Volgens koningin Wilhelmina beschikte het Nederlandse volk over ‘zóveel geestkracht en overflauwden moed en volharding.’ Dat zei ze in 1941 via Radio Oranje tegen haar onderdanen in bezet Nederland. Zulke woorden waren typerend voor haar toespraken in oorlogstijd, waarmee ze probeerde het moreel van haar luisteraars hoog te houden. Hierin was ze niet de enige. Haar Britse collega George IV gebruikte vergelijkbare woorden, zo laat historica Solange Ploeg zien in Tijdschrift voor Geschiedenis.
Zowel Nederlanders als Britten kregen te horen dat ze een sterke, dappere eenheid vormden. En dat hun vorsten meeleefden met hun oorlogsleed. Ook besteedden Wilhelmina en George allebei woorden aan de verderfelijkheid van hun vijanden, maar Ploeg signaleert op dit punt wel een verschil. George sprak namelijk in vrij abstracte termen over de nazi’s. Hij had het over ‘slechtheid’, ‘het kwaad’ en ‘duisternis’. Wilhelmina gebruikte directere taal en sprak over ‘onze gemeenschappelijke aanrander’ en ‘de moffenbenden’.
Ploeg verklaart dat verschil uit het feit dat Wilhelmina’s onderdanen, in Nederland en Nederlands-Indië, dagelijks direct te maken hadden met hun bezetter, terwijl de vijand voor de Britten meer op afstand stond. De beeldender sprekende Wilhelmina voelde zich bovendien meer op haar gemak achter een microfoon dan George. Hij stotterde en sprak daarom niet graag voor een groot publiek.
Openingsbeeld: Wilhelmina achter de microfoon in Londen, 28 juli 1940.