Home In de tolerante Republiek werd weinig gemengd getrouwd

In de tolerante Republiek werd weinig gemengd getrouwd

  • Gepubliceerd op: 27 mei 2003
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Sabien Onvlee

De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden was een religieus gemengde samenleving. Toch trouwden katholieken, calvinisten en mennonieten waarschijnlijk niet vaak met elkaar. Een interview met historicus Benjamin Kaplan. ‘Je hoeft elkaar niet lief te hebben om elkaar niet te doden.’

Toen de Engelsman Ellis Veryard in 1682 de Republiek bezocht, was hij verbaasd over wat hij daar aantrof. ‘Het is hier heel gewoon,’ meldde hij het thuisfront, ‘als de man des huizes een geheel andere geloofsovertuiging heeft dan zijn vrouw, zijn personeel, of zelfs zijn kinderen, en iedereen leeft samen zonder de geringste onenigheid.’ Veryard stond niet alleen in deze observatie. Er zijn talloze andere anekdotes die erop duiden dat er in de Republiek probleemloos – en in groten getale – over en weer werd gehuwd.
        
Benjamin Kaplan (43), hoogleraar Nederlandse geschiedenis aan het Londense University College, betwijfelt echter of dit beeld strookt met de werkelijkheid. De cijfers in de Republiek voor gemengde huwelijken lijken niet substantieel hoger te zijn dan elders in Europa. En het verzet vanuit de Kerken tegen dergelijke verbintenissen was hier net zo heftig. Waren we eigenlijk wel zo tolerant? Een gesprek met een ‘onpartijdige outsider’ in de Nederlandse geschiedwetenschap.

Buiten de landsgrenzen zijn er wereldwijd maar twee leerstoelen Nederlandse geschiedenis. De Amerikaan Kaplan bezet er sinds anderhalf jaar een. Hij is ‘opgewonden’ over zijn nog prille onderzoek naar gemengde huwelijken. ‘Er is nog maar zó weinig informatie,’ zegt hij. ‘Dit is echt een nieuw verhaal, met veel onontgonnen gebied.’ De omvang van al het braakliggende onderzoeksterrein was precies datgene wat hem als graduate student aan Harvard naar de Nederlandse geschiedenis trok. ‘Er zijn gewoon veel meer Engelse en Amerikaanse historici dan Nederlandse. En maar weinig Engelstaligen nemen de moeite om de taalbarrière te overwinnen.’
        
Kaplan deed dat wel. In de jaren tachtig nam hij privé-lessen van een Nederlandse expat. Sindsdien houdt hij zich bezig met het thema religieuze tolerantie: ‘Als historicus wil je het liefst in het hoofd van andere mensen kijken. Je wilt weten hoe ze dachten, wat ze voelden. In de vroegmoderne tijd was het geloof voor mensen van cruciaal belang. Het is een fenomeen waar alle facetten van de geschiedwetenschap samenkomen. Het hele politieke, sociale en culturele leven grijpt hier in elkaar. Mensen konden enorm van slag raken over symbolen, rituelen of liturgie. Over dat soort zaken sloegen ze elkaar vaak de hersens in. En dat doen mensen nog steeds. Doe je ogen maar eens dicht en reis in gedachten de wereld over; dan zie je toch een aaneenschakeling van religieuze conflicten? Tolerantie is een belangrijke uitdaging voor een samenleving.’
 

Dominees

Kaplan is vooral geïnteresseerd in de sociale en culturele praktijk van religieuze tolerantie. Hij promoveerde in 1989 bij Simon Schama en Steven Ozment op de Reformatie in Utrecht met Calvinists and Libertines. The Reformation in Utrecht, 1578-1618, en verrichtte onder meer onderzoek naar het concrete functioneren van schuilkerken. Hij zoekt antwoorden op vragen als: bezochten katholieken, mennonieten en calvinisten dezelfde scholen? Gingen ze naar elkaars begrafenissen of bruiloften? Lazen ze dezelfde boeken?
        
De Amerikaan vindt dat Nederlandse historici zich in het verleden te veel hebben gericht op de verhouding tussen Kerk en Staat. ‘Als het om religie ging, keek men alleen naar magistraten en dominees. Je moet natuurlijk veel breder kijken. Niemand gelooft meer dat zij de allesbepalende krachten waren. Net zomin als koningen als enigen vormgaven aan het politieke leven, of intellectuelen aan de Cultuur.’
        
