpap bij het ontbijt te laten serveren. Maar de verwachte ‘Britse’ idylle blijkt vol tegenslagen en pijnlijke vernederingen. De eerste klap krijgt hij te verwerken als hij direct bij aankomst te horen krijgt dat zijn moeder is overleden. Ook kan hij geen werk vinden, terwijl de familie rendement verwacht op haar dure investering.

Tot overmaat van ramp gooit Mohandas zijn professionele reputatie te grabbel wanneer hij – hiertoe gedwongen door zijn familie – de hulp inroept van de lokale Britse politiek vertegenwoordiger om zijn broer Lakshmidas uit een corruptieschandaal te redden. De Britse ambtenaar waarschuwt Gandhi zich niet met de zaak te bemoeien. Als Gandhi blijft aandringen, wordt hij door een bediende hardhandig uit het kantoor verwijderd. Tot op het bot vernederd en met weinig uitzicht op werk, ziet Gandhi zich in 1893 gedwongen een baan aan te nemen bij een Indiaas bedrijf in

Een jaar na aankomst in Durban richt Gandhi de Natal Indian Congress op, een lokale tak van het Indiase Congres, het politieke orgaan dat de belangen van de Indiase elite binnen het Britse Rijk moet bevorderen. Volgens Gandhi’s autobiografie is zijn politiek bewustzijn voortgekomen uit de vernederingen die hij als Aziaat onderging in het virulent racistische Zuid-Afrika. Die ervaringen zullen voor de jonge advocaat inderdaad verontrustend zijn geweest, maar, afkomstig uit de strenge kastenmaatschappij van het traditionele India, moet het hem vooral hebben geschokt nu zélf bij de klasse van ‘onaanraakbaren’ te worden ingedeeld.

Gandhi – die een tulband boven zijn westerse kledij is gaan dragen – zet zich als advocaat en belangenbehartiger vooral in voor de elitaire klasse van Indiase handelaren in Zuid-Afrika. Dit waren voornamelijk islamitische zakenlui, die zich van de lokale Indiase contractarbeiders trachtten te distantiëren door Arabische kleding te dragen en zich ‘Arabieren’ te noemen. Ze worden door de blanke bevolking van Zuid-Afrika ervaren als een grote economische bedreiging. Dat uit zich in regelmatige pogingen van de lokale regeringen in Zuid-Afrika om wetten uit te vaardigen die de bewegingsvrijheid van Indiase migranten moeten beperken.

Gandhi’s politieke tactiek richt zich aanvankelijk op het tonen van goede wil aan het blanke establishment. Als blanken hem voor de voeten werpen dat Indiase migranten onbetrouwbaar en vies zijn, is zijn reactie dat daar ‘een grond van waarheid’ in zit. Hij dringt er vervolgens bij de Indiërs op aan hun moraal en hygiëne te verbeteren. Wanneer in 1899 de Boerenoorlog uitbreekt, richt hij een Brits-Indiaas vrijwilligerskorps op om Britse gewonden te verzorgen. Tijdens de ‘opstand’ onder de Zoeloes in 1906 – die door de Britten met grof geweld wordt neergeslagen – meldt Gandhi zich als vrijwilliger bij het Britse leger. Slechts de weigering van de blanke regering om ‘kleurlingen’ van wapens te voorzien voorkomt dat hij een strijdende rol krijgt toebedeeld. Uiteindelijk zal hij, tot zijn latere opluchting, alleen worden ingezet om gewonde Zoeloes te verzorgen.

In Zuid-Afrika komen Gandhi’s religieuze ideeën tot wasdom. Hij wordt aanvankelijk vooral geïnspireerd door de ideeën van de Esoterische Christelijke Unie, waarvoor hij sinds 1895 enige tijd als ‘vertegenwoordiger’ in Zuid-Afrika actief is. De Unie is nauw verwant aan de Theosofische Vereniging, met dit verschil dat de eerste nog meer de nadruk legt op sociale activiteiten. Biografen van Gandhi hebben zijn betrokkenheid bij de Unie lang als irrelevant terzijde geschoven, omdat hij zich juist in deze periode als hindoe gaat profileren. Naar eigen zeggen omdat hij erachter kwam dat ‘de zelfopoffering van de hindoes die van de christenen verre overtreft’.

