Congo was nog maar net onafhankelijk toen de eerste democratisch gekozen premier van het land werd vermoord. Wie waren schuldig aan de dood van Patrice Lumumba? Opstandige Congolezen, België of de Verenigde Staten?
Eind januari 1961 graven twee Belgen met hulp van enkele Afrikaanse assistenten drie lijken op in het Afrikaanse oerwoud. De Belgen zijn ambtenaren in dienst van de Congolese provincie Katanga, die zich heeft afgescheiden van de rest van het land. Ze brengen de lijken naar een veldje. Daar hakken ze de lichamen in stukken en lossen ze op in zoutzuur. Doel van de missie: het uitwissen van elk mogelijk spoor van een van de doden, de enkele dagen eerder met twee politieke medestanders in Katanga vermoorde Patrice Lumumba.
De moord op Lumumba, de eerste democratisch gekozen premier van de voormalige Belgische kolonie Congo, is altijd onderhevig geweest aan speculatie. Lange tijd werd zijn dood afgedaan als het resultaat van een bittere factiestrijd binnen de Congolese politiek. Maar een grotere westerse betrokkenheid, meer in het bijzonder die van de Belgische en Amerikaanse regeringen, werd altijd vermoed.
De discussie laaide de afgelopen jaren weer op. In België wekte het boek De moord op Lumumba van Ludo de Witte (1999) grote commotie. Volgens De Witte zou de Belgische regering de moord hebben georkestreerd. Zijn boek leidde tot een parlementair onderzoek naar de Belgische rol in de kwestie. In de Verenigde Staten werd de oude discussie over de Amerikaanse betrokkenheid weer opgerakeld, dankzij de opening van CIA-archieven en de publicatie van de memoires van Larry Devlin, CIA-agent in Congo ten tijde van de moord.
Het Belgische onderzoek en het vrijgekomen materiaal geven nieuwe inzichten in de Belgische en Amerikaanse rol in de zaak-Lumumba. Toch blijft het voor historici lastig om hun precieze aandeel te bepalen. Vaststaat dat Amerikaanse en Belgische veiligheidsdiensten plannen maakten om Lumumba te elimineren. Vaststaat óók dat het veel makkelijker was om plannen te smeden dan om ze uit te voeren in het uiterst roerige Congo, dat direct na de onafhankelijkheid van België in chaos wegzakte.
Postbeambte
Belgisch Congo was nog helemaal niet klaar voor zijn onafhankelijkheid. In de jaren vijftig geloofden de Belgen nog heilig in hun zelfgecreëerde fictie dat de Congolezen blij waren met het verlicht-koloniale Belgische bestuur. Brussel had daarom geen haast gemaakt met de politieke en sociale emancipatie van zijn zwarte onderdanen. In 1960 telde Congo slechts zestien universitair opgeleiden.
De Belgen waren dan ook verrast door het Congolese onafhankelijkheidsstreven, dat eind jaren vijftig werd opgewekt en aangewakkerd door de dekolonisatie van veel Franse en Britse koloniën in Afrika. De groeiende onrust in Congo was voor de Belgische regering onder leiding van premier Eyskens aanleiding om in 1959 over te gaan tot een versnelde dekolonisatie. Ze ontwierp in overleg met de Congolezen snel een grondwet en hield in mei 1960 verkiezingen voor een nieuwe Congolese regering.
De verkiezingen werden gewonnen door de Mouvement National Congolais van de 34-jarige Patrice Lumumba. De nieuwe premier was een voormalig postbeambte en vertegenwoordiger in bier, en een van de sterkste voorvechters van een snelle onafhankelijkheid: een koppige en eigenwijze autodidact met enkel lagere school en uitzonderlijke retorische kwaliteiten. Geen politicus in Congo kon aan hem tippen, zijn imago reikte tot ver over de grens. Hij werd een van de gezichten van het ‘nieuwe’ Afrika, dat zich niet meer wilde voegen naar de luimen van Europa.
Belgische politici en ondernemers bezagen de verkiezingsuitslag met reserves. Zij waren erop gebrand hun grote economische en culturele invloed in het land te behouden, ook na de onafhankelijkheid. Aanvankelijk leek dat – ondanks de benoeming van Lumumba tot premier – te lukken. De nieuwe Congolese regering bevatte ook pro-westerse en gematigde krachten, zoals de president, Joseph Kasa-Vubu. Verder bleef het nauwelijks ontwikkelde Congo in veel opzichten afhankelijk van België: voormalige Belgische kolonisten hielden de economie en het ambtenarenapparaat – inclusief het leger – na de onafhankelijkheid draaiende.