Zijn onderzoek naar gemengde huwelijken moet in dit licht worden gezien. Het percentage gemengde huwelijken dat in een land of gebied wordt gesloten, wordt algemeen beschouwd als een goede graadmeter voor integratie en verdraagzaamheid. Hoe meer mensen uit verschillende bevolkingsgroepen of van verschillende geloven onderling trouwen, hoe toleranter de samenleving, zo luidt de theorie. Gezien het imago van de Republiek kunnen historici verwachten dat het aantal gemengde huwelijken hier in de zeventiende en achttiende eeuw substantieel hoger lag dan elders in Europa. Maar niemand heeft ooit onderzocht of dat wel zo was. Ook weten we niet hoe echtelieden met die onderlinge verschillen omgingen, en wat er met de kinderen gebeurde die uit dergelijke verbintenissen werden geboren.
 

Burgerlijk

Ook al is Kaplans onderzoek nog pril – wat hij blijft benadrukken – de eerste resultaten zijn belangwekkend. Niets in de archieven in Amsterdam, Bergen op Zoom, Leiden, Maassluis en Wassenaar wijst erop dat er hier meer gemengd werd getrouwd dan elders in Europa. En net als in andere landen verzetten in de Republiek alle gezindten zich heftig tegen dergelijke verbintenissen. De Amsterdamse calvinistische consistorie noemde gemengde huwelijken ‘onbetamelick’ en ‘ergelick’. Gereformeerde christenen werden gewaarschuwd dat zij niet buiten het geloof moesten trouwen, omdat ‘het licht met der duisternisse geen gemeenschap en heeft’, en voor Hollandse katholieken was het huwelijk met een niet-katholiek ‘een seer groote doodt-sonde’. Hadden de tijdgenoten, met hun verhalen over de gemengd gehuwde, tolerante Hollanders dan ongelijk? Of gaan wij er te gemakkelijk van uit dat gemengde huwelijken een indicator zijn voor een verdraagzame samenleving? Kaplan neigt naar het laatste. ‘Het is niet noodzakelijk om elkaar lief te hebben om elkaar niet te doden,’

‘In de Republiek,’ betoogt hij, ‘heerste wel degelijk een klimaat van religieuze tolerantie. Het was beslist niet hetzelfde als wat wij nu verstaan onder godsdienstvrijheid, maar tijdgenoten ervoeren het wel degelijk als zodanig. Aan het einde van de zestiende, het begin van de zeventiende eeuw ontstond er zoiets als een ”Hollandse identiteit”. De kwalificatie ”tolerant” werd toegevoegd aan een heel rijtje met eigenschappen die de Hollanders zichzelf toedichtten. Ze vonden het lekker om te zeggen: ”Wij zijn tolerant”, net zoals ze zichzelf graag nuchter, bedaard, burgerlijk en vrijheidslievend noemen. Eigenlijk zochten ze een legitimatie voor de bestaande situatie. Sinds de Habsburgse tijd was de Republiek feitelijk een religieus gemengde samenleving. En door maar heel vaak te herhalen hoe tolerant je bent, wordt dat ideaal – of de mythe, zo je wilt – vanzelf werkelijkheid.’

Opvallend genoeg waren de aanhangers van religieuze tolerantie in dit verband de conservatieven. Zij moesten het opnemen tegen de katholieke Filips II aan de ene kant en de radicale calvinisten aan de andere kant. Deze twee groepen streden beide voor hun eigen rigoureuze hervormingsprogramma; de aanhangers van tolerantie werden gevangen gehouden in het midden. Kaplan: ‘De behoudende lokale machthebbers, die in dit gebied van oudsher veel invloed hadden, wilden graag alles bij het oude laten. Zij hingen over het algemeen een geloof aan met een sterk piëtistische, spirituele inslag. De ware christen, vonden zij, was veeleer te herkennen aan een deugdzaam, nederig en arbeidzaam bestaan dan aan het belijden van de juiste dogma’s.’ De gematigde lokale machthebbers trokken uiteindelijk aan het langste eind. Waarmee niet gezegd is dat zij een vorm van godsdienstvrijheid instelden die wij in onze tijd zouden voorstaan. Kaplan: ‘Het was niet volmaakt – verre van zelfs. Er waren restricties, er was discriminatie. In sommige gevallen zou je zelfs kunnen spreken van vervolging. Maar men leefde in verscheidenheid betrekkelijk vreedzaam samen en er vielen geen doden.’

Zelf is hij niet gelovig, nooit geweest ook. ‘Ik ben joods, maar niet religieus. En dat vind ik een voordeel. Het maakt me een soort onpartijdige outsider. Ik heb geen verborgen agenda. Ik hoef niemand te verdedigen, maar voel ook niet de behoefte om me af te zetten.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.