Maar Gandhi’s meest recente biograaf Kathryn Tidrick wijst er terecht op dat zijn wens om een politieke carrière te starten evenzeer zal hebben gespeeld in zijn besluit als ‘hindoe’ – en niet als aanhanger van een christelijke sekte – naar buiten te treden. Gekerstende Indiërs waren in Zuid-Afrika namelijk zonder uitzondering afkomstig uit de algemeen verachte klasse van contractarbeiders en halfbloeden. Als de extreem statusbewuste Indiase kooplui die Gandhi politiek en juridisch vertegenwoordigde hem met deze groep in verband zouden hebben gebracht, was zijn politieke carrière ongetwijfeld in de knop gebroken.

Gandhi hindoeïseert in Zuid-Afrika zijn overtuigingen door een geheel nieuwe invulling te geven aan oude hindoeïstische begrippen. Zo is een avatar in Gandhi’s leer geen aardse incarnatie van God, maar een mens die in het aardse leven ‘goddelijkheid’ heeft bereikt. Ook Gandhi’s vurige wens nog in dit leven moksha – de gelukzalige staat van bevrijding van wedergeboorte – te bereiken, komt voort uit het esoterisch christendom en de theosofie. Volgens de hindoeïstische traditie is Gandhi namelijk, als lid van de relatief lage kaste der Vaisha’s, nog minstens enkele wedergeboortes van moksha verwijderd.

Absolute kuisheid

Gaandeweg wordt duidelijk dat Gandhi niet alleen streeft naar politiek leiderschap, maar ook een carrière als goeroe ambieert. Geïnspireerd door het werk van de Britse maatschappijcriticus John Ruskin sticht Gandhi in 1905, in de buurt van Durban, zijn eerste sociaal-religieuze commune of ashram, Phoenix. Aan de bewoners, waarvan aanvankelijk de helft uit westerlingen met een theosofische achtergrond bestaat, doceert Gandhi zijn ‘Wet van de Zelfopoffering’. Hij houdt zijn discipelen voor dat ‘men pijn moet lijden voordat men kan genieten en dat het ware zelfbelang bestaat uit het welzijn van allen’.

Om de aankoop van grond voor de commune mogelijk te maken en zijn discipelen te tonen dat hij niets geeft om ‘aardse banden’ laat Gandhi zijn familie in India weten dat hij de periodieke geldovermakingen naar hen stopzet. Hij zegt ook zijn levensverzekering op; de toekomst van zijn vrouw en vier kinderen in India legt hij ‘in de handen van God’. Kasturbai komt hierop met het gezin naar Zuid-Afrika, iets wat Gandhi juist lang heeft proberen uit te stellen. Hij is namelijk tot de conclusie gekomen dat een gezinsleven niet past bij zijn heilige streven naar onthechting en vergoddelijking. Een jaar na Kasturbais aankomst in Zuid-Afrika legt hij, na overleg binnen de commune – maar niet met Kasturbai – de gelofte van absolute kuisheid af.

In 1906 grijpt Gandhi een politiek incident in de Transvaal aan om zijn twee carrières, die van advocaat-politicus en goeroe, te combineren. In de Indiase gemeenschap van de Transvaal is verontwaardigd gereageerd op een vernederend wetsvoorstel dat alle Aziaten van boven de acht jaar, man én vrouw, verplicht tot het dragen van een vestigingsvergunning. Gandhi, zojuist strijdbaar en geschokt door de wreedheid van de Britten teruggekeerd van de Britse ‘mensenjacht’ in Zoeloeland, bestempelt het voorstel tot ‘het begin van het einde voor de Indiase gemeenschap van de Transvaal’. In zijn spreekbuis Indian Opinion spoort hij de Indiërs op 6 september aan tot burgerlijke ongehoorzaamheid – zijn beroemde theorie van ‘geweldloos verzet’ ziet het levenslicht.

