Home Lifestyle & trends

Lifestyle & trends

  • Gepubliceerd op: 14 januari 2004
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Marjolein van Rotterdam
  • 3 minuten leestijd

De hotspots van achttiende-eeuws Parijs. Lekker weg in de jaren dertig. Haute couture in de Middeleeuwen. Trends zijn van alle tijden. Culinaire avonturen, mode, wonen en uitgaan door de eeuwen heen.



Dominee Otto Heldring schreef in 1839 het reisboek De Veluwe, eene wandeling. Het was een verslag van een ontdekkingstocht door een totaal onontgonnen gebied, waar de dominee zonder gids waarschijnlijk nooit meer uit gekomen was. Na afloop van de wandeling Arnhem-Hoenderloo had hij ontstoken ogen van het stuifzand. Niet zonder trots schreef hij: ‘Men behoeft waarlijk niet naar Afrika te reizen om zich een denkbeeld van zandwoestijnen te vormen.’
Heldring was zijn tijd vooruit: hij was een van de weinigen die er wandelend op uittrok. Slechts een enkele romanticus, of een stel jonge honden als Van Lennep en Hogendorp (die drie maanden door Nederland wandelden) waagde zich daar in de eerste helft van de negentiende eeuw aan. Zelfs aan het begin van de twintigste eeuw schreef bioloog Eduard Heimans nog: ‘De Veluwe! Wat de witte plek is op de kaart van Afrika, is het hart van de Veluwe voor de meeste Nederlanders. Terra incognita, een onbekende streek.’
Geen wonder ook. ‘Even’ helemaal weg was tot aan de negentiende eeuw ondenkbaar. Het vervoer had er de snelheid niet voor, en de gewone man het geld en de tijd niet. De rijken trokken wel massaal weg uit de stad, maar deden dat voor langere tijd en vooral uit gezondheidsoverwegingen. Wie geld had, kocht een buitenverblijf, zomerpaleis of lusthof; wie dat niet had, bracht noodgedwongen de zomer door in de stinkende, ongezonde en hete stad, of in zijn dorp op het platteland.
Een van de gelegenheden waarvoor de Nederlanders er wel massaal op uittrokken was de wereldtentoonstelling in Amsterdam, in 1883. Werkgevers stuurden hun werknemers erheen; talloze boeren, burgers en buitenlui gingen zelf op pad. Het totale bezoekersaantal werd geschat op 1,5 miljoen. Er was op de tentoonstelling ook ongelooflijk veel te zien en te doen. Alle landen waarmee Nederland handelde waren vertegenwoordigd, van ‘Engelsch Indië’ tot China.
Het was onmogelijk op één dag alle geneugten, waaronder negenentwintig ‘Surinaamsche inboorlingen van verschillende rassen, als Boschnegers, Indianen, Plantagenegers, Karboezers, Mulatten, en Mestiezen’, tot zich te nemen. De wereldtentoonstelling noopte dus tot overnachten. Het ‘passantenhuis’, gebouwd voor militairen en met voor die doelgroep passende voorzieningen als strozakken en goedkoop eten, zat elke nacht stampvol.
1883 was ook het jaar waarin de Velocipedistenbond (later de ANWB) werd opgericht. De bond gaf een reisgids uit, en een tijdschrift, de Kampioen. Er bleek grote behoefte aan te zijn: in 1900 reden in Nederland al zo’n 200.000 fietsen rond, en waren er 600 bondshotels. Door de komst van de goedkope T-Ford groeide ook het aantal auto’s: van zo’n 6000 in 1909 naar 30.936 in 1924.

Maar het volk ging uiteraard niet met de automobiel op stap. Het ontdekte de geneugten van de ontspannende wandeling, vooral toen snipper- en vakantiedagen gemeengoed werden. Voor de Eerste Wereldoorlog hadden alleen enkele bevoordeelden een paar dagen per jaar vrij. Maar dat veranderde snel. De Diamantbewerkersbond bewerkstelligde in 1910 een sociale revolutie: de diamantarbeiders kregen recht op een week doorbetaalde vakantie. Meer bonden volgden, en in 1919 werd de vrije zaterdagmiddag ingevoerd (de vrije zaterdag volgde pas in 1961!).
Een vrije zaterdagmiddag en zondag boden perspectieven, zeker voor wie een paar centen extra in de portemonnee had – rond 1920 stegen de lonen sterker dan de prijzen. Eropuit dus! Wandelen, fietsen en kamperen, de trein in, met de stoomtram of de stoomboot mee. De faciliteiten waren er: het spoorwegennet was uitgebreid tot een heus netwerk.
Dat de belangstelling voor een weekendje weg tussen de twee wereldoorlogen toenam, blijkt ook wel uit het aanbod van de NRV, de Nederlandsche Reisvereeniging. De NRV was de eerste die in de jaren dertig kant-en-klare weekends aanbood. Een ‘week-end’ Soestduinen met overnachting kostte f 3,90, een weekendje Putten f 4,50. ‘Billijke tarieven,’ aldus de vereeniging. Het vervoer geschiedde per ATO-reiswagen, ‘moderne auto-reiswagens voor tochten in binnen- en buitenland’, en werd georganiseerd in dienst van ‘allen die op hun wijze den blik van den ontelbare schakeringen van de schepping wenschen te verruimen’.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Begrijp het heden, begin bij het verleden: met HN Actueel lees je de voorgeschiedenis van het nieuws van vandaag. Maak nu een maand kennis voor maar €1,99.