Home Jan Blokker en het vooroudergevoel

Jan Blokker en het vooroudergevoel

  • Gepubliceerd op: 24 februari 2005
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Frans Smits

Sinds wanneer bestaan de Nederlanders? En wie zijn die Nederlanders? Journalist en columnist Jan Blokker schreef er samen met zijn zoons een boek over. Nederlanders waren in de Gouden Eeuw helemaal niet nuchter, netjes, fatsoenlijk en tolerant. ‘Ik ben niet trots op ze, maar ze zijn wel mijn voorouders.’


‘De explosie van het fortuynisme is zo Nederlands. Je had het kunnen voorspellen. Niks donderslag bij heldere hemel. Niks we zijn in de war. We zijn op dit moment behoorlijk zoals we altijd zijn geweest. Balkenende met zijn uitspraken over on-Nederlandse toestanden. Hij heeft geen benul. Andere mensen vermoorden, opwinding, moskeeën in brand steken. Als er iets Nederlands is, dan is het wel de kerk van de tegenstander in de fik steken. We zijn een raar volk.’

Jan Blokker (1927) schreef samen met zijn zoons Bas en Jan jr. speciaal voor de Boekenweek van dit jaar een geschiedenis van dat rare volk: Het vooroudergevoel. Het boek bevat alle 43 prenten over de vaderlandse geschiedenis die J.H. Isings (1884-1977) in opdracht van de firma J.B. Wolters in Groningen ’ten dienste van het lager onderwijs’ vervaardigde. Goede populariserende geschiedschrijving, op een aardige manier het verhaal vertellen over hoe dat vroeger zat met die Nederlanders, is er volgens Blokker veel te weinig. En die geschiedschrijving is hard nodig. Nederlanders weten niks meer van hun verleden. Er valt waanzinnig veel uit te leggen. 
     
‘Ik had op de lagere school een grijs, grauw, treurig en oninteressant geschiedenisboekje geschreven door ene J. Pik. Maar ik had een fantastische schoolmeester. En we moesten leren! Op het einde van de lagere school kon ik iemand heel behoorlijk uitleggen hoe de Nederlandse geschiedenis was verlopen van het jaar nul tot pakweg de Franse tijd. Je moet op school met kennis beginnen en niet die krankzinnige omdraaiing volgen van eerst vaardigheden bijbrengen. Dit waandenkbeeld, opgekomen in die verdomde linkse jaren zestig, heeft ons onderwijs over de hele linie naar Onze-Lieve-Heer geholpen.’ 
     
Behalve Pik en de onderwijzer waren er op Blokkers lagere school ook nog de historische prenten van Isings. Als zoon van een niet al te welgestelde gereformeerde Amsterdamse bakker was het de kleine Isings niet gegund om zijn vroeg gebleken tekentalent op niveau te ontwikkelen. Op zijn dertiende werkte Isings al, ’s avonds bezocht hij de Tekenschool voor Kunstambachten. De brave, godvrezende bijna-autodidact tekende in 1911 zijn eerste schoolplaat Op den Dam, omstreeks 1665. Schoolplaten kwamen voort uit het Thorbeckiaanse idee van ontplooiing van het individu en het daarbij horende aanschouwelijk onderwijs. Isings tekende momenten uit de vaderlandse geschiedenis; daaromheen kon de onderwijzer zijn verhaal vertellen. 

Op een dergelijke wijze hebben Blokker en zijn zoons Het vooroudergevoel gecomponeerd. Ze selecteerden dertig jaartallen en vertellen daaromheen het verhaal van de Nederlandse geschiedenis. Bas Blokker, die middeleeuwse geschiedenis studeerde (en tegenwoordig redacteur van NRC Handelsblad is), nam de periode 69-1477 voor zijn rekening, Jan Blokker jr., die Nieuwe geschiedenis studeerde (en tegenwoordig directeur is van een scholengemeenschap), de periode 1789-1935. Blokker: ‘Mij restte dus de periode die daartussen lag.’ 
     
Leidraad van het boek is een zoektocht naar het moment in de geschiedenis dat je kunt zeggen: de mensen die toen leefden, daar herken ik mijn voorouders in, die hebben een manier van omgaan met elkaar die wij ook kennen. 
 
Moord en doodslag
‘De eerste stappen terug zijn eenvoudig. In een familie is er overdracht van informatie. En ik heb het bijzonder goed getroffen, want mijn familie was zeer communicabel. Ik was in ons gezin een nakomertje. Toen ik geboren werd, waren mijn ouders al veertig jaar oud. Mijn vader was een schoolvriend van de oude Drees; ze zijn altijd goede maten gebleven. Mijn grootvader, een onderwijzer, was van 1860; ik heb hem goed gekend. Hij leek erg op Thorbecke en was een ouwe frik met een schoolmeesterachtige stem. In 1880 trouwde hij met mijn grootmoeder, een handwerkonderwijzeres. Op hun huwelijk werden er liederen gezongen over de Eerste Boerenoorlog in Zuid-Afrika. 
     
