Hoezeer de Tweede Kamer een heel specifieke biotoop is, met eigen rituelen en gewoontes, werd Thierry Baudet onlangs op pijnlijke wijze ingewreven door premier Rutte. Nadat de FvD-leider geklaagd had dat het kabinet niets deed met de vele moties die waren ingediend, maar deze slechts ter kennisgeving aannam, stelde de premier voor de camera’s even uit te zetten. Dan kon hij ‘de grootste intellectueel van Nederland’ (Th. B. over Th. B.) rustig uitleggen dat de opmerking ‘oordeel Kamer’ betekent dat de regering het eigenlijk wel eens is met het parlement en dit standpunt zal overnemen of al heeft overgenomen in haar beleid.
Wanneer hij de memoires van Femke Halsema had gelezen, had Baudet geweten dat al die regeltjes en procedures geen ‘zinloze parlementaire bureaucratie’ vormen, maar dat ‘ieder ervaren Kamerlid weet dat beheersing van de procedures macht in het debat betekent’.
Hoe al die rituelen en gewoontes van de Kamer zich na de Tweede Wereldoorlog hebben ontwikkeld, wordt bijzonder helder beschreven in de dissertatie van Carla Hoetink, die een mooie dubbelzinnige titel heeft. Veel is nog altijd herkenbaar, maar sommige zaken zijn ook drastisch veranderd. Dat er nauwelijks nog echt grote fracties zijn komt de regeerbaarheid van Nederland niet ten goede, maar voorkomt ook dat partijleiders hun eigen Kamerleden niet kennen. Zoals de katholieke fractieleider Carl Romme, die aan zijn gereformeerde collega vroeg: ‘Die kleine krullenbol daar, is dat er eentje van jullie of van ons?’
Rob Hartmans is historicus, journalist en vertaler.
Dit artikel is exclusief voor abonnees