Het bewuste artikel lijkt in eerste instantie te handelen over de ‘patriottische moed’ van jonge vrouwen in het tsaristische Rusland, die zichzelf ‘onsterfelijk’ maakten door het vermoorden van overheidsfunctionarissen, in de wetenschap vervolgens te worden opgepakt en geëxecuteerd. ‘Het hoeft ons niet te verbazen dat het een dergelijk land zal lukken zich te bevrijden van tirannie,’ schrijft Gandhi bewonderend over hun verzet. Alleen met de gewelddadige aanpak is hij het niet eens: ‘De enige reden waarom de Russen daar nog niet in zijn geslaagd, is dat hun patriottisme wordt misleid en dus tot bloedvergieten leidt. Daarom kunnen deze mensen, volgens de Goddelijke wet, geen onmiddellijk resultaat boeken.’

Gandhi zegt het te betreuren dat Indiërs niet dezelfde dapperheid tentoonspreiden als de Russische strijdsters, maar verwijt het hun niet. ‘We zijn kinderen in politieke zaken. We begrijpen het principe niet dat de publieke zaak ook het individu ten goede komt.’ Gelukkig is nu in de persoon van Gandhi een leider opgestaan die hen kan helpen ‘boven deze gemoedstoestand uit te groeien. We moeten niet naar geweld grijpen. We moeten onze lichamen juist onderwerpen aan pijn, en de nieuwe wet biedt een uitstekende gelegenheid.’

De eerste campagne van ‘passief verzet’ onder Gandhi’s inspirerende leiding lijkt aanvankelijk een succes. Eind 1907 hebben nog slechts 545 van de 7000 Indiërs in de Transvaal zich laten registeren. De overheid reageert door massaal weigeraars op te pakken en in januari 1908 zijn de gevangenissen overvol. Dan doen de Transvaalse autoriteiten een slimme zet: Indiërs die geen vestigingsvergunning kunnen tonen krijgen vanaf nu ook geen handelsvergunningen meer. Het enthousiasme voor satyagraha droogt op en Gandhi ziet zich gedwongen te onderhandelen met de staatsman Jan Christiaan Smuts.

De twee spreken af dat de wet wordt ingetrokken zodra alle Indiërs zich niet gedwongen, maar vrijwillig laten registreren. Met dit opmerkelijke compromis meent Gandhi zijn gezicht en positie te hebben gered, maar de Indiase gemeenschap is verbijsterd. Op weg naar het registratiekantoor wordt Gandhi door een teleurgestelde aanhanger met een ijzeren pijp mishandeld. Zijn politieke rol kan hij pas weer oppakken nadat Smuts de wet ondanks alles gewoon heeft doorgevoerd en Gandhi de campagne heeft hervat. Hij wordt, en velen met hem, tot dwangarbeid veroordeeld.

De opofferingen blijken echter te groot: veel kleine Indiase handelaren gaan bankroet en de beweging sterft een langzame dood. Het overgrote deel van de Indiërs laat zich registreren en de rijke handelaren weigeren de campagne nog verder te financieren. Ook ditmaal wordt Gandhi van de nakende politieke ondergang gered door Smuts, die hem blijft behandelen als de vertegenwoordiger van de Indiase gemeenschap. Maar die situatie kan niet lang duren. Het is Gandhi duidelijk geworden dat hij zijn beweging moet verbreden en zich niet langer uitsluitend moet richten op de belangen van de Indiase gemeenschap van handelaren in Zuid-Afrika, die zich langzaam van hem afkeert.

Martelaarschap

Gandhi zet zijn zinnen op de strijd in thuisland India en committeert zich op radicale wijze aan de op dat moment populaire politieke wens van een onafhankelijk India binnen het Britse Rijk. In zijn publicatie Hind Swaraj haalt Gandhi ongekend fel uit naar het westerse ‘materialisme’ en looft hij de eeuwenoude Indiase spiritualiteit. Het streven naar onafhankelijkheid is volgens hem een ‘religieuze plicht’, omdat een vrij India de wereld zal kunnen verlossen van de ‘materialistische beschaving’, in de vorm van machines, ziekenhuizen, snelle transportmiddelen, moderne wetenschap en de ‘hoeren’ van het Britse parlement. Dat in de literatuurlijst van zijn publicatie bijna uitsluitend westerse auteurs zijn opgenomen, beschouwde Gandhi blijkbaar niet als in tegenspraak met zijn betoog.

