Veel Duitsers vinden de Bund der Vertriebenen, die ijvert voor de belangen van na de oorlog uit Oost-Europa verdreven Duitsers, een gevaarlijke organisatie. Maar de Bund vaart al jarenlang een gematigde koers.
door Antoine Verbij/ Berlijn
Een fanatieke kern van de vijftien miljoen Duitsers die rond 1945 uit de voormalige rijksgebieden in het oosten van Europa zijn verdreven, ijverde in de jaren vijftig en zestig voor de teruggave van land en bezittingen. Ze vonden bij politici nauwelijks gehoor. Inmiddels verlangen de vertriebenen vooral erkenning van hun leed. Dat is de verdienste van de Bund der Vertriebenen, de koepelorganisatie van alle plaatselijke Heimatverbände.
De voorzitter van de Bund, Erika Steinbach, verdrevene van de tweede generatie en CDU-parlementariër, heeft zich optpopt als handig strateeg. Ze bedient bij tijd en wijle het ressentiment aan de basis maar vertaalt hun verlangens in een gematigd beleid.
Al jaren ijvert Steinbach voor een Zentrum gegen Vertreibungen in Berlijn, zeer tegen de zin van het politiek correcte deel van Duitsland en tot woede van de Polen, die zo’n centrum een bedreiging vinden voor de stabiliteit in Midden-Europa. In haar streven wordt Steinbach gesteund door bondskanselier Angela Merkel, maar die slaagde er niet in coalitiepartner SPD voor het project te winnen. Onderwijl doet Merkel haar best om de Poolse koudwatervrees voor het Centrum te verminderen
Eind januari kwam Steinbach met een nieuwe zet. Ze kondigde een tentoonstelling aan die een voorproefje moet bieden van wat haar met het Centrum voor ogen staat. Erzwungene Wege wil dertien voorbeelden documenteren van verdrijvingen in het Europa van de twintigste eeuw, van de volkerenmoord op de Armeniërs tot de etnische zuiveringen in het voormalige Joegoslavië.
Steinbachs aankondiging leidde onmiddellijk tot een fel debat. De CDU liet officieel weten het plan te steunen en het een welkome aanvulling te vinden op de succesvolle tentoonstelling Heimat. Flucht, Vertreibung und Integration die momenteel in het Haus der Geschichte in Bonn te zien is.
De SPD ziet in Steinbachs plan een nieuwe provocatie en acht de tentoonstelling juist in het licht van die in Bonn volstrekt overbodig. Het taboe is nog altijd niet van de baan.
Dit artikel is exclusief voor abonnees