De Belgen gingen echter volledig voorbij aan de grote spanningen binnen de Congolese samenleving. De in haast geconcipieerde eenheidsstaat hield geen rekening met een grote rivaliteit tussen verschillende bevolkingsgroepen. Stammen in bijvoorbeeld de provincies Katanga en Kasai hadden weinig op met de centrale regering van Lumumba en streefden naar afscheiding. Ook hadden de voormalige kolonialen nauwelijks oog voor het sterke anti-Belgische sentiment onder de bevolking. Veel Congolezen hadden na tachtig jaar apartheid geen zin meer om nog langer onder Belgische leidinggevenden te dienen.
Nog geen week na de soevereiniteitsoverdracht vloog het deksel van de ketel. Verschillende legeronderdelen sloegen aan het muiten. Ze eisten meer soldij en afrikanisering van het officierskader, dat volledig uit blanken bestond. De muiterij stortte Congo in chaos. Dronken, losgeslagen soldaten reageerden hun frustraties af op Belgische kolonisten. Deze ontvluchtten daarop en masse het land, waardoor het economische en maatschappelijke leven stil kwam te liggen. Tot overmaat van ramp maakten de Katangezen van de chaos gebruik om hun provincie los te maken van Congo. Ook de provincie Zuid-Kasai riep de onafhankelijkheid uit.
Neokolonialisme
De Belgische regering gooide olie op het vuur. Zonder toestemming van de Congolese regering stuurde zij militairen naar Congo om belaagde Belgen te beschermen. Ook steunde zij de Katangese afscheiding. De Katangezen bleven graag gebruikmaken van Belgisch (overheids)personeel. De provincie bood België daardoor een uitgelezen kans om in Congo actief te blijven. Velen in Brussel zagen Katanga als een veilige basis van waaruit de Belgische posities in de rest van Congo op den duur herwonnen konden worden.
Het Belgische optreden viel in de rest van Congo volledig verkeerd. Vooral Lumumba roerde zich. Hij was vast van plan om het Belgische ‘neokolonialisme’ te stoppen en bracht met succes de Verenigde Naties tegen Brussel in stelling. België werd gesommeerd zijn troepen terug te trekken. Deze zouden vervangen worden door een VN-troepenmacht.
De mobilisatie van de VN was een diplomatieke triomf, maar toch was de ongedurige Lumumba niet tevreden. Hij hoopte dat de VN hem ook militaire steun zouden leveren voor de verovering van Katanga en Kasai, maar dat ging veel VN-leden een stap te ver.
De Verenigde Staten weigerden hun NAVO-bondgenoot België af te vallen en Lumumba te steunen. Daarom verzocht Lumumba de Sovjet-Unie om assistentie. De Russen aarzelden niet. Voor hen was hulp aan Lumumba een uitgelezen kans om de invloed van de Sovjet-Unie in Afrika uit te breiden. Ze zonden materieel en militair adviseurs om Lumumba in staat te stellen Katanga en Zuid-Kasai te heroveren.
Met zijn beroep op de Sovjet-Unie haalde Lumumba eigenhandig de Koude Oorlog naar zijn land. Zijn actie viel niet alleen in België, maar ook in de Verenigde Staten volledig verkeerd. De Amerikaanse regering-Eisenhower was er alles aangelegen om de Sovjet-Unie uit Congo te weren, want het land beschikte over grote voorraden uranium en kobalt, belangrijke grondstoffen voor de kernwapen- en raketindustrie. In zowel Brussel als Washington – waar CIA-directeur Allen Dulles Lumumba bestempelde als een Castro or worse – kwam men tot de conclusie dat Lumumba geëlimineerd moest worden.
De eliminatie van antiwesterse staatshoofden was tijdens de Koude Oorlog een middel om derdewereldlanden in de westerse invloedssfeer te houden. Leiders als Soekarno, Fidel Castro en Mohammed Mossadeq (Iran) stonden in een of meer westerse landen op de rol om geëlimineerd te worden. Het woord ‘elimineren’ duikt regelmatig op in documenten uit Europese en Amerikaanse diplomatieke en staatsveiligheidsarchieven – ook in Nederland (zie kader Nederland en de Congo-crisis). Wat er precies onder moet worden verstaan, is niet altijd even duidelijk. Het woord heeft in diplomatieke en politieke context meerdere betekenissen.
