Tegenwoordig gaat vrijwel iedereen naar school of kantoor. Maar lange tijd was dat volgens Annegreet van Bergen niet vanzelfsprekend. De huidige arbeidscultuur is nog jong.
Bespottelijk en onverdraaglijk vond ik het om elke dag op door anderen vastgestelde tijden naar school te gaan. Daarom spijbelde ik. Na verloop van tijd vond ik het te kinderachtig en omslachtig om me in een park te verstoppen, of om liftend de wijde wereld in te gaan en toch weer op tijd thuis te komen. Ik was zeventien. Ik wou met open vizier strijden. Dus weigerde ik domweg om op te staan. Als ‘ze’ me naar school wilden brengen, zou ik me niet verzetten. Maar uit eigen beweging daarnaartoe gaan? Dat vertikte ik.
Hoofdschuddend zat mijn vader naast mijn bed. Wat moest hij met een dochter die zei: ‘Je brengt me maar, maar zélf ga ik niet’? Een paar dagen heb ik demonstratief het bed gehouden, maar uiteindelijk stond ik op en deed ik zonder fysieke dwang wat ‘ze’ van mij verwachtten. Ik ging naar school, haalde mijn diploma’s, kreeg een mooie baan et cetera. Kortom, ik leerde me voegen en raakte zoals bijna alle andere Nederlanders op wonderlijke wijze maatschappelijk gedisciplineerd.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Maar nog steeds kan ik me bij tijd en wijle verbazen over de duizenden makke schapen die, zonder dat iemand ze bij hun nekvel pakt en ze die kant op duwt, elke dag in de file staan of in overvolle forenzentreinen zitten om naar hun baas gaan. Banen zijn, net als scholen, in onze maatschappij heel gewoon.
Niet voor niets is een van de eerste eisen die bijvoorbeeld de gemeente Veldhoven aan inburgerende vluchtelingen stelt dat ze vijf dagen per week van negen tot vijf meedoen aan een werkgelegenheidsproject. ‘Zo wordt en passant de Nederlandse arbeidscultuur erin geprent,’ schreef de Volkskrant op 9 februari over dit initiatief IamNL.
Die arbeidscultuur is historisch gezien relatief jong en zeker niet vanzelfsprekend. Eeuwenlang werden werkritmes bepaald door de seizoenen, het klimaat of gewoontes. Pas toen er eind achttiende eeuw fabrieken kwamen, gingen machines (of liever: de eigenaren van de machines) het arbeidsritme bepalen. De fundamenten voor deze omwenteling werden gelegd toen in Engeland de commons werden geprivatiseerd. Gelokt door de sterk gestegen wolprijzen in de Vlaamse wolmanufactuur omheinden feodale heren deze gemeenschappelijke gronden en maakten er hun exclusieve privébezit van, waarop ze hun schapen konden weiden.
Extreme ellende en hongersnood waren het gevolg. De van hun gronden verdreven boeren moesten onder erbarmelijke omstandigheden en voor een hongerloon in de nieuw opgerichte fabrieken gaan werken.
Op maandag zijn arbeiders met geen stok de fabriek in te krijgen
Een langdurig proces van maatschappelijke disciplinering was nodig om deze zelfstandige boeren te veranderen in afhankelijke loonarbeiders. Keeping Saint Monday was decennialang in Engeland gebruikelijk: arbeiders die op zondag geboemeld hadden sliepen op maandag hun roes uit en waren met geen stok de fabriek in te krijgen. In workhouses moesten zwervers, paupers en (wees)kinderen mores leren. Net als in de door de Nederlandse Maatschappij van Weldadigheid opgerichte Drentse koloniën, die we door Het pauperparadijs van Suzanna Jansen zo goed hebben leren. In Pruisen mochten arbeiders niet zomaar hun baan opzeggen; daardoor konden ze in het gevang belanden.
Van een 40-urige werkweek, zoals wij die nu kennen, was in de negentiende eeuw echt geen sprake. Er moest veel langer worden gewerkt. Zelfs kinderen moesten ’s morgens vroeg opstaan en tot ’s avonds laat in de fabriek werken. Legendarisch is het verweer van de Maastrichtse aardewerkfabrikant Petrus Regout. Tijdens de parlementaire enquête van 1886-1887, die moest nagaan in hoeverre het in 1874 aangenomen Kinderwetje van Van Houten werd nageleefd, werd hem gevraagd of het niet beter was om ook kinderen tussen de twaalf en veertien jaar van nachtwerk vrij te stellen. ‘Och, ik weet wel dat de studenten ook weleens niet naar bed gaan zonder daarom ziek te worden.’
Hoe gewoon wij ‘van negen tot vijf’ inmiddels ook zijn gaan vinden, toch lijkt de vaste baan op zijn retour. Volgens het CBS zijn tussen 2013 en 2017 maar liefst 477.000 vaste banen verdwenen. Het aantal flexibele contracten (inclusief zzp’ers) steeg in die periode met 1,3 miljoen. Volgens De Nederlandsche Bank is deze ‘flexibele schil’ er verantwoordelijk voor dat de lonen maar niet echt willen stijgen, terwijl het winstinkomen almaar groter wordt. Of deze ontwikkeling doorzet of niet (ik hoop van niet) maakt niet uit voor onze arbeidscultuur en de wonderlijke maatschappelijke discipline. Ook zonder fysieke dwang gaan wij rechtdoor, naar school of kantoor.
Annegreet van Bergen is econoom en journalist. Ze schreef het boek Gouden jaren, over de naoorlogse groei die ons leven op alle fronten heeft veranderd. In deze rubriek beschrijft ze voorwerpen die grote vernieuwingen met zich meebrachten.