Home Met man en macht. De militaire geschiedenis van Nederland 1550-2000

Met man en macht. De militaire geschiedenis van Nederland 1550-2000

  • Gepubliceerd op: 27 juni 2003
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    P.W. Klein

Zes dagen vóór het overlijden van Cees Wels verscheen op 24 april 2003 de mede door hem geredigeerde bundel van dertien opstellen over de Nederlandse militaire geschiedenis sedert het midden van de zestiende eeuw. ‘Een standaardwerk voor de komende jaren,’ aldus de trotse tekst achterop het boek.


      Daarmee is niets te veel gezegd. Maar of dit nu uitsluitend de verdienste van het werk zelf is, is de vraag. De eenvoudige waarheid is namelijk dat het tot nu toe heeft ontbroken aan een studie die aanspraak zou kunnen maken op de benaming ‘standaardwerk’. Weliswaar zijn tot dusver naast voortreffelijke deelstudies ook een paar belangrijke overzichtswerken op het gebied van militaire geschiedenis verschenen, maar die beperken zich tot beschrijvende krijgsgeschiedenis. Dat was een incidentrijk gebeuren. Hooggeplaatste individuele figuren speelden de helden- of hoofdrol terwijl landmacht en marine, gescheiden door techniek, tactiek en strategie, in twee verschillende werelden opereerden. 
      De auteurs waren voornamelijk geïnteresseerde militairen. Professionele historici lieten zich er maar mondjesmaat mee in. De krijgsmacht, zo scheen het, fungeerde hier te lande buiten de normale samenleving – een onmaatschappelijk instituut, dat hooguit te maken had met het politiek-staatkundige kader van regenteske aard. Sloot die voorstelling van zaken niet wonderwel aan bij de vredelievende volksaard van de Nederlander? 
      Natuurlijk niet! Met die vreedzaamheid valt het namelijk vies tegen. De neiging tot gewelddadigheid zit de Nederlander evenzeer in de genen als wie ook. Zijn geschiedenis is er sedert de vroegste tijden mee doordrenkt. Als die gewelddadigheid minder vaak tot uitbarsting komt – quod non -, vereist dat nadere beschouwing en verklaring. Het kan dan geen kwaad de strijdmacht eens als maatschappelijk georganiseerd instrument van gerichte gewelddadigheid onder de loep te nemen. Is het daarmee hier te lande heus zoveel anders gesteld dan elders? 

Marine
Het is de verdienste van de redactie dat zij met zoveel woorden de positie van Nederland te midden van de internationale machtsverhoudingen als uitgangspunt van beschouwing heeft gekozen. Dat komt onder meer tot uitdrukking in de tamelijk oorspronkelijke periodisering van tijdvakken. Toch is die nou ook weer niet zo ongebruikelijk dat de lezer er raar van opkijkt. Ze correspondeert aardig met wat hem uit de vaderlandse geschiedenis vertrouwd is. Dit uitgangspunt is niettemin vernieuwend. De opstellen getuigen van kennis van zaken. Ze zijn ook van hoge kwaliteit. 
      Het boek is intussen niet alleen vernieuwend, maar ook ouderwets. Dat komt ten dele doordat opsommende beschrijving het niet zelden wint van analytische verklaring. Maar het komt vooral doordat de redactie even nadrukkelijk heeft gekozen voor een tweede, ander uitgangspunt. Alleen tot dusver behaalde onderzoeksresultaten tellen mee; nieuw onderzoek is niet aan de orde. En dat houdt natuurlijk in dat het werk ondanks alle goede voornemens is blijven steken in antwoorden op oude vragen. 
      Van een werkelijk geïntegreerde militaire geschiedenis komt op die manier weinig terecht. De marine vaart op zee; de landmacht staat op het land, en Indië is een hoofdstuk apart. O ja, de luchtmacht is er tegenwoordig ook, en de marechaussee bestaat eveneens als wormvormig aanhangsel. Zal het in Nederland ooit zover komen als in de Verenigde Staten? Daar opereren, zoals onlangs bleek, de strijdmachten als uitvloeisel van de voortgeschreden informatie- en communicatietechnieken onder centraal commando verbijsterend effectief. Maar tijdens de uitreiking van het hier besproken boek hoorde ik van een vroegere minister en oud-secretaris-generaal van Defensie dat hij in dertig jaar tijds van de coördinerende chef defensiestaf nooit iets zinnigs had vernomen. Nederlandse militairen gaan er prat op de oogkleppen van hun onderdeel te dragen. ‘De politiek’ en ‘het volk’ kijken hulpeloos toe. Historici dus ook. 
      Bruijn, Wels en hun auteurs verdienen alle lof voor de voortreffelijke wijze waarop ze de traditionele militaire geschiedschrijving in de verrassend korte tijd van twee jaar hebben samengevat, en zelfs van een nieuw jasje hebben voorzien. Niet minder hulde ook voor de initiatiefnemer van het boek, de Stichting Schouwenburgfonds, die nog wel méér innovatieve wapenfeiten op haar naam heeft staan. Het neemt niet weg dat Met man en macht eerder eind dan begin is. 
      Militaire geschiedenis zou méér moeten zijn dan ‘het product van een aantal omgevingsfactoren’, waarvan Bruijn en Wels spreken. De strijdmacht is zowel product als factor en exponent van maatschappelijke ontwikkeling. Wie dát wil laten zien, moet gericht en vooral systematisch met elkaar samenhangende vragen stellen aan de werking van de militaire macht binnen het maatschappelijke bestel waartoe ze behoort. De thematiek van politieke en staatkundige machtsverhoudingen; techniek en technologie; sociale posities en betrekkingen; economische en financiële aspecten; mentale, culturele, ideologische en artistieke waarden en normen, biedt de interactieve invalshoeken voor het stellen van dit soort analytische vragen. Wat is, methodologisch gezien, militaire geschiedenis eigenlijk anders dan geschiedenis?

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.