Home Dossiers Koude Oorlog `Kernwapens waren een heilige zaak geworden’

`Kernwapens waren een heilige zaak geworden’

  • Gepubliceerd op: 7 mei 2001
  • Laatste update 20 apr 2023
  • Auteur:
    Eva Rensman
  • 15 minuten leestijd
Mient Jan Faber was het gezicht van de beweging tegen kernwapens.
Wereldleiders tijdens de Koude Oorlog.
Dossier Koude Oorlog Bekijk dossier

Massale demonstraties, felle debatten, politieke ruzies en zelfs verscheurde huwelijken: heel Nederland is begin jaren tachtig in de ban van de bom. Algemeen secretaris van het Interkerkelijk Vredesberaad Mient Jan Faber was hét gezicht van de beweging tegen kernwapens: ‘We zijn erin geslaagd grote groepen mensen te mobiliseren op de angst voor vernietiging.’

De anti-kernwapenbewegingen die aan het einde van de jaren zeventig in verschillende Europese landen ontstaan krijgen in korte tijd veel aanhang. In Nederland wordt de vredesbeweging ongekend populair: 400.000 mensen demonstreren in 1981 in Amsterdam tegen plaatsing van kernwapens in Nederland, 550.000 mensen doen dat twee jaar later in Den Haag nog eens over. En bijna vier miljoen mensen tekenen in 1985 het `volkspetitionnement’ tegen kernwapens. Algemeen secretaris van het Interkerkelijk Vredesberaad (IKV) Mient Jan Faber is in deze jaren de bekendste anti-kernwapenactivist van Nederland: hij debatteert met tegenstanders in televisieprogramma’s, spreekt op demonstraties en laat in talloze interviews voor televisie, radio en kranten weten dat er geen kernwapens in Nederland geplaatst mogen worden.

Meer lezen over de Koude Oorlog? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

En dat terwijl Faber eigenlijk niet zoveel met kernwapens op heeft. Als universitair docent wiskunde aan de Vrije Universiteit in Amsterdam raakt hij in zijn vrije tijd betrokken bij wat dan de `derdewereldbeweging’ heet. Halverwege de jaren zeventig wordt hij gevraagd als algemeen secretaris van het IKV. Het IKV was in 1966 opgericht door negen Nederlandse kerken, zowel protestant als katholiek, met als opdracht `de problemen van oorlog en vrede te bestuderen, mensen in Kerk en samenleving te informeren en passende acties aan te bevelen’. Faber: `Ik wist eigenlijk niet wat ik met het IKV aan moest. Bijna niemand hield zich bezig met veiligheidsvraagstukken.’ Hij besluit bij de universiteit te blijven. Totdat alle andere kandidaten zijn afgevallen. `Voor een paar jaar dan, dacht ik.’ Ruim twintig jaar later is Faber nog steeds algemeen secretaris van het IKV.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Aanvankelijk besteedt Faber weinig tijd aan de organisatie. `We publiceerden wat, confereerden en organiseerden de jaarlijkse vredesweek in de kerken – dat was het wel.’ Tot er in 1977 een discussie ontstaat over de toekomst van het IKV. De organisatie besluit zich voor tien jaar vast te leggen op één thema om meer mensen te bereiken. Het worden kernwapens, onder het motto: `Help de kernwapens de wereld uit, om te beginnen uit Nederland.’

Orwell

De tijd was er rijp voor, zegt Faber nu. `Er was dooi in de Koude Oorlog. De onderhandelingen over kernwapens resulteerden in de SALT-akkoorden van 1972 en 1974, met afspraken over het stopzetten van ondergrondse kernproeven en een beperking van het aantal intercontinentale raketten. We hadden het gevoel dat de kernwapenwedloop ten einde liep. Totdat bleek dat die race toch doorging. De bovengrens die in de verdragen was afgesproken lag zo hoog dat beide blokken veel konden bijplaatsen. Ook leidden de SALT-akkoorden tot een technologische wedloop: er werden minder wapens bijgeplaatst, maar ze konden meer. Ikzelf had bovendien grote moeite met het wereldbeeld dat achter de wapenwedloop zat. We gingen op een wereld van George Orwell lijken; een heel continent werd klem gezet tussen de raketten. Welk voorbeeld gaven we aan de rest van de wereld?’

