Twintig jaar lang heerste de bandiet Lampião als een koning in het noordoosten van Brazilië. Terwijl hij roofde en moordde, groeide hij uit tot een held van mythische proporties.
Lampião werd vroeg wakker die dag. Om een uur of vijf. De zon was nog niet op. Hij wilde water gaan halen om koffie te zetten, maar had nauwelijks een voet buiten zijn tent gezet of een spervuur van kogels barstte los. Lampião werd tweemaal geraakt en was op slag dood.
Meer historische verhalen lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Zo kwam er op 28 juni 1938 een eind aan de twintigjarige heerschappij van de eenogige bandietenkoning, die door The New York Times indertijd zowel een ‘moderne Robin Hood’ werd genoemd als Braziliës ‘Staatsvijand nummer één’. De schietpartij, bij Grota do Angico, duurde twintig minuten en doodde behalve Lampião ook tien van zijn bendeleden, onder wie zijn geliefde Maria Bonita, terwijl 25 anderen wonder boven wonder wisten te ontsnappen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees
Kansloos
Mijn recente bezoek aan de Grota do Angico in de noordoostelijke deelstaat Sergipe viel wat tegen. Na veertig minuten varen over de São Francisco en een half uur lopen door een kurkdroog bos, bleek de grota nauwelijks een grot. Het was, hooguit, een scheur in de bergwand. Drie witte kruizen en een gedenkplaat herinnerden aan het bloedbad. Een in klederdracht gestoken gids legde nog maar eens uit hoe Lampião aan zijn eind kwam.
De politie was hem op het spoor gekomen toen zijn lokale steun en toeverlaat, Pedro de Cândida, in het aan de rivier gelegen stadje Piranhas grote hoeveelheden voedsel en wijn kocht. Een verhoor, met de nodige fysieke aanmoediging, deed de rest. Om middernacht staken 45 agenten de São Francisco over. Verdeeld over vier groepen, elk met een Hotchkiss-mitrailleur, namen ze positie rondom het tentenkamp. Lampião had geen schijn van kans.
Staand voor de Grota do Angico kan ik niet begrijpen dat Lampião geen wachtposten had uitgezet. Eén man met uitzicht op de rivier had volstaan om de hinderlaag te voorkomen. Volgens Wagner G. Barreira, die een biografie schreef over Lampião, illustreert het hoe veilig hij zich waande in het afgelegen bosgebied.
Gestolen geiten
Lampião werd op 7 juni 1897 geboren als Virgulino Ferreira in het stadje Serra Talhada, in de huidige deelstaat Pernambuco. Zijn ouders, Maria en José, hadden een boerderij die bestond uit wat grond en geiten. Ook trok vader José met muilezels, als een soort van mobiele supermarkt, langs afgelegen dorpen en boerderijen. Vanaf zijn twaalfde ging Virgulino mee, en leerde hij de regio kennen als zijn broekzak.
Buurman Saturnino Alves de Barros hield ook geiten. Toen Virgulino en zijn vader in 1915 terugkwamen van een bedevaartstocht naar Padre Cicero, bevond een groot aantal van hun geiten zich in de kudde van Saturnino. Een poging het geschil uit te praten leverde niets op. Erger nog, Saturnino draaide de beschuldiging om. Het leidde tot een bittere vete, die niet in het voordeel van de Ferreiras zou uitpakken. Saturnino beschikte over betere contacten met de grote families die van oudsher de dienst uitmaakten in het noordoosten van Brazilië.

Eerst werden de Ferreiras gedwongen te verhuizen. Daarna mochten de oudste zonen zich niet langer vertonen in de buurt van Saturnino’s boerderij. En, kort nadat moeder Maria in 1921 overleed aan een hartaanval, doodde een agent vader José. Dat was de druppel voor Virgulino en twee van zijn broers. Ze sloten zich als ‘cangaceiros’ aan bij de bende van leider Sinho Pereira (1896-1979). ‘Vanaf vandaag zal ik doden tot ik gedood wordt,’ zei Virgulino naar verluidt.
Bij gebrek aan een beter woord wordt ‘cangaceiro’ meestal vertaald als ‘bandiet’. De cangaceiro en hun groepen, de cangaço, kunnen niet los worden gezien van de specifieke omstandigheden van het noordoosten van Brazilië, een regio die in tal van opzichten anders is dan de rest van het land.
Dat begint met het klimaat. Vergeet het beeld van Amazoneregenwoud en palmstranden. Het noordoosten is kurkdroog. De vegetatie bestaat veelal uit cactussen en doorn-dragende struiken. Dit resulteerde in typische beschermende kleding van de cangaceiros, die door Lampião & co werd verrijkt met spiegeltjes, sieraden en allerhande tassen.