Die grootvader vertelde weer over zijn grootvader. Ik geloof niet dat ik overdrijf als ik zeg dat de mondelinge overlevering in mijn familie teruggaat tot eind achttiende eeuw. Het kost me geen moeite om me tot die periode met mijn voorouders verbonden te voelen. Daarvoor is er een grijs gebied. Heb ik een vooroudergevoel met de Nederlanders tijdens de Gouden Eeuw en de Tachtigjarige Oorlog? Met de mensen die weer daarvoor in deze streken leefden?’ 

Iets van een vooroudergevoel begint volgens Blokker aan het einde van de Hoekse en Kabeljauwse Twisten, eind vijftiende eeuw. Dan zie je dat Nederlanders een verstandhouding vinden om de samenleving ‘in godsnaam dan maar zo en zo in te richten, want ze kunnen niet elke dag elkaar de hersens blijven inslaan’. Vanaf die tijd zie je steeds het typisch Nederlandse mengsel van liever elkaar de strot afsnijden dan een cent te verliezen, enorme onderlinge rivaliteit en het besef van ‘laten we het kalm houden, laten we iets regelen zonder oorlog en geweld’. 
     
Blokker noemt zichzelf een ‘historische omnivoor’, maar heeft wel een favoriete periode: de Tachtigjarige Oorlog en de Gouden Eeuw, de periode waarover hij schrijft in Het vooroudergevoel. Jaren terug, toen zijn kinderen nog klein waren, maakte hij een reis met hen langs de lieux de mémoires van de Tachtigjarige Oorlog. Van Amsterdam naar Den Briel, Zeeuwse wateren, Nieuwpoort, Mechelen, Brussel, Breda, Mook, Nijmegen, Dillenburg, Heiligerlee en via het Noorderkwartier weer naar huis. Een verslag van wat in de familie de Tocht van de Tachtigjarige Oorlog ging heten verscheen begin jaren tachtig in een kleurenbijlage van Vrij Nederland. Het verschijnt in de Boekenweek in een geheel herziene versie in boekvorm onder de titel Waar is de Tachtigjarige Oorlog gebleven? 
    
Ook Isings was gefascineerd door de Gouden Eeuw. Na 1700 kan de vaderlandse geschiedenis hem niet meer bekoren. Isings was grootgebracht met het felle nationalisme van de negentiende eeuw, toen vol bewondering – zie bijvoorbeeld de historicus Robert Fruin (1823-1899) – naar de Gouden Eeuw werd opgekeken. In zijn schoolplaten wilde hij elke keer weer de glorie van die tijd duidelijk maken. ‘De prenten van Isings zijn ontzettend houterig, prachtig in detaillering – je kunt er donder opzeggen dat elke knoop aan een jas gedocumenteerd is -, maar er zit geen dynamiek in. Een groot tekenaar is hij niet geweest. Wat hij wel goed kon was ons laten zien: die Gouden Eeuw, dat was iets, zo had God ons bedoeld en zo hadden we moeten blijven. 
     
Het wonderlijke van de Gouden Eeuw is natuurlijk dat een klein landje dat tot op het bot verdeeld is – wat is er de eeuwen daarvoor niet allemaal aan twisten, ruzies, moord en doodslag geweest? – en dat ook nog te maken krijgt met een calvinistisch virus dat een kleine minderheid behoorlijk ziek maakt, in no time kan uitgroeien tot het machtigste land van de wereld. Even wonderlijk is dat dit economisch en cultureel machtige land te maken heeft met rivaliserende partijen die elkaar bestrijden tot aan de rand van een burgeroorlog toe. 

Johan Huizinga houdt de Nederlanders in zijn beroemde Nederlands. Geestesmerk uit 1934 een complimenteuze spiegel voor. We zijn nuchter, netjes, fatsoenlijk, tolerant en nog een paar van die fraaie dingen. Eigenlijk is Huizinga een soort Isings – minder braaf, veel intelligenter en erudieter, maar wel behept met hetzelfde idee dat die “prachtige” Gouden Eeuw de standaard is waarnaar wij zouden moeten leven. Heeft hij echt niet gezien dat de Nederlanders een heel oorlogszuchtig, hysterisch, snel op zijn teentjes getrapt, absoluut onaardig volk zijn? Als ik complotdenker was, zou ik zeggen: Huizinga is in 1934 door Colijn flink betaald om de Nederlanders een veer in de kont te steken. Dat hadden ze nodig, want nog nooit was de werkloosheid zo hoog geweest, en in Duitsland was Hitler aan de macht gekomen. 

Ik ben helemaal niet als Fruin, Isings en Huizinga trots op de Nederlanders van de Gouden Eeuw. Wel zijn ze – daar kan ik niet onderuit – mijn bloed, mijn voorouders.’ 