Het NAVO-dubbelbesluit van 1979 versterkt de angst. De lidstaten besluiten dat er 572 kruis- en Pershing-II-raketten in Europa worden geplaatst, waarvan 48 in Nederland. Daarnaast moet er worden onderhandeld met het Oostblok. Ook is twee jaar eerder vanuit de CPN de beweging tegen de neutronenbom ontstaan. `De neutronenbom was een nieuw wapen, dat duidelijk maakte hoe krankzinnig de wapenwedloop was,’ zegt Faber. `Mensen gingen dood, gebouwen bleven staan. Het voordeel van de neutronenbom was dat we hiermee goed zichtbaar konden maken wat er nu eigenlijk aan de hand was. Het had een absolute klank. Mensen waren bang voor de ondergang, voor de totale vernietiging van het menselijk ras. We zijn erin geslaagd grote groepen mensen te mobiliseren op die angst.’

De vredesbeweging wint snel aan aanhang. In Nederland richt het IKV lokale afdelingen op die op verschillende manieren actie gaan voeren. Maar de grote doorbraak komt in 1981 met de drukbezochte demonstratie tegen kernwapens in Amsterdam die georganiseerd wordt door het IKV. Het IKV hoopt op 50.000 mensen; er komen er 400.000. Een onverwacht succes, dat bij het IKV leidt tot het besluit geen demonstraties meer te organiseren. Faber: `We wilden onze winst verzilveren. We hadden laten zien dat we een draagvlak hadden; nu moesten we de dialoog met de politiek voeren. We wilden beginnen aan de lange mars door de instituties.’

Het loopt anders. Naast het IKV zijn er nog verschillende andere actiegroepen die zich tegen kernwapens keren. Sommige zijn verbonden aan een beroepsgroep, zoals de Advocaten tegen Kernwapens en Artsen tegen Kernwapens. Andere komen voort uit actiegroepen als Vrouwen voor Vrede uit de vrouwenbeweging. Bovendien krijgt de anti-kernwapenbeweging ook steeds meer steun van politieke partijen: PvdA, D66, de partijen links daarvan die later opgaan in GroenLinks, en enkele leden van het CDA – en van het FNV. De reserves van het IKV mogen niet baten. Het brede front dat zich tegen kernwapens keert – actiegroepen, politieke partijen en vakbonden – verenigt zich in 1983 in het Komité Kruisraketten Nee (KKN). Voorzitter wordt Sienie Strikwerda, afkomstig van Vrouwen voor Vrede. Faber is secretaris, samen met PvdA’er Maarten van Traa. Het comité organiseert in 1983 een nieuwe demonstratie in Den Haag, die met 550.000 demonstranten een nog groter succes is dan de eerste. `We moesten wel,’ aldus Faber. `Voor het IKV was nog een demonstratie niet nodig, Vooral de linkse politieke partijen wilden nog een keer – misschien ook vanuit een zeker jalousie de métier. Het zou krankzinnig zijn geweest als wij er niet waren ingestapt. We zouden onze achterban zijn kwijtgeraakt.’

Politiek ondernemers exploiteren kernwapens

`Allemaal achterafgepraat,’ vindt Fabers vroegere medestrijdster Sienie Strikwerda. `We stonden er toen met z’n allen achter. Ik ben niet zo iemand die beweert dat we toen ziende blind zijn geweest. Demonstraties en acties lieten zien dat de anti-kernwapenbeweging breed werd gesteund. De mensen die meeliepen vormden een dwarsdoorsnee van de bevolking. Er waren gezinnen met kinderen, oudere mensen, verschillende beroepsgroepen, militairen. We hebben op een goede manier geweldig veel politieke druk uitgeoefend, en ik vind het nog steeds een prestatie dat onze acties nooit uit de hand gelopen zijn.’

De anti-kernwapenbeweging heeft mensen de ogen geopend, vindt Strikwerda. `Wij toonden aan dat de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten volslagen verkeerd bezig waren. De Koude Oorlog was een schijngevecht, dat bovendien de Sovjet-Unie totaal uitputte. Die boodschap sprak aan; mensen waren daar gevoelig voor. Van de Nederlanders wist 95 procent wat de bewapeningswedloop was. Dat is de verdienste van de vredesbeweging. Ons werd verweten dat wij angst opriepen. Daar ben ik het niet mee eens.’