De cangaço werd een beweging van armen en verschoppelingen
Ook in sociaal-economische zin is het er bar en boos. Het noordoosten is nog altijd een van de meest achtergestelde gebieden in Brazilië, en dat was het zeker aan het eind van de negentiende en begin van de twintigste eeuw, toen de cangaço floreerde. De maatschappij was bijna feodaal. Enkele grootgrondbezitters (coronels) hadden alle macht in handen, en de kerk en politie in hun zak. En was dat niet voldoende, dan hadden ze een gewapende militie om hun zin te krijgen. De overgrote meerderheid van de bevolking had zo goed als niets.
‘Wij hebben twee wetten hier,’ zegt een coronel in de film Deus e o Diabo na Terra do Sol (God en de duivel in het land van de zon, van Glauber Rocha, 1964) die een goed beeld schetst van de regio. ‘De wet van de overheid en de wet van de kogel.’ De cangaço, die zijn wortels heeft in bloedwraak en familievetes, werd een beweging van armen en verschoppelingen die niets te verliezen hadden, de wet aan hun laars lapten, en voor eigen rechter speelden. Virgulino Ferreira zou uitgroeien tot hun onbetwiste koning.
Wraak
Toen Sinho Pereira in 1922 zijn geweer aan de wilgen hing, droeg hij zijn bende over aan de pas 24-jarige Virgulino. Die had in korte tijd veel indruk gemaakt met zijn moed en tactisch vernuft. Zijn bijnaam werd Lampião, omdat hij zo snel kon laden, schieten en herladen dat zijn geweer op een lamp leek.
Zijn eerste actie als bendeleider was een spectaculaire nachtelijke overval op het landhuis van de 90-jarige barones Joana Vieira de Siquera Torres in het centrum van het stadje Agua Branca. Het leverde hem een flinke hoeveelheid geld en juwelen op.
Vervolgens verdween hij enkele weken in het semi-woestijnlandschap om plots weer op te duiken, ditmaal om samen met zijn broers wraak te nemen op de man die hij ervan verdacht zijn vader te hebben verraden. De man kreeg drie kogels. Eén van elke broer. Vrouw en kinderen werden gespaard.
Lampião was een strategisch genie
Beroving, afpersing en ook ontvoering waren de voornaamste bronnen van inkomsten voor cangaceiros. Lampião kon meer dan honderd man op de been brengen die na gedane zaken in kleinere groepen uiteenvielen. Het doelwit was meestal een grote boerderij, soms een dorp of stad. De bewoners kregen vooraf de kans de aanval af te kopen.
Bijna twintig jaar wist Lampião uit handen van de politie te blijven. Vooral omdat hij de regio als geen ander kende en wist hoe in de extreme droogte te overleven. Hij was bovendien een strategisch genie. In 1926 beroofde hij eerst de lokale Standard Oil-man van een klein fortuin en lokte hij vervolgens, met een man of zestig à zeventig, 297 agenten in een hinderlaag. Terwijl al zijn mannen overleefden, vonden 26 agenten de dood.
Verder beschikte hij over een klein leger sympathisanten en informanten onder de lokale bevolking, die wisten dat verklikkers een vreselijke dood te wachten stond. Lampião was wreed en meedogenloos als het moest. In 1929 ontmoette hij de twaalf jaar jongere Maria Gomes de Oliveira, beter bekend als Maria Bonita. Zij was sinds haar vijftiende ongelukkig getrouwd met een schoenmaker en ruilde dat leven maar wat graag in voor een avontuur met de bandietenkoning. Het stel kreeg een dochter, Expedita. Zij werd, volgens de regels van de cangaço, door een bevriende familie grootgebracht.

Er bestaan foto’s van Maria. Op een daarvan poseert ze ietwat nonchalant ‘Charleston-stijl,’ met een kort geknipt kapsel, een hippe jurk en twee honden. Naast haar staat Lampião met halve-maan-hoed in vol, ouderwets aandoend cangaceiro-ornaat. Hij leest een tijdschrift met op de achterpagina een schaars geklede dame. De scène is een surrealistische mix van archaïsch en modern.
Lampião was zich wel bewust van zijn publieke imago. Hij gaf geregeld interviews en liet zich graag fotograferen. In 1936 stond hij zelfs toe dat een korte documentaire over hem en zijn alledaagse bestaan werd gemaakt. Zo ontstond een beeld Lampião als ‘koning’ of ‘gouverneur’ van het achterland.
Bandiet zonder ideologie
Dat beeld is te positief, vinden historici. Volgens de Franse historicus Élise Grunspan-Jasmin wilde Lampião vooral zijn voordeel doen met de wereld. Hij was er niet op uit die te verbeteren. De Braziliaanse auteur Frederico Pernambucano de Mello is het daarmee eens. Lampião was een bandiet zonder ideologie die, dankzij zijn charisma en kwaliteiten, twintig jaar aan het hoofd stond van een succesvolle operatie ter zelfverrijking.
