Van de dertiende tot in de zeventiende eeuw werden varkens en koeien, ja zelfs ratten en sprinkhanen, na een misstap voor de rechter gebracht. Of de dieren er zelf iets van begrepen deed er weinig toe. Maar wat wilden de aanklagers dan met de processen bereiken?
Even was ze wereldnieuws, de Italiaanse berin met codenaam JJ4. Afgelopen april beet ze een passerende hardloper dood, omdat ze haar welpen wilde beschermen. De Volkskrant schreef: ‘Nu wacht JJ4 in gevangenschap op het oordeel van de rechtbank.’ Spectator Australia opinieerde: ‘JJ4 moet geen doodvonnis krijgen.’ En CNN meldde: ‘De beer heeft uitstel van executie gekregen.’
Meer historische verhalen lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Pakkende bewoordingen, die het deden voorkomen alsof de beer werd berecht als een mens. Dat lag natuurlijk anders. De plaatselijke overheid had besloten JJ4 af te maken, waarop dierenactivisten naar de rechter waren gestapt om dat tegen te houden. Geen rechtszaak van mens tegen dier dus, maar van mens tegen mens – met het dier als onmondige derde.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
In ons juridische systeem is het dier geen rechtssubject. Geen pitbull, bladluis of wolf die zich in eigen ‘persoon’ voor de rechter moet verantwoorden voor schade of letsel. Het idee alleen al komt ons bespottelijk voor. Toch was er een tijd waarin dit wel degelijk gebeurde. Van de dertiende tot in de zeventiende eeuw, soms zelfs nog later, werden varkens en koeien, ja zelfs ratten en sprinkhanen, voor de rechter gebracht. Niet als lollig toneelstukje; het was een serieuze zaak voor zowel wereldlijke als kerkelijke rechtbanken.
Tot nu toe zijn er zo’n 200 van dit soort zaken gedocumenteerd, waarvan de meeste in het huidige Frankrijk, waar ze ook zijn begonnen. Maar ook elders in westelijk Europa kwamen ze voor – Duitsland, Zwitserland, zelfs een stuk of vijf in de Nederlanden. En er worden nog steeds nieuwe gevallen in de archieven aangetroffen.
Het was dus meer dan een incident, en dat roept vragen op. Wat voor dieren moesten zich voor de rechter verantwoorden, en waarvan werden ze beschuldigd? Hoe ging zo’n proces eraan toe, en wat dacht men ermee te bereiken? Een poging tot opheldering, aan de hand van drie rechtszaken van toen.
De bijtgrage zeug
Op 9 januari 1386 kreeg burggraaf Guiot de Montfort van het Franse stadje Falaise een factuur van de plaatselijke beul onder ogen. Er stond nauwkeurig in gespecificeerd om welke executie het ging, namelijk ‘een zeug van ongeveer drie jaar oud’, en ook de reden van de terechtstelling werd genoemd. Het desbetreffende varken had de dood van een drie maanden oud kind veroorzaakt. Het dier, dat losliep, had een wieg met een baby erin omgestoten; het hummeltje viel eruit, de zeug begon het aan te vreten, en voordat iemand kon ingrijpen waren er al dusdanige verwondingen toegebracht ‘dat genoemd kind eraan stierf’.
Deze casus is een goed voorbeeld van het soort zaken dat door de eeuwen heen voor de wereldlijke rechtbank werd gebracht. Het ging bijvoorbeeld om een ‘moord’ van een dier op een mens: alleen als een slachtoffer stierf of ernstig gewond raakte kwam de rechter eraan te pas. Ook dat de ‘dader’ een varken was, is karakteristiek. Andere gedomesticeerde dieren werden veel minder vaak berecht – slechts in zo’n 10 procent van de gevallen. Destijds leefden mensen en varkens dicht op elkaar; vaak deelden ze dezelfde woonruimte, en de beesten liepen los rond. In zo’n situatie gebeurde er nogal eens wat – en in veel gevallen, zoals hier, was een klein kind de dupe.
Alle varkens moesten de terechtstelling bijwonen
Nadat de zeug door de autoriteiten gevangen was gezet, kon het proces beginnen. Er was geen afzonderlijke rechtbank voor dierenzaken, en ook geen aparte procedure. Dezelfde rechter kon de ene week een mens veroordelen en de week daarop een stier of hond. Zelfs de formeel-juridische formuleringen kwamen overeen, zoals een overgeleverde passage uit een vergelijkbare zaak laat zien: ‘En wat het genoemde varken betreft, op basis van de in het proces vastgestelde gronden hebben wij het veroordeeld en veroordelen we het om in naam van de gerechtigheid opgehangen en geëxecuteerd te worden.’ In plaats van ‘het varken’ had hier net zo goed ‘de man’ of ‘de vrouw’ kunnen staan.
Het proces tegen het varken in Falaise duurde liefst negen dagen. Dit alleen al geeft aan hoe serieus de autoriteiten het meenden met deze dierenzaken. Want het kostte nogal wat: niet alleen de beul kreeg net als anders voor zijn tijd en werkzaamheden betaald (en zelfs voor een paar nieuwe handschoenen), hetzelfde gold voor de rechters, aanklagers, advocaten, gevangenisbewaarders en overige betrokken functionarissen.
Uiteindelijk veroordeelde de rechtbank het varken tot een pijnlijke dood. Eerst werd het door de straten van Falaise gesleept, vervolgens hing men het op aan de achterpoten tot de dood erop volgde. Een dergelijke straf is typerend voor dit soort zaken. Maar in dit geval was er toch een bijzonder detail: op last van de rechtbank moesten alle varkens uit de omgeving de terechtstelling bijwonen. Bij wijze van afschrikwekkend voorbeeld.
Dachten de mensen van toen dan echt dat dieren niet alleen de rechtsgang konden begrijpen, maar die ook op zichzelf konden betrekken? Dat is moeilijk te geloven. Alleen al omdat zo’n denkwereld beter paste bij de Vroege dan de Late Middeleeuwen, laat staan de zestiende en zeventiende eeuw. Maar in de Vroege Middeleeuwen bestond het dierenproces nog niet. Tijd voor de tweede zaak.
De vraatzuchtige ratten
In 1510 stond het Franse stadje Autun op z’n kop. Nadat een groot aantal ratten zich tegoed had gedaan aan de graanvelden, dreigde er hongersnood. Angstige burgers dromden samen, woedende boeren eisten genoegdoening voor hun verlies. De autoriteiten moesten iets doen, en dat deden ze ook: ze schakelden de rechtbank in. Een kerkelijke rechtbank in dit geval.
Dat zat zo. Wereldlijke rechtbanken behandelden zaken tegen individuele dieren, maar kerkelijke rechtbanken hielden zich bezig met schadelijke zwermen. Plaagdieren, zoals ze wel worden genoemd. Ratten, slakken en ook sprinkhanen en andere insecten ondergingen dit lot.
‘Dieren zijn redeloos’
Al in de dertiende eeuw, toen de dierenprocessen nog maar net begonnen waren, klonk er al kritiek. De destijds bekende rechtsgeleerde Philipp de Beaumanoir schreef in 1283: ‘De redeloze dieren hebben geen verstand van wat goed en slecht is, en daarom is een gerechtelijke procedure tevergeefs. Die dient immers vergelding van een misdaad, en degene die de misdaad heeft begaan moet weten en begrijpen dat een bepaalde misdaad een bepaalde straf tot gevolg heeft. Een dergelijk begrip hebben dieren niet.’ Maar deze tegenwerpingen waren lange tijd aan dovemansoren gericht. Pas in het tijdperk van de Verlichting wonnen rationele overwegingen het van de drijfveren achter het dierenproces, en begon het verschijnsel uit te sterven.
De eis tegen de ratten van Autun bestond niet uit een lijfstraf, zoals in wereldlijke dierenzaken. In plaats daarvan hing deze dieren de zwaarste kerkrechtelijke straf boven het hoofd: de banvloek, oftewel verdrijving uit de kerk. Zoals wereldlijke rechtbanken dieren benaderden alsof ze burgers waren, zo trokken kerkelijke rechtbanken ze juridisch gelijk met leden van de rooms-katholieke kerk.
De opbloei van de dierenprocessen liep gelijk met een ander verschijnsel: de opkomst van de rechtswetenschap. Geleerden bekwaamden zich in het Romeinse recht. Vakliteratuur zag het licht. Procedures werden gestandaardiseerd. En gaandeweg drong de rechtspraak alle domeinen van de samenleving binnen. In dat vroege juridische enthousiasme begon men ook gebeurtenissen die werden toegeschreven aan Gods hand, of het lot, of gewoon een verschrikkelijk ongeval, in de rationele sfeer van de rechtspraak te trekken.
Maar dan ook echt met alles erop en eraan. De ratten van Autun kregen zelfs een advocaat toegewezen. Een heel goede ook, want Barthélemy de Chasseneux zat vol juridische spitsvondigheden. In deze zaak betoogde hij eerst dat het onmogelijk was voor alle betrokken ratten om tijdig ter zitting te verschijnen. Toen de rechter daarin meeging en een paar weken uitstel verleende, kwam Chasseneux met het argument dat de ratten niet konden komen, omdat de reis te onveilig voor ze was – de stad zat immers vol hongerige katten. Op die grond vroeg hij om vrijspraak voor zijn cliënten, en hij verkreeg die ook.
De ratten konden niet tijdig op de zitting komen
De aanpak van Chasseneux kreeg navolging. Maar ook andere, meer inhoudelijke argumenten deden de ronde. Zoals: dieren dragen als redeloze wezens geen schuld aan de gevolgen van hun handelingen. Of: dieren zijn net als mensen door God geschapen, en hebben daarom recht om voedsel te vergaren. Een collega van Chasseneux publiceerde zelfs een modelformulier met rechtskundige argumenten pro en contra, voorzien van passende citaten uit het Romeinse recht.
Dierenbescherming in moderne zin was overigens géén overweging; daarvoor stond het dier veel te laag in de hiërarchie van Gods schepping. Kwade tongen beweerden dat het de juristen alleen maar ging om de niet onaanzienlijke verdiensten. Maar los daarvan speelde er ook iets fundamentelers. Dier of mens, het juridische raamwerk vroeg om aanklacht én verdediging, en dwong iedereen tot de correcte uitvoering van zijn rol. Maar dat juridische raamwerk stond niet op zichzelf. Er waren autoriteiten bij betrokken, er stond een gemeenschap omheen. Op naar de derde zaak, iets dichter bij huis.
De snaaiende hond
Het was een drukte van jewelste op het plein voor het Gravensteen, dat in het Leiden dienstdeed als gevangenis. Er waren stoelen neergezet voor de rechters, en daaromheen, op gepaste afstand gehouden, verdrongen zich de toeschouwers. Het was 15 mei 1595, en er stond een bijzondere terechtstelling op de rol: die van Provetie, de hond van burger Jan Jansse van der Poel.
De zaak was deze. Jansse van der Poel had zijn kleine neefje op bezoek, en hem gaf hij op zeker moment een stukje vlees. Toen zijn hond dat zag, hapte hij toe, en daarbij beet hij het jongetje in de hand, ‘sodanig dat den Bloede de wonde uytliep’. Het slachtoffertje overleed enkele dagen later.
Een extra circusact
De meeste dierenprocessen vonden plaats tussen de dertiende en de zeventiende eeuw, maar er zijn uitlopers naar latere tijden. In het Belgische Baardwijk bijvoorbeeld werd nog in 1789 een stier veroordeeld. Ook wordt nog weleens een geval opgerakeld dat in 1916 speelde, in het Amerikaanse Tennessee. Circusolifant Mary had een opzichter gedood, volgens de plaatselijke krant door hem met een slagtand te doorboren. De straf voor Mary bestond eruit dat ze werd opgehangen aan een speciaal aangerukte kraan, en wel in bijzijn van een 2500-koppig publiek. Maar een rechter, zoals in het vroegere Europa, was daar niet aan te pas gekomen. Dit ‘dierenproces’ was louter amusement: een extra circusact.
Aanklager in het daaropvolgende proces was Loth Huygensz Gael, de hoofdschout van de stad. Hij had succes, want het oordeel luidde onverkort dat Provetie ‘door den Scherpregter met de Koorde aan de Galge tusschen Hemel en Aarde werde gehangen’. En zo gebeurde het ook, in het bijzijn van een grote hoeveelheid Leidenaren.
Er waren meer dan drie eeuwen verstreken sinds de eerste dierenprocesen in Frankrijk. De Leidenaren leefden in een andere tijd en cultuur, en hingen een nieuwe religie aan. Bovendien was het dierenproces hier in de Nederlanden nooit echt aangeslagen. En toch greep het stadsbestuur naar hetzelfde middel als de Franse burggraven en hertogen van weleer. Niet de eigenaar van de hond kreeg straf. En de hond werd niet simpelweg afgemaakt. Nee, het moest en zou een openbare rechtszaak zijn.
Er kwam geen proces tegen de eigenaar, maar tegen de hond
Het antwoord ligt wellicht in de directe voorgeschiedenis. Leidens Ontzet was nog maar twee decennia geleden. De stad was gedecimeerd en verpauperd uit de langdurige Spaanse belegering gekomen, en bezig daarvan te herstellen. Dan was een spektakel als dit niet alleen een welkome afleiding; het was ook een vertoon van recht en orde in een tijd dat chaos en vernietiging nog vers in het geheugen lagen.
Hoe verschillend de omstandigheden ook waren, een vergelijkbaar motief speelde ook in de middeleeuwse bloeitijd van de dierenprocessen. Destijds teisterde de pestpandemie de bevolking, er woedden oorlogen, de economie ging onderuit, armoede en honger heersten. Ook toen wilden stadsbesturen en hoven tonen dat ze grip hadden – en juist in die tijd kwam het juridische instrument voorhanden.
Of het varken van Falaise, de ratten van Autun en de Leidse hond Provetie al dan niet wat van hun rechtszaak snapten, deed er zo gezien niet eens toe. Als de gemeenschap maar zag dat het bestuur recht liet zetten wat vreselijk verkeerd was gegaan. Dan was het doel al bereikt.
Tot slot nog even terug naar beer JJ4. Afgelopen juli behaalden de dierenactivisten die de zaak aanspanden alvast een kleine overwinning: in een tussentijds vonnis oordeelde de rechter dat het ‘disproportioneel’ was om het dier af te maken. De definitieve uitspraak volgt in december; tot dan zit JJ4 opgesloten. In de dodencel, zoals het satirische tijdschrift Charlie Hebdo het omschreef.
Meer weten
- Das fremde Mittelalter. Gottesurteil und Tierprozess (2020) door Peter Dinzelbacher behandelt de rechtszaken tegen dieren diepgravend.
- The Beast Within (2022) door Joyce E. Salisbury, over dier en mens in de Middeleeuwen.
- Animals on Trial (2023) radiodocumentaire van de BBC. Te vinden op YouTube.
Openingsafbeelding: Een zeug staat terecht voor de moord op een kind, 1457. Negentiende-eeuwse illustratie door Robert Chambers.