Tot diep in de jaren zeventig voelden veel Nederlanders zich aangetrokken tot de Chinese Volksrepubliek. Communisten, maar ook romantische geesten, zagen China als een beter land. Ook toen allang bekend was dat daar de vreselijkste wandaden werden begaan. Waarom bleven ze erin geloven?
Een doorsnee verslag van een bezoek aan maoïstisch China gaat als volgt: gasten worden meegenomen langs modelboerderijnen, stampende fabrieken en vredige communes. Ze krijgen heerlijk eten en slapen in prachtige hotels. Er volgen opsommingen over loodrecht gestegen productiecijfers, kilometers aangelegde waterleiding, aantallen verkochte fietsen en de spectaculaire daling van het analfabetisme. Sommige auteurs noteren alles vol vertrouwen, anderen zijn kritisch, maar niemand slaagt erin het land echt te doorgronden.
Tekst loopt door onder afbeelding
CPN-leider Paul de Groot op bezoek in China, oktober 1955.
Een herkenbaar probleem, zegt Roland van den Berg, die begin jaren zestig de tweede handelssecretaris was namens Nederland in Peking. ‘Het is altijd moeilijk om te weten wat er in China gebeurt. Ze geven buitenlanders nooit echt inzicht.’ In zijn tijd mocht diplomatiek personeel zonder toestemming niet verder dan 20 kilometer buiten Peking komen. Wel organiseerden de Chinezen twee keer per jaar een diplomatieke reis voor het buitenlandse ambassadepersoneel. ‘Je zag dat het was geënsceneerd, tegelijk kreeg je toch wel iets mee van het land. Ik was onder de indruk van het platteland. De boeren die het woord voerden waren deskundig. De propaganda was deels waar.’
Onthaald als een voornaam man
In de jaren zestig dweepten veel linksgeoriënteerde Nederlanders niet langer met de Sovjet-Unie, maar met China. Dat kwam door de tweespalt die in deze periode tussen deze landen was ontstaan over de juiste communistische koers. Sovjetleider Nikita Chroesjtsjov nam afstand van het stalinisme en koos voor een gematigder richting, maar China’s Grote Roerganger Mao Zedong beschouwde dat als ‘pseudocommunistische dwalingen’. Deze strijd verdeelde ook de CPN. Partijleider Paul de Groot nam in 1963 afstand van Moskou, zonder echt voor Peking te kezen. Orthodoxe marxisten-lenisten vonden dat slap, en bleven Stalin en Mao verdedigen. In 1965 smolten twee groepjes dissidente CPN’ers samen tot het Marxistisch-Leninistisch Centrum Nederland (MLCN), dat zich liet inspireren door Mao.
Vertegenwoordigers van het MLCN reisden soms naar China, waar ze met alle egards werden ontvangen. Dat gold bijvoorbeeld voor een van de actiefste leden van het MLCN, Daan Monjé. Hoewel het MLCN een marginale club was, werd hij in China onthaald als een voornaam man. Hij maakte grote indruk op de Chinezen toen hij in 1970 een belangrijke rol speelde in een massale staking in de Rotterdamse haven. Zijn mobilisatie van het proletariaat leverde hem het erelidmaatschap van de Rode Gardisten op.
Tekst loopt door onder afbeelding
Joris Ivens (links) verheerlijkt de Culturele Revolutie in zijn film Hoe Yukong de bergen verzette uit 1976.
Met de officiële Nederlandse vertegenwoordigers in China hadden maoïsten als Monjé geen contact. ‘In de jaren dat ik in Peking werkte, hadden we niets te maken met Nederlandse communisten,’ herinnert oud-diplomaat Van den Berg zich. ‘Zij waren gasten van de Chinese regering. Het ging om verdwaalde idealisten, politiek naïevelingen en een paar journalisten.’
Net als andere linkse bewegingen trok het MLCN, en zijn opvolger de SP, vooral jongeren en studenten. Ze gingen met elkaar om volgens de voorschriften van Mao. Omdat ze heilig ontzag voor echte arbeiders hadden – die de wijsheid van het volk vertegenwoordigden – stopten ze vaak met hun opleiding om in een fabriek te gaan werken. Ze kwamen bijeen tijdens scholingsbijeenkomsten, waar Mao’s Rode Boekje werd besproken, en elke vergadering begon met kritiek en zelfkritiek. Die sessies waren pijnlijk en kwetsend voor mensen die niet op het juiste spoor bleken te zitten.
‘Bij het minste vergrijp tegen de partijlijn werd je voor het afdelingspeloton gesleept’
De partij vertoonde kenmerken van een sekte. Toenmalig partijlid en schrijver Koos van Zomeren gaf het in zijn roman De witte prins (1985) als volgt weer: ‘Je gaf je individualiteit prijs… voor een kritiekloze onderwerping aan de partij. Je deed afstand van je maatschappelijke loopbaan […] Familiebanden bezweken… Oude vriendschappen verwelkten.’ Maar zelfs wie dat