De Britse historicus Eric Hobsbwam wijdde in zijn boek Bandieten (1973) enkele pagina’s aan Lampião. Hij somt daarin enkele van diens terreurdaden op en concludeert dat het voor Lampião vooral belangrijk was om afschrikwekkend en meedogenloos te zijn. Een echte ‘vriend van de armen’ hoefde hij niet zo nodig te worden. Lampião was dus niet de ultieme sociale bandiet Robin Hood. Maar, aldus Hobsbawm: ‘Hij was en is een held voor het volk.’
Daar bestaat geen enkele twijfel over. Al in de jaren 1920 werden Lampião en zijn avonturen bezongen in de zogenaamde cordelliteratuur, goedkoop gedrukte boekjes met gedichten, verhalen en zwartwit-illustraties. Diezelfde typische zwart-wit afbeeldingen, van Lampião alleen of met Maria Bonita, sieren de muren van zo’n beetje elke stad in het noordoosten.
Er zijn tientallen boeken over Lampião. Er zijn films, telenovelas en toneelstukken en hij schittert in ballades en liedjes: ‘Eén lamp ging uit,’ zingt Luiz Conzaga, de grootste troubadour van het noordoosten. ‘Maar andere lampen bleven. De cangaço duurt voort. Maar in pak en das. Zonder leren hoed. Zonder geweer in de hand. Maar doden des te meer. Een wereld vol lampen. En doden des te meer.’
In een onrechtvaardige wereld koos Lampião zijn eigen pad
Nog steeds is Lampião een icoon. Een teken van hoop in een land waar één procent van de bevolking nog altijd meer dan vijftig procent van alle grond bezit. In een onrechtvaardige wereld koos hij zijn eigen pad. En vond hij de ware liefde.
Vorig jaar won de sambaschool Imperatriz Leopoldinense het carnaval van Rio de Janeiro met een parade gewijd aan Lampião. Diens 91-jarige dochter Expedita stond als eregast op een van de enorme wagens. De honderden deelnemers dansten en zongen in koor dat Lampião na zijn dood niet de hemel, noch de hel in mocht. Want: ‘Lampião is niet goed of slecht, maar voor altijd.’
Losse hoofden van de bende van Lampião
Na afloop van het fatale vuurgevecht op 28 juni 1938 werden Lampião en zijn tien gedode bendeleden ter plaatse onthoofd. De lichamen werden een maaltijd voor de gieren. De hoofden gingen naar het gemeentehuis van Piranhas waar ze publiekelijk werden tentoongesteld.

Het leverde een van de meest bizarre en iconische Braziliaanse foto’s van de twintigste eeuw op. Geflankeerd door hun geweren, patroongordels en halve-maan-hoeden liggen de resten van de bandieten trapsgewijs op een altaar van de dood. Het hoofd van Lampião ligt alleen, op de onderste tree. Boven hem, tussen twee anderen, ligt dat van Maria Bonita.
Dat de cangaceiro’s werden onthoofd viel te verwachten, want in de jarenlange strijd tussen de politie en outlaws gebeurde dat vaker. Het was, aan weerszijden, een middel om de ander te vernederen. En door het hoofd van Lampião tentoon te stellen, wilden de autoriteiten bovendien het hele land laten weten dat ‘O Capitão’ die twintig jaar ongrijpbaar was geweest, niet langer leefde.
De lichamen werden een maaltijd voor de gieren
Van Piranhas gingen de hoofden naar de provinciale hoofdstad Maceio, waar een forensisch arts toetste of dat van Lampião voldeed aan de theorie van Cesare Lombroso, die inhield dat criminelen herkenbaar waren aan zware kaken, doorlopende wenkbrauwen en andere gezichtskenmerken. Dat deed het niet. Lampião was tenger, klein van stuk en oogde, zeker met zijn ronde brillenglazen, meer boekhouder dan bokser, meer Gandhi dan Capone.
De elf hoofden stonden vervolgens nog jarenlang op sterk water, als onderdeel van een permanente expositie in de kuststad Salvador. Pas in 1969 werden ze begraven, op het Quinta dos Lazaros-kerkhof in die stad. Maar daarmee was de reis nog altijd niet ten einde. Nadat zware regenval in 2002 een deel van het kerkhof wegspoelde, eiste kleindochter Vera Fereira dat haar grootouders werden bijgezet in een familiegraf in de noordelijker gelegen stad Aracaju. En daar liggen ze, zegt men, vandaag de dag nog.
Meer weten
- The Bandit King: Lampião of Brazil (2000) door Billy Jaynes Chandler.
- Deus e o Diabo na Terra do Sol (1964), oudere film die 120 minuten duurt.
- Antonio das Mortes (1969), film van Glauber Rocha.
- Baile Perfumado (1996), film van Paulo Caldas en Lírio Ferreira.