Gandhi neemt zich voor naar India af te reizen en daar zijn geluk te beproeven. Maar om niet met lege handen in zijn moederland aan te komen, is een politiek succesje in Zuid-Afrika noodzakelijk. Algemeen gewantrouwd door de Indiase zakenlui zet hij al zijn kaarten op de onderklasse van in Zuid-Afrika geboren nakomelingen van Indiase contractarbeiders, die zich juist politiek aan het verenigen zijn. In oktober 1913 roept hij hen op te staken tegen de zware hoofdelijke belasting van drie pond die zij jaarlijks moeten betalen. Aan de staking wordt massaal gehoor gegeven, en Gandhi leidt op het hoogtepunt van de campagne 2000 stakers op een mars weg uit de Transvaal. Smuts weigert in eerste instantie om in te grijpen, maar slaat uiteindelijk toch keihard toe. Er vallen doden en stakers worden opgesloten in mijnschachten.

Nu heeft Gandhi een onderhandelingspositie verkregen. In de eerste succesvolle satyagraha-campagne is duidelijk geworden dat ‘geweldloos verzet’ pas effect heeft wanneer er bloed vloeit of in ieder geval de dreiging van geweld bestaat. Gandhi is zich van deze paradox vanaf het begin bewust geweest, blijkt uit zijn nadruk op het belang van ‘martelaarschap’ binnen zijn beweging. In 1910 schreef al hij dat ‘niemand een werkelijke satyagrahi kan worden zolang hij de dood niet heeft ontmoet’. Van gevangengenomen satyagrahi’s hoopt hij dat deze zullen sterven, want ‘de dood in gevangenschap houdt onze eer hoog en dient de zaak van India’.

De wrede kanten van Gandhi’s ideologie worden nergens zo duidelijk als wanneer hij in februari 1914 in een brief aan zijn vriend Herman Kallenbach zijn teleurstelling laat blijken dat er nog geen martelaar uit zijn moederprovincie Gujarat is gevallen. ‘Als er iemand had moeten sterven, dan was het Mrs. Gandhi,’ voegt de goeroe eraan toe. Kasturbai, die zojuist drie maanden met dwangarbeid in de gevangenis heeft doorgebracht, is inderdaad zwaar ziek. Als ze opnieuw een terugval heeft, verbiedt Gandhi haar medicijnen te geven en treft hij voorbereidingen voor haar begrafenis.

De dood van ‘Mrs. Gandhi’ zou Gandhi veel voordelen opleveren. Het offeren van zijn eigen vrouw zou zijn campagne een enorme stimulans geven. Bovendien is Kasturbai een blok aan zijn been. Ze heeft voortdurend kritiek op Gandhi’s verwaarlozing van zijn kinderen en zijn gewoonte met jonge vrouwelijke bewonderaars te slapen om zo zijn eigen kuisheid te testen. Wanneer Kasturbai Gandhi er na een onverwacht herstel van beschuldigt haar slechts kwijt te willen, schrijft hij Kallenbach dat zijn liefde voor ‘de meest giftige vrouw’ die hij ooit heeft ontmoet ‘niet intens en onzelfzuchtig genoeg is geweest om haar natuur te veranderen’.

In juni 1914 wordt de belasting van drie pond afgeschaft. De mahatma of ‘grote ziel’ kan als overwinnaar de boot naar India nemen. Bij zijn afscheid laat hij zijn volgelingen weten dat de volgende generatie zal weten ‘wat de ziel is, wat waarheid is, wat liefde is en welke krachten er aanwezig zijn in de ziel’. Smuts’ woorden bij het vertrek van de mahatma zijn prozaïscher: ‘De heilige heeft onze kusten verlaten, naar ik hoop voorgoed.’