In verreweg de meeste gevallen heeft het betrekking op de politieke uitschakeling van een staatshoofd, bijvoorbeeld via de manipulatie van verkiezingen, of de stimulering van een (militaire) coup. De betekenis van ‘moord’ is echter niet uit te sluiten. Van Fidel Castro is bijvoorbeeld bekend dat de regering-Kennedy hem probeerde te vermoorden. De duiding van documenten wordt verder bemoeilijkt door het feit dat westerse regeringen in sommige gevallen verschillende wegen tegelijk bewandelden in hun poging een vijandig staatshoofd uit te schakelen. Politieke eliminatie sloot moord niet altijd uit, en omgekeerd.
Poliovirus
Ook in het geval van Lumumba hielden de Belgen en Amerikanen alle twee de opties open. Ze deden pogingen om hem politiek te elimineren, en daarnaast staat het vast dat er plannen zijn gemaakt om Lumumba te doden. Zo heeft een onderzoek van de Amerikaanse Senaat naar de clandestiene operaties van de CIA aangetoond dat deze geheime dienst, wellicht in opdracht van president Eisenhower zelf, pogingen ondernam om Lumumba te vergiftigen. De vorig jaar geopende CIA-archieven bevestigen de conclusies van dit onderzoek uit 1975.
Het hoofd van de CIA in Congo, Larry Devlin, kreeg orders om een Afrikaan te ronselen die Lumumba een variant van het poliovirus kon toedienen die in Congo veel voorkwam. Hij moest het virus met behulp van een spuit in zijn eten of tandpasta injecteren. Het was een dwaas plan, waar niets van terechtkwam. Het bleek uiterst lastig om een geschikte hitman te vinden die dicht genoeg bij Lumumba in de buurt kon komen: Afrikanen die met blanken omgingen werden door Lumumba en zijn aanhangers sterk gewantrouwd.
Ook de Belgische veiligheidsdiensten ontwikkelden wilde plannen om Lumumba fysiek uit te schakelen. Initiatieven om hem te ontvoeren of te vergiftigen liepen echter op niets uit, onder meer doordat zij evenmin in staat bleken geschikte hitmen te ronselen.
Washington en vooral Brussel hadden op termijn meer geluk met de manipulatie van de Congolese politiek. Ze werden daarbij geholpen door de groeiende politieke spanningen in het land. Steeds meer politici keerden zich tegen de eerst zo populaire Lumumba. Zijn geflirt met de Sovjet-Unie stuitte veel gematigde en pro-westerse politici tegen de borst. Ook zijn weinig succesvolle militaire acties tegen Katanga en vooral tegen Zuid-Kasai – waarbij honderden doden vielen – zetten kwaad bloed. Veel Congolezen raakten familieleden kwijt.
Het ressentiment bood Washington en Brussel mogelijkheden om, zoals CIA-agent Devlin in zijn memoires verklaart, ‘de Congolezen het Lumumba-probleem zelf te laten oplossen’. Kansen dienden zich al snel aan. Congolese politici polsten de CIA of de Verenigde Staten wilden assisteren bij een coup en zelfs een eventuele liquidatie van Lumumba. De Amerikanen moedigden de plannen aan, maar waren als nieuwkomers in Congo niet in staat om ze succesvol te dirigeren. Devlin en zijn agenten misten simpelweg de kennis en de contacten om de Congolese politiek effectief te masseren. Het waren vooral de Belgen, als oude kolonisatoren gepokt en gemazeld in de Congolese politiek, die zich op dit front lieten gelden.
De onvrede over Lumumba’s politiek dwong steeds meer Congolese politici terug in Belgische armen. Velen zagen in dat Congo alleen met technische en financiële hulp uit België weer uit het dal kon komen. Enkele weken na het begin van de anti-Belgische onlusten maakten Belgische en Congolese politici al gemene zaak tegen Lumumba.
Zo werkte de Belgische regering nauw samen met president Kasa-Vubu in een poging Lumumba uit zijn ambt te ontzetten en te arresteren. Volgens Belgische juristen was de Congolese president gemachtigd om zijn premier te ontslaan. Het feit dat Lumumba zich tegen het door de president verordonneerde ontslag verzette, was volgens de Belgen een excuus om hem als ‘rebel’ te bestempelen en te arresteren. Het was een ingenieuze poging om Lumumba politiek te elimineren. De uitvoering verliep echter allesbehalve soepel.