Maar het was juist de anti-kernwapenbeweging die een schijngevecht voerde, vindt politicoloog Bart Tromp. Tromp was destijds een van de weinige linkse critici van de anti-kernwapenbeweging. `De angst voor de bom was niet terecht. De dreiging van een kernoorlog was nog nooit zo klein geweest als toen. De kernwapens zorgden juist voor stabiliteit. Het feit dat beide partijen over voldoende wapens beschikten om bij een aanval terug te kunnen slaan, zorgde ervoor dat er niets gebeurde.’ Tromp had ook grote bezwaren tegen het alternatief dat de vredesbeweging voorstelde: “`Alle kernwapens weg’‘ was een politiek onbevredigende oplossing, volstrekt onrealistisch. Natuurlijk, dat zou ik ook wel willen – wie niet? Maar kernwapens gaan niet zomaar weg, ook niet als je heel hard roept.’

Het feit dat de anti-kernwapenbeweging zo populair werd, zegt dan ook niets over de ernst van het probleem waartegen deze zich verzette, stelt Tromp. `Problemen zijn er namelijk altijd. Een sociale beweging wordt succesvol als er “politiek ondernemers’‘ zijn die erin slagen een kwestie die goed ligt te exploiteren. Die rol vervulde het IKV, maar ook organisaties als Pax Christi. Dat zij steunden op bestaande kerkgenootschappen, versterkte hun positie; ze hadden daardoor kanalen om hun boodschap te verspreiden. Angst voor de bom waarop de vredesbeweging kon inspelen, was er niet; de vredesbeweging riep die angst juist op. En Mient Jan Faber heeft als een heel kundig en goed opererend leider de kar getrokken.’

Emotionele hysterie rond kernwapens

Hoewel er geen lijfelijk geweld werd gebruikt, liepen de anti-kernwapenacties wel degelijk uit de hand, vindt Tromp. Ze ontaardden, zegt hij, in een `emotionele hysterie’, waarbij de tegenstanders van kernwapens zo radicaal waren dat elk debat onmogelijk was. `Iedereen leek in een roes. Ik merkte het om me heen; mensen die tot dan toe nog nooit over militaire vraagstukken hadden nagedacht, waren opeens boos. Het was onvoorstelbaar. Huwelijken liepen op de klippen, mensen sprongen voor de trein uit angst voor de bom.’

Het IKV was zijn doel voorbijgeschoten, concludeert Tromp. `Het wilde de massabeweging gebruiken om politieke druk uit te oefenen. Het uiteindelijke doel was politiek handelen. Maar doordat het die massa bij zich moest houden, werd de ruimte om te onderhandelen beperkt. Het IKV was een tovenaarsleerling die krachten had opgeroepen die het niet meer kon beheersen.’

In die conclusie kan Faber zich vinden. Hij vertelt over een debat in Goes, met de lokale afdelingen van het CDA en het IKV: `Er stond een IKV’er op die zei: “De voorzitter van het CDA moet mijn vraag beantwoorden, en hij mag alleen ja of nee zeggen. Mijn vraag is: wat zou Jezus doen; zou hij met een kruisraket onder zijn arm naar Moskou gaan, of zonder kruisraket?’‘’ Kromme tenen kreeg Faber ervan. `Na de pauze heb ik gezegd dat ik deze manier van debatteren schandelijk vond en dat ik zo niet verder wilde. Ik kreeg een buitengewoon beschaafd applausje van de delegatie van het CDA. Zo was een deel van de achterban. Kernwapens waren een heilige zaak geworden, waarover niet meer te praten viel. De beweging begon op een religieuze sekte te lijken.’

Daar is het nodige misgegaan, vindt Faber: `Achteraf gezien hadden we het anders moeten aanpakken. We hadden misschien toch, toen we zoveel gezag hadden, moeten proberen anderen mee te krijgen in het politiek debat. We hadden naar andere allianties moeten zoeken, bijvoorbeeld door ook het CDA bij de vredesbeweging te houden. Het werd nu te beperkt.’

Tegelijkertijd, zegt Faber, waren er ook partijpolitieke ontwikkelingen die het IKV in de linkse hoek drukten. Het CDA telde enkele `dissidenten’ die tegen kernwapens waren. Zij werden eerst door de partij tot de orde geroepen, en toen dat niet hielp, verlieten enkelen van hen de partij. De gelederen van het CDA waren daarmee gesloten. De PvdA nam juist een radicaal anti-kernwapenstandpunt in, in een poging verloren kiezers terug te halen. Faber: `Alle nuances die wij aanbrachten, brak de PvdA weer af.’

`Iedereen dacht zwart-wit,’ herinnert Tromp zich. `Ik heb zes jaar in het bestuur van de PvdA gezeten, en al die tijd is er niet één keer over kernwapens gediscussieerd. Ook niet in de fractie. Het standpunt van de PvdA was “nee’‘, en meer niet. En waarom? Als er gediscussieerd werd, zou dat “nee’‘ wel eens ondergraven kunnen worden.’

Alleen Strikwerda vindt niet dat de vredesbeweging te radicaal werd: `Een sociale beweging is altijd ongeduldig; die wil snel resultaat zien. Dat kan niet anders. Maar juist door die radicalisering, door die enorme aanhang, hebben we duidelijk kunnen maken dat de bevolking de wapenwedloop niet wilde. Dat was anders niet gelukt.’

Spionerende schoonmakers

Niet alleen de achterban van de vredesbeweging, ook haar tegenstanders worden steeds radicaler. Bommeldingen verstoren bijeenkomsten van het IKV; het huis van Faber wordt ondergeklad met leuzen; en zijn gezin wordt telefonisch bedreigd. De politie neemt de dreigementen zo serieus dat men Faber verbiedt mee te lopen met de demonstratie in 1981, omdat zijn veiligheid niet kan worden gegarandeerd.

Maar ook geheime diensten houden het IKV in de gaten. `We hebben jarenlang spionerende schoonmakers gehad,’ vertelt Faber. `Ze brachten de inhoud van de prullenbakken rechtstreeks naar de BVD. Gelukkig werd ik getipt door een vriend die daar werkte.’ Enkele jaren geleden mocht Faber zijn dossier inzien bij de CIA: `Echt heel dik. En alles stond erin. Met wie ik was getrouwd, waar mijn kinderen naar school gingen, op welke sportclub ze zaten – noem maar op.’

En vrijwel alle Oost-Europese geheime diensten zijn in het IKV geïnteresseerd, niet alleen vanwege zijn activiteiten in Nederland, maar vooral ook door de contacten met Oost-Europese dissidenten. Een van de belangrijkste tactieken van het IKV om de Koude Oorlog te bestrijden is `destabiliseren’. Bewegingen als Charta ‘77 in Tsjecho-Slowakije, Solidarinosc in Polen, de basisbeweging in de DDR, maar ook individuele dissidenten als de schrijver Konrad in Hongarije keren zich niet alleen tegen het communistische regime, maar ook tegen de kernwapenwedloop. Faber wordt erop uitgestuurd om de contacten te leggen, tot hij al spoedig diverse landen niet meer in mag. Het IKV wordt ook in Nederland vanuit de ambassades in de gaten gehouden. `Op een receptie is zelfs eens ons Oost-Europa-archief met informatie over al onze contacten gestolen. We wisten zeker dat er een Oost-Europese ambassade achter zat,’ zegt Faber. Hoe goed ze in de gaten werden gehouden ontdekte Faber een paar jaar geleden, toen hij het dossier inzag dat de Stasi over hem had bijgehouden. Het was duimendik.

Compromis over kernwapens

Op 1 juni 1984 zal het kabinet beslissen of Nederland, in het kader van het NAVO-dubbelbesluit van 1979, 48 kruisraketten zal plaatsen. Maar Lubbers komt met het compromis het besluit anderhalf jaar op te schorten, en het bovendien afhankelijk te maken van de hoeveelheid kernwapens die de Sovjet-Unie heeft opgesteld. Als die hetzelfde blijft, plaatst Nederland niet. Tot verontwaardiging van een deel van zijn achterban beoordeelt Mient Jan Faber het besluit als `een redelijk compromis’, dat bovendien aansluit bij het streven van het IKV: `Het kwam niet rechtstreeks uit de koker van het IKV, maar ik ben er wel van overtuigd dat wij eraan hebben bijgedragen, door te blijven overleggen met de overheid. Die contacten waren altijd goed, zowel met Lubbers als met de diverse ministers van Defensie. Maar ook de verstandhouding met de NAVO, waar wij vaak kwamen om te praten, was plezierig. Er kwamen bijvoorbeeld mensen van de NAVO bij ons om lezingen te geven; dat vonden ze erg leuk.’

Het uitstel van het besluit over de plaatsing betekent dat de strijd tegen kernwapens in Nederland doorgaat. Twee jaar na de grote demonstratie in Den Haag volgt nog één grote nationale actie, het Volkspetitionnement, waar het IKV, ook ditmaal schoorvoetend, als lid van het Komité Kruisraketten Nee aan meewerkt. Zo’n 3,75 miljoen mensen zetten hun handtekening onder een oproep aan regering en Staten-Generaal om plaatsing van kernraketten tegen te houden.

Alle acties ten spijt neemt het kabinet op 1 november 1985 toch het besluit om 48 kernwapens in Nederland te plaatsen, al heeft de Sovjet-Unie geen raketten bijgeplaatst. `Het kabinet kon bijna niet anders,’ zegt Faber. `Bijna alle andere Europese landen hadden besloten te plaatsen. De cirkel sloot zich om Nederland.’

De kernwapens, die zouden worden gestationeerd in Woensdrecht, worden nooit geplaatst. In 1987 komen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie met het INF-akkoord overeen alle middellangeafstandswapens en hun lanceerinstallaties te vernietigen. De dooi in de Koude Oorlog zet definitief in.

Day after

De aanhang van de vredesbeweging in Nederland is na het besluit van 1 november snel ingezakt. Mensen zijn demonstratiemoe. Het IKV gaat verder. Niet met kernwapens, maar met nieuwe acties, vooral rond de oplaaiende regionale oorlogen. Daarbij worden ze in het begin behoorlijk gehinderd door de ballast van de anti-kernwapenstrijd, vertelt Faber: `Wij zaten met the day after the night before. We moesten nieuwe doelgroepen zoeken, waren onze “kernwapenachterban’‘ kwijt. Bovendien hadden we een verstoorde relatie met de kerken. De kerken hadden het IKV ooit opgericht om intern voor wat heibel en rumoer te zorgen, maar zóveel was nu ook weer niet de bedoeling. Onze acties voor Bosnië en Palestina in de jaren negentig bekeken ze daarom met veel argwaan: daar beginnen ze weer met herrie schoppen.’

Van andere linkse organisaties krijgt Faber in dezelfde tijd ook kritiek, nadat hij heeft gepleit voor desnoods een grondoorlog in Joegoslavië. Ook een erfenis van de jaren tachtig, zegt hij: `Begin jaren tachtig stonden we zij aan zij met groepen die veel radicaler waren dan wij. Zij beschouwden ons als een van hen. Maar ik ben nooit pacifist geweest. Toen ik eindexamen hbs deed, heb ik zelfs overwogen naar de Koninklijke Militaire Academie te gaan.’

Kruisraketten zijn in Nederland geen onderwerp van discussie meer, maar zou er nu weer zo’n brede protestbeweging rond één kwestie kunnen ontstaan? Faber denkt van niet: `Het karakter van de samenleving is anders – individualistischer. In de jaren tachtig waren er denk ik nog structuren waarbinnen je actie kon ondernemen, bijvoorbeeld de Kerk, ook al ging je daar niet meer regelmatig heen. Die gemeenschappelijke concentratie is er niet meer. De televisie heeft ook een belangrijke rol overgenomen in het engagement. Mensen identificeren zich via de tv met belangrijke gebeurtenissen. Ze zien direct wat er bijvoorbeeld in Bosnië gebeurt, luisteren naar het commentaar en zijn het daar dan mee eens of niet. Ze gaan niet ook nog eens naar een vergadering of debat om standpunten te horen; die geeft de televisie al.’

`De tijd van grote acties is voorbij,’ beaamt Strikwerda. `De economie bloeit; iedereen is druk met zijn werk; mensen zijn niet meer bereid zich onbetaald vier jaar lang in te zetten voor een actie. Of dat jammer is weet ik niet. Het was wel fantastisch om mee te maken. Zoiets beleef je maar één keer in je leven.’

Ook Tromp verwacht niet dat er op korte termijn een grote sociale beweging zal ontstaan: `Dat komt maar één keer per generatie voor. Bovendien moet het onderwerp existentieel bedreigend zijn, anders kun je mensen er niet mee mobiliseren. Wat er nu gebeurt met dieren door de BSE-crisis en de mond- en klauwzeer bijvoorbeeld, dat raakt mensen te weinig. Ze worden er niet bang genoeg van.’