Gandhi en de onafhankelijkheid

Op 30 januari 1948 wordt Gandhi, een halfjaar nadat India onafhankelijk is geworden, in de tuin van het Birla House in New Delhi vermoord door een hindoemilitant. Vanaf dat moment draait de mythologiseringsmachine van de heersende Congrespartij op volle toeren. India heeft na de bloedige boedelscheiding tussen hindoes en moslims behoefte aan een nationaal symbool van confessionele eenheid en verzoening; de dode Gandhi is daarvoor een uitermate geschikt instrument. Een deel van het Indiase volk vereert hem nog altijd als de ‘mahatma’ en ook in het Westen heeft hij een enthousiaste groep bewonderaars. Zijn losjes op het Nieuwe Testament gebaseerde interpretatie van het hindoeïsme spreekt westerse idealisten en antikolonialisten nog altijd onverminderd aan.

 

Gandhi wordt door zijn politieke protegé Nehru verheven tot ‘vader van de Indiase natie’; talloze monumenten worden in zijn nagedachtenis opgericht. Volgens de officiële lijn van de Indiase geschiedschrijving heeft India zijn onafhankelijkheid te danken aan het geweldloze verzet van de ‘mahatma’. Gandhi’s macabere hang naar massale ‘offers van onschuldig bloed’, zijn autoritaire karakter, zijn uitgesproken bewondering voor sterke mannen als Hitler en Mussolini, zijn antisemitische uitspraken, de verwaarlozing van zijn gezin en zijn merkwaardige seksuele ‘experimenten’ hebben in deze visie uiteraard geen plaats. Bewonderende westerse journalisten als Gandhi-biograaf Louis Fischer laten zich lucratief meevoeren op de zoetgeurende stroom van de Gandhi-romantiek.

Maar hoe groot is nu daadwerkelijk de rol geweest die Gandhi speelde in de Indiase onafhankelijkheidsstrijd? Groot, maar niet van doorslaggevend belang, zo oordeelde in de jaren zeventig en tachtig de prominente India-kenner Judith M. Brown. In twee klassieke studies bracht ze het belang van Gandhi terug tot menselijke proporties. Gandhi’s belangrijkste bijdrage aan de onafhankelijkheidsstrijd lag erin dat hij het ideaal van een onafhankelijk India bij de vrome hindoemassa’s ingang deed vinden. Hij maakte van het elitaire, areligieuze Indiase Congres een echte volkspartij met religieuze trekjes.

Dat is echter ook meteen de schaduwzijde van Gandhi’s invloedrijke rol binnen de latere Congrespartij. Door zijn voortdurende gehamer op de ‘superieure’ hindoe-identiteit van India en zijn toenaderingspogingen tot het hindoefundamentalisme vreesde de Indiase moslimminderheid steeds sterker dat binnen een onafhankelijk India voor hen geen plaats zou zijn. Dit leidde mede tot de oprichting en radicalisering van de Moslimliga en de door deze groepering geuite wens van een aparte moslimstaat.

Brown wees er ook op dat het vertrek van de Britten uit India historisch onvermijdelijk was en dat zij hun belangrijkste kolonie zeker niet verlieten uit vrees voor Gandhi’s ‘vreedzaam verzet’. Waar zijn acties van burgerlijke ongehoorzaamheid bijdroegen aan een versnelling van het proces van onafhankelijkheidswording, lag dit relatieve succes juist in het geweld – of de dreiging van geweld – dat bijna onvermijdelijk met zijn campagnes gepaard ging. Bovendien was Gandhi – met zijn uitgesproken voorkeur voor een burgeroorlog boven een vreedzame afscheiding van moslimstaat Pakistan – medeverantwoordelijk voor de gruwelen waarmee de uiteindelijke opsplitsing in 1947 gepaard ging.

