‘De historicus die een Herfsttij der Middeleeuwen over de twintigste eeuw wil schrijven, kan niet zonder De Telegraaf.’ Met deze zin van journalist Henk Hofland, gesproken bij het eeuwfeest van De Telegraaf in 1993, opent historica Mariëtte Wolf haar journalistieke epos over de krant van wakker Nederland. Het is een opmerkelijke zin, want hij zuigt de krant in één klap uit de smurrie en achterklap die al bijna vanaf het begin zijn ‘levenssfeer’ zouden zijn.
In één klap ook is het dagblad gepromoveerd tot bron voor een eigentijdse Huizinga, want als het citaat op waarheid berust, heeft de geschiedschrijver van De Telegraaf goud in handen: materiaal namelijk dat haar in staat moet stellen niet alleen de ‘wereld’ van een krant, maar ook de mentaliteit van twintigste-eeuws Nederland te beschrijven.
Vindt de lezer in Wolfs studie inderdaad een verrassend perspectief op het vaderland in de eeuw waarin achtereenvolgens achtergestelde christenen, katholieken, arbeiders, vrouwen en last but not least de babyboomers zich emancipeerden? Het antwoord op die vraag mag bevestigend zijn, en alleen al om die reden is deze studie geslaagd.
Wolfs boek biedt meer dan een gewone persgeschiedenis, ook al is het vrij klassiek van opzet – en vat het dus samen wie wanneer wat schreef en waarom dan wel, en hoe vernieuwend dat was in het geval van De Telegraaf. Deze geschiedenis van De Telegraaf doet vermoeden dat er in de lange twintigste eeuw – van 1893, dus ongeveer vanaf de oprichting van de SDAP, tot in de jaren 2000 van professor-politicus Pim Fortuyn – twee krachten aan het werk waren in Nederland: die van de bevoogding ofwel groepsemancipatie, en die van de ontvoogding ofwel individuele emancipatie.
Het verhaal van De Telegraaf kan op twee manieren worden verteld: als het avontuur van aanvankelijk vrijgevochten en later wat nettere verongelijkte types die gaarne een beetje rotzooi trappen in het gezapige Holland, en als de wonderlijke successtory van een ‘onbeschaafde’ krant in een beschaafde samenleving, waar iedereen zijn plaats kent en uiteindelijk steeds meer inwoners op drift raken. Wolf kiest voor het eerste model, maar het tweede model loopt vanzelf mee, want alleen al de spectaculaire groei van de krant bevestigt dat steeds meer vaderlanders minstens zo geïnteresseerd zijn in misdaad, schandaal en amusement als in kerk, partij en van God of des overheids gegeven gezag.
Wolf begint bij het begin, bij het eigenaardige zootje ongeregeld dat eind negentiende, begin twintigste eeuw de Telegraaf-burelen bevolkt. Zo ze iets waren op de redactie, dan waren ze ergens ‘tegen’. In dit geval tegen de vanzelfsprekende liberale overheersing van land en krant, zoals deze vorm kreeg in het overbeschaafde liberale Algemeen Handelsblad.
De ‘jongens’ van De Telegraaf lieten zich niet zozeer door een partij- of geloofsgeweten leiden als wel door hun journalistieke instinct, en dat was een erge zonde in de tijd dat de meeste bladen kerk- of partijorganen waren – of maatschappijbevestigend liberaal. ‘Roofridders van de pers’ noemde de concurrentie de Telegraaf-auteurs dan ook.
Wolf onderscheidt zes perioden: de wilde, min of meer linkse tijd, wanneer de krant pleit voor algemeen kiesrecht en armoedebestrijding, en daarna de onberekenbare jaren ’14-’18, als de krant met anti-Duitse artikelen de Nederlandse neutraliteit in gevaar brengt en revolutionaire taal uitslaat wanneer in de buurlanden de revolutiegekte om zich heen slaat.
Vervolgens krijgt de krant tussen 1918 en 1940 onder leiding van eigenaar Hak Holdert het karakter van het massablad dat het nog altijd is, gaat men nieuws met hoofdletters en uitroeptekens schrijven, en verschuift het politieke perspectief van emotioneel links naar narrig en volks rechts – en ook dat blijkt een constante, want toon en inhoud zijn sindsdien hooguit gradueel veranderd.
In de oorlog is de krant een tijdlang net zo ‘fout’ als de meeste nog legaal verschijnende bladen, en wordt hij door toedoen van Hakkie Holdert – de zoon van – in het laatste oorlogsjaar een soort nazi-propagandablad. Na de oorlog wordt De Telegraaf, na een aanvankelijk verschijningsverbod, de fatsoenlijk foute krant van de zwijgende meerderheid. Door weldenkende mensen verplicht verfoeid, maar gelezen in alle uithoeken, tot in de Hollandse massavakantiekolonies in Spanje.
Wolf verdeelt de naoorlogse periode in twee tijdvakken: de anti-linkse jaren 1949-1970, met tirades tegen het ‘langharig werkschuw tuig’ en de ‘sektegeest’ en ‘spilzucht’ van de publieke omroep, die door de krant decennia later met ‘Wakker Nederland’ beconcurreerd zal worden. De periode 1970-heden sluit het boek af. Dan verandert de krant van boos-burgerlijk – denk aan Telegraaf-buikspreker Wiegel en de hetze tegen het kabinet-Den Uyl – in verontwaardigd en braaf-burgerlijk.
De hele geschiedenis overziend zou je kunnen denken dat De Telegraaf telkens weer toevallig van kleur verschiet. Onder de oprichter, jonkheer Henry Tindal, is de krant sociaal bewogen en onder Hak Holdert de krant ‘voor de kleurloze middenstof’. Het hangt er maar van af wie er toevallig de baas is. Toch is het verhaal daarmee niet af. De krant is ‘links’ in de tijd dat beschaafd Nederland rechts en behoudend is, en hij is uitgesproken rechts vanaf de jaren zestig-zeventig – als een beschaafd vaderlander ‘links’ is of op z’n minst linkse sympathieën koestert.
Anders gezegd: de klassieke tweedeling in de politiek is voor de krant allereerst een tweedeling tussen volks en niet-volks. Als ‘de revolutie’ in 1918 van links komt, is De Telegraaf min of meer links; komt die van rechts – vanaf de vroege jaren-Fortuyn tot heden, en eerder al in de bange jaren dertig –, dan is het blad rechts.
Een windvaantjeskrant dus? Geenszins. De Telegraaf is het lijfblad van de zogenoemde zwijgende en bokkige meerderheid, ofwel de burgerij die na een kleine honderd jaar bevoogding eindelijk ontvoogd is.
De gedekoloniseerde burger die Henk Hofland beschrijft in Tegels lichten, zijn evergreen over de jaren vijftig en zestig, moest de dwang van socialisten, christenen, katholieken en moralistische babyboomers van zich af schudden. In zijn kleine oorlog tegen de beschaafde consensus vond hij in de krant van wakker Nederland zijn natuurlijke partner. Mariëtte Wolf heeft dat emancipatieproces zichtbaar gemaakt.
Mariëtte Wolf
Het geheim van De Telegraaf. Geschiedenis van een krant
565 p. Boom, € 39,95
Dit artikel is exclusief voor abonnees