Beetje goed
De recente geschiedenis wordt door de Blokkers in Het vooroudergevoel zeer persoonlijk beschreven. Bas Blokker schrijft in het hoofdstuk ‘De verzadiging’ over de periode vanaf de jaren tachtig tot de moord op Theo van Gogh. Jan Blokker jr. vertelt over zijn belevenissen in de jaren zestig en zeventig in het hoofdstuk ‘De ontplooiing’ en Blokker zelf neemt ‘De bezetting’ voor zijn rekening. ‘Voorouders vereenzelvigen we gewoonlijk met het verleden, maar dat is misschien een te beperkte opvatting. Strikt genomen is iedereen in feite een geboren voorouder, een voorouder-in-wording. En iedereen komt in zijn leven wel een ogenblik tegen waarin hij zich daar bewust van wordt: nu ben ik getuige van een gebeurtenis die nog ver na mijn tijd herinnerd zal blijven. Mijn moment van bewustwording kwam op de vroege ochtend van de 10e mei 1940,’ schrijft Blokker. 

Aan het hoofdstuk ‘De bezetting’ gaat de schoolplaat Naar het concentratiekamp, januari 1945 vooraf. De plaat detoneert volkomen bij het andere werk van Isings. Er is niets meer over van de heroïek van dat Nederlandse volkje. Blokker: ‘We hebben ernstig overwogen om deze prent niet op te nemen. Hij is heel eng, griezelig en treurig – maar ja, wel van Isings. Als Isings 43 schoolplaten heeft gemaakt, dan moet je er ook 43 afdrukken. Ik betwijfel of deze plaat ergens in een school heeft gehangen. Hij is van 1969. Isings moet Pressers Ondergang, over de jodenvervolging, toen al hebben gelezen.’ 

Blokker vertelt een heel ander verhaal over de Tweede Wereldoorlog. ‘Ik was een jongetje van twaalf jaar toen de Duitsers Nederland binnenvielen. Ik dacht: nu stort de wereld in elkaar. Ik was bang, want oorlog is dood en verderf, en ik zat in de rats vanwege mijn broer die vloog in een G1, het Nederlandse gevechtstoestel. Tot mijn ontzettende verbijstering trok mijn vader op de gewone tijd zijn demi aan en ging met de tram naar kantoor. Oorlog uitgebroken, maar kantoor gaat voor! Op dat moment heb ik mijn scepsis opgedaan.’ 

De teneur van Blokkers verhaal over de oorlog is: het leven ging gewoon door. De treinen reden op tijd, het uitgaansleven bloeide en de enige ontwrichting bestond eruit dat zijn vader in 1944 naar kantoor moest lopen. Er is slechts één verwijzing naar de gruwelijkheden: ‘Vlak voor ons eindexamen is er nog een vrolijk groepsportret gemaakt op de Keizersgracht, recht tegenover de plek waar Anne Frank toen nog in haar dagboek kon zitten schrijven.’ 

‘Voor miljoenen Nederlanders is de beleving van die tijd niet veel anders geweest. De gruwelijkheden, daar hoorden we pas na afloop van de oorlog over. Uit verhalen en vooral films. Meteen na de oorlog ging ik studeren, maar ik voerde geen bal uit. Ik zag maandenlang soms wel zes films per dag, bijna allemaal oorlogsfilms. Ik kon net als veel andere mensen niet genoeg krijgen van die Engelse en Amerikaanse propagandafilms uit de oorlog. Over het verschrikkelijke lot dat de joden hadden ondergaan hoorden we pas weer veel later. Iedereen wijst altijd naar Pressers Ondergang en de televisieserie De bezetting van Loe de Jong. Maar het waren films, eind jaren vijftig, die de Nederlanders wezen op de gruwelen van Auschwitz en Dachau. Een tophit – enorme rijen stonden er voor de bioscopen – was Opmars naar de galg. Die ging over het proces van Neurenberg. Je zag Goebbels, Göring, Speer en al die ander hoge nazi’s voor de rechtbank, en daardoorheen waren opnames van hun misdaden geweven. 
     
Ik kijk heel anders naar de bezetting dan Loe de Jong. De Jong is een Soldaat van Oranje die dicht in de buurt van Wilhelmina had gezeten. Zijn Koninkrijk is een typisch jaren-vijftigboek. Het waren betrekkelijk veilige jaren en we leefden in de illusie dat we allemaal wel een beetje goed waren geweest en de Duitsers de verkeerde weg naar Zandvoort hadden gewezen. Pas met films als Opmars naar de galg vielen ons de schellen van de ogen. Loe heeft nooit zijn visie veranderd – dat is misschien ook wel zijn verdienste geweest. Hij bedreef eerste-fase-geschiedschrijving. De visie van de ooggetuige – zoals bekend altijd onbetrouwbaar.’ 

Het vooroudergevoel. De vaderlandse geschiedenis. Met schoolplaten van J.H. Isings door Jan Blokker, Jan Blokker jr. en Bas Blokker. 304 p. Contact, euro 35,00 

Waar is de Tachtigjarige Oorlog gebleven? door Jan Blokker. ca. 160 p. De Harmonie, ca. euro 17,50

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.