In twaalf hoofdstukken en een epiloog beschrijft Theo Toebosch evenzoveel spraakmakende opgravingen in Nederland; als eerste die van Caspar Reuvens op het landgoed Arentsburg in 1827-1834, en als laatste die in het tracé van de Betuweroute bij Hardinxveld in 1997-1998. ‘De hoofdstukken zijn te vergelijken,’ zegt Toebosch, ‘met de proefsleuven die archeologen trekken. Het zijn kijkgaatjes, die in combinatie met elkaar een beeld geven van hoe het is gegaan.’
Toebosch heeft zich door interviews, archief- en literatuurstudie zeer goed over zijn onderwerpen geïnformeerd. Hij geeft tal van aardige, niet eerder beschreven details en is bovendien een boeiend verteller. Zo ontstaan er twaalf kostelijke petites histoires die ons meenemen naar de archeologische veldpraktijk in opeenvolgende perioden. Toebosch, zelf archeoloog, kijkt er toch als buitenstaander naar. Zijn grootste aandacht betreft niet zozeer de ontwikkeling van het vak, maar veeleer de spelers op de archeologische bühne.
Dat was lange tijd een klein wereldje, bevolkt door kleurrijke, eigenzinnige figuren. Het is dan ook niet verwonderlijk dat een hele reeks controverses en misstanden centraal staat in de hoofdstukken. Dat maakt het boek buitengewoon amusant, maar het is misschien toch niet helemaal representatief voor de geschiedenis van het vak.
Met name de meer positieve kant van de medaille ontbreekt in Toebosch’ werk. Lange tijd is met heel weinig mensen gestalte gegeven aan de archeologie in ons land. Bij alle krapte van middelen is er buitengewoon veel werk verzet. Doen wij deze archeologen geen onrecht als we ze beoordelen met de maatstaven van onze tijd?
De archeologische wereld is anders geworden: véél groter en met een duidelijker scheiding van taken (monumentenzorg, publieke presentatie, opleiding en onderzoek) dan een tiental jaren geleden. Wetenschappelijk tellen we internationaal best mee en recentelijk vielen twee proefschriften nog in de prijzen.
Maar dit zijn slechts kanttekeningen in de marge. Toebosch geeft ons een zeer onderhoudende en informatieve kijk in het in het verleden toch wel wat bekrompen archeologische wereldje, vol persoonlijke controverses en nauwelijks te realiseren ambities.
Leendert Louwe Kooijmans is emeritus hoogleraar archeologie aan de Universiteit van Leiden.
Dit artikel is exclusief voor abonnees