Ondanks alle academische kanttekeningen van de laatste veertig jaar blijft het beeld van Gandhi als vlekkeloze heilige en vreedzame wegbereider van de Indiase onafhankelijkheid in het Westen echter springlevend. Zo roemde nog onlangs de voormalige India-correspondent Anil Ramdas, in zijn column voor NRC Handelsblad, Gandhi als ‘een wijs man’. In India denkt men daar tegenwoordig genuanceerder over, zo bleek bij een bezoek dat ik in 1999 bracht aan Gandhi’s voormalige ashram in Ahmedabad. Toen ik enkele Indiase jongeren vroeg wat Gandhi tegenwoordig voor hen betekende, luidde het opgewekte antwoord: ‘Gandhi? Die hebben we niet meer nodig. We hebben nu de atoombom.’

Meer informatie

Boeken

Het fenomeen Gandhi heeft aanleiding gegeven tot een uniek subgenre binnen de biografieënschrijverij: de ‘verpolitiekte’ biografie. Een tip: vermijd boeken waarvan de auteur u wijst op het actuele belang van Gandhi met betrekking tot een dringend eigentijds probleem als nucleaire proliferatie (bijvoorbeeld het slordige Gandhi’s Passion. The Life and Legacy of Mahatma Gandhi van Stanley Wolpert, 2001) of interconfessionele verhoudingen (bijvoorbeeld het zwaarlijvige Mohandas. A True Story of a Man, His People and an Empire van Rajomahan Gandhi, kleinzoon van, uit 2006). Dit zijn politieke pamfletten, geen biografieën.

Gelukkig blijft er nog veel moois over. De politieke biografie Gandhi. Prisoner of Hope van Judith M. Brown (1989) is uitgegroeid tot dé klassieker onder de jaarlijks aanslibbende biomassa van Gandhi-biografieën. Het voegt weinig toe aan haar eerdere academische studies en is psychologisch oppervlakkig, maar niettemin een uitstekende inleiding voor wie meer wil weten over het politieke belang van Gandhi. Rediscovering Gandhi van Yogesh Chadra (1997) is scherp, leesbaar en verfrissend ongevoelig voor Gandhi’s aureool van heiligheid. In het door experts geprezen Gandhi. A Political and Spiritual Life (2006) ontleedt psychologe en mentaliteitshistorica Kathryn Tidrick minutieus de westerse invloeden op Gandhi’s denken. Geen bedliteratuur, maar bevredigend voor de doorzetter. Het vormt de basis voor dit artikel.

Gandhi’s eigen Autobiography is geschreven in de jaren 1925-’26. De ondertitel The Story of My Experiments with Truth mag letterlijk worden opgevat. Het is bij Penguin in paperback verschenen en wordt met enige regelmaat herdrukt. Voor wie tot slot meer wil weten van het kleurrijke milieu van idealisten en spiritisten waar Gandhi zijn religieuze ideeën opdeed, zijn Madame Blavatsky’s Baboon van Peter Washington (1995) en The London Heretics, 1870-1914 van Warren Sylvester Smyth aanraders.

Film

Het beroemde epos Gandhi van Richard Attenborough uit 1982, gebaseerd of Louis Fishers populaire biografie The Life of Mahatma Gandhi (1951) en deels gefinancierd door de Indiase overheid, kan worden gekarakteriseerd als Hollywood meets Congress Party’s spindoctors. In deze blockbuster – invloedrijk bij een heel nieuwe generatie Gandhi-bewonderaars – vindt Ben Kingsley als de glimlachende mahatma zijn morele contrapunt in de kettingrokende, pokdalige moslimschurk Jinnah – eerste premier van aartsvijand Pakistan. Te huur in alle videotheken.

Internet

Een Engelse vertaling van Gandhi’s autobigrafie (door zijn voormalig assistent Mahadev Desai) is te vinden op wikisource: http://en.wikisource.org/wiki/An_Autobiography_or_The_Story_of_my_Experiments_with_Truth. Een online collectie uit zijn overige werk, met inbegrip van zijn speeches, kunt u vinden via de website van het Project Gutenberg: http://www.gutenberg.org/etext/10366.

Op de website van het Gandhi-museum in New Delhi kunt u online de spinnewiel- of de martelaarsgalerij bezoeken: www.gandhimuseum.org. Meer links en informatie ten slotte vindt u via www.gandhifoundation.org of www.gandhismriti.gov.in