Staatsgreep
Lumumba wist genoeg politieke steun te vergaren om zijn arrestatie tegen te houden. Hij ging zelfs in de tegenaanval. Hij bestempelde Kasa-Vubu als een Belgische marionet en landverrader, en bezwoer hem dat hij zou laten zien wie de werkelijke baas was in het land. Het effect van de door België georkestreerde actie was een verdere desintegratie van het land. Congo werd nu niet alleen geteisterd door losgeslagen soldaten, maar ook door rivaliserende aanhangers van Lumumba en Kasa-Vubu.
De situatie keerde door een onverwachte ontwikkeling. In een poging de totale ineenstorting van zijn land te voorkomen, pleegde kolonel Joseph Mobutu een staatsgreep. Deze Congolees was door Lumumba zelf tot officier benoemd, in antwoord op de muiterij. Mobutu wist in het leger net genoeg steun te vergaren om de ruziënde politici tijdelijk buitenspel te zetten. Hij benoemde een college van technocraten dat het bestuur van het land tijdelijk overnam. Na een afkoelingsperiode van zes maanden zouden de politici de teugels weer in handen krijgen.
De actie van de onbekende Mobutu verraste zowel de Amerikanen als de Belgen, maar bleek voor hen een grote meevaller. De kolonel was een felle anticommunist, die alle banden met het Oostblok verbrak. Hij zette zowel de Russische ‘instructeurs’ als de ambassadeurs van de Sovjet-Unie en China het land uit. Ook bleek hij bereid mee te werken aan de door Kasa-Vubu verordonneerde arrestatie van ‘rebel’ en ‘communistenvriend’ Lumumba.
Dat bleef niettemin een lastige klus. Lumumba, die steeds meer voor zijn leven vreesde, had inmiddels om VN-bescherming gevraagd en deze ook gekregen. Blauwhelmen van de in Congo opererende VN-macht vormden een cordon sanitaire rond de residentie van de premier. De VN erkenden het regime van Mobutu niet en weigerden mee te werken aan een arrestatie.
Lumumba kon pas worden opgepakt toen hij uit zijn residentie probeerde te ontsnappen. In het oosten van Congo hadden zijn aanhangers de macht gegrepen en Lumumba hoopte vanuit deze streek, wellicht met hulp van de Sovjet-Unie, de macht te heroveren. In zijn poging de zogenoemde Oostprovincie te bereiken, werd hij samen met twee politieke medestanders, Joseph Okito en Maurice Mpolo, door soldaten van Mobutu in de kraag gevat.
De arrestatie was een grote opsteker voor de Belgen en de Amerikanen. Hij betekende echter allerminst het besluit van de affaire-Lumumba. De situatie in Congo bleef onverminderd instabiel en de kans was groot dat Lumumba door zijn aanhangers zou worden bevrijd. Mobutu en zijn College wilden hem daarom graag overbrengen naar een ‘veilige regio’. Daarbij dachten ze onder meer aan Katanga. Het regime-Mobutu zocht reeds voorzichtig toenadering tot de afvallige provincie en hoopte dat Lumumba hier in afwachting van een proces vastgehouden kon worden.
De Belgen toonden zich een sterke voorstander van het plan en drongen aan op een snelle uitvoering. Uiteindelijk wisten Mobutu en de zijnen de Katangezen te bewegen Lumumba en zijn strijdmakkers over te nemen. Omdat Congo nauwelijks over materieel beschikte, werd Lumumba samen met Okito en Mpolo op 17 januari 1961 met een Belgisch vliegtuig en een Belgische piloot naar Katanga overgevlogen.
Vuurpeloton
De Katangezen bleken echter allerminst van plan om hun grootste politiek rivaal in bewaring te nemen. Enkele uren na zijn aankomst werden Lumumba en zijn medegevangenen naar het oerwoud gebracht en in het bijzijn van een aantal Katangese ministers en hun Belgische ambtenaren voor een vuurpeloton gezet.
Wat de Katangezen heeft doen besluiten om Lumumba te vermoorden, is niet met zekerheid te zeggen. Hetzelfde geldt voor de vraag of de Belgische regering een hand heeft gehad in de beslissing. Belgische archieven geven geen uitsluitsel en Congolees archiefmateriaal is nauwelijks bewaard gebleven. Elke historische reconstructie van de besluitvorming rond de eigenlijke moord is daarom onderhevig aan speculatie.
Auteurs als Ludo de Witte hebben gesuggereerd dat de door België politiek gesponsorde Katangezen handelden op aansporen van Brussel. Maar dat is op basis van het beschikbare materiaal niet te bewijzen. Het moet niet vergeten worden dat de Katangezen zelf genoeg redenen hadden om Lumumba te doden. Hij zou bij een eventuele terugkeer naar de macht ongetwijfeld de strijd tegen Katanga hervatten. Moord was voor hen de zekerste manier om dat te voorkomen.
Dit wil allerminst zeggen dat België vrijuit gaat. De actie van de Katangezen paste immers uitstekend in het scenario om de Congolezen het ‘Lumumba-probleem’ zelf te laten oplossen. Brussel werkte actief mee aan de realisatie van dat scenario. Niet alleen verzorgden Belgen het transport van Lumumba naar Katanga, maar ook deden Belgische politici niets om Lumumba’s veiligheid in de afvallige provincie te garanderen.
Het ontbreken van elke Belgische druk om Lumumba’s rechten te respecteren, kan moeilijk anders worden uitgelegd dan als een carte blanche aan de Katangese autoriteiten om met hem te doen wat ze wilden. Dat blijkt ook uit de opstelling van de Belgen in dienst van Katanga. Zij assisteerden zonder protest bij de uitvoering van de executie en later bij de vernietiging van de lijken.
De Belgische parlementaire-onderzoekscommissie heeft op basis van de beschikbare gegevens in 2004 verklaard dat België ‘moreel verantwoordelijk’ was voor de moord. Dat is wel het minste wat ervan gezegd kan worden. Het oordeel is bovendien niet minder van toepassing op de Verenigde Staten, die de Belgen noch de Congolezen een strobreed in de weg legden.
In ieder geval profiteerden Brussel en Washington van Lumumba’s eliminatie. De situatie in Congo keerde nu definitief ten voordele van het Westen. De relaties met België werden volledig hersteld en in 1963 keerde Katanga terug in de moederschoot. De definitieve machtsovername door Mobutu in 1965 maakte van het verenigde Congo bovendien een krachtig pro-westers bastion in de regio. Het land werd in de jaren zestig en zeventig zelfs de voornaamste uitvalsbasis van de CIA in een nieuwe, door de Koude Oorlog aangedreven Scramble for Africa.
Bij het schrijven van dit artikel is gebruikgemaakt van stukken uit het archief van het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken.
Nederland en de Congo-crisis
Ook binnen de Nederlandse politiek was er weinig sympathie voor ‘volksmenner’ Patrice Lumumba, zoals de Nederlandse ambassadeur in Brussel Teixeira de Matthos hem omschreef. Zijn optreden tegen de Belgen en zijn geflirt met de Sovjet-Unie baarden Den Haag grote zorgen. Uit de archieven van het ministerie van Buitenlandse Zaken blijkt dat Nederlandse diplomaten vanaf augustus 1960 in Brussel openlijk spraken met onder meer de Belgische minister van Afrikaanse Zaken, graaf Harold d’Aspremont Lynden, over de ‘eliminatie’ van Lumumba als ‘panacee van alle moeilijkheden’ in Congo.
Wat daarbij opvalt, is dat de Nederlanders hun Belgische gesprekspartners niet temperden. Integendeel, ambassaderaad Coenraad Van Baarda berichtte Den Haag dat hij tijdens een dergelijk gesprek ‘niet kon nalaten op te merken dat een zodanige verzuchting mij ook in onze verhouding met Indonesië niet vreemd was’.
Ook minister van Buitenlandse Zaken Joseph Luns was van mening dat Lumumba geëlimineerd moest worden. In een bericht aan de Nederlandse ambassadeur in Congo liet hij in oktober 1960 door zijn ambtenaren optekenen: ‘Ik ben met U van mening dat voor de situatie in de Congo eliminering van Lumumba de enige afdoende oplossing zou zijn en dat inkapseling van Lumumba door hem te nopen als minister president af te treden en genoegen te nemen met een minder belangrijke post in het kabinet een riskante onderneming is.’
Wat Luns en zijn diplomaten precies onder eliminatie verstonden, is niet met zekerheid te zeggen. Hoewel ‘moord’ niet volledig is uit te sluiten, mag aangenomen worden dat zij doelden op de politieke uitschakeling van de Congolese premier.
Overigens was Luns terughoudend met het verlenen van actieve steun voor de eliminatie van Lumumba. Hij zag dat vooral als een Belgische aangelegenheid. Ondanks krachtig aandringen van de Nederlandse ambassadeur in Congo weigerde hij bijvoorbeeld de VN te verzoeken mee te werken aan Lumumba’s arrestatie.
Betrokkenheid van de Verenigde Naties bij de arrestatie van de man die door velen in Congo en Afrika nog steeds als de premier van het land werd beschouwd, zou volgens Luns de positie van de organisatie in Congo onmogelijk maken. Het einde van de VN-missie zou op zijn beurt de chaos in het land nog meer vergroten, waardoor de Sovjet-Unie nieuwe kansen zou krijgen om Congo binnen te dringen.
Over Lumumba’s einde waren Nederlandse diplomaten slecht geïnformeerd. Hoewel de Nederlandse ambassadeur in Brussel al op 19 januari 1961 vernam dat Lumumba met Belgische hulp naar Katanga was overgebracht, wisten de Belgen de dood van Lumumba lang geheim te houden. Den Haag vernam – volgens de hier onderzochte dossiers – pas 10 februari van Lumumba’s dood, die drie weken eerder al had plaatsgevonden.
Toen maakten de Katangezen het nieuws zelf wereldkundig in antwoord op aanzwellende geruchten dat Lumumba niet meer in leven was. De officiële lezing luidde dat Lumumba tijdens een vluchtpoging door boze Katangese dorpelingen was omgebracht.
Meer informatie
Boeken
Het boek van Ludo de Witte, De moord op Lumumba (1999) is dé klassieker in de kwestie-Lumumba. Hoewel meeslepend geschreven, mankeert er het nodige aan de onderbouwing van De Wittes stelling dat de Belgische regering de kwade genius was achter de moord. Dat maakte een groep hoogleraren duidelijk, die in het kader van het parlementaire onderzoek de Belgische betrokkenheid bij de moord reconstrueerde. In hun verslag Lumumba. De Complotten? De Moord (2004) concluderen Luc de Vos, Emmanuel Gerard en anderen op basis van een schat aan archiefmateriaal dat er geen sprake was van een Belgisch masterplan om Lumumba te vermoorden, maar dat België wel ‘morele verantwoordelijkheid’ draagt voor de dood van de Congolese premier.
De Amerikaanse opstelling in de Congo-crisis en rond de liquidatie van Lumumba wordt kundig beschreven door Madeleine G. Kalb in The Congo Cables. The Cold War in Africa – From Eisenhower to Kennedy (1982). Ook de memoires van Larry Devlin zijn zeer de moeite waard. Zijn Chief of Station Congo. Fighting the Cold War in a Hot Zone (2007) geeft een mooi beeld van de wijze waarop CIA-agenten probeerden de politiek van een derdewereldland te manipuleren. Datzelfde geldt voor het zeer kritische Legacy of Ashes. The History of the CIA (2007) van Tim Weiner.
Een linkse, doch aardige biografie van Lumumba is Patrice Lumumba. Africa’s Lost Leader (2008) van Leo Zeilig.
Websites
Veel van het vorig jaar vrijgegeven archiefmateriaal van de CIA is via internet toegankelijk. Zo is ook een memo te vinden dat gewag maakt van het plan om Lumumba met vergif om het leven te brengen. Ga naar www.gwu.edu/~nsarchiv en zoek op Lumumba. Klik vervolgens op 6.
Ook het in 1976 gepubliceerde rapport van het onderzoek van de Amerikaanse Senaat naar de betrokkenheid van de CIA bij pogingen om buitenlandse regeringsleiders te vermoorden is integraal op internet te vinden. Ga op www.aarclibrary.org naar Public Library. Kies rechts onderin ‘Church Committee Reports’ en klik op ‘interim report’.
Films
De biopic Lumumba (2000) van de Haïtiaanse filmmaker Raoul Peck geeft een zeer geromantiseerd beeld van Lumumba. De grillige Congolese politicus, zelf niet vies van machtsspelletjes, wordt vooral geportretteerd als een zorgzame, idealistische familieman die op het werk slachtoffer wordt van duistere krachten uit binnen- en buitenland. Toch is de film het bekijken waard, dankzij het geslaagde sfeerbeeld van het laat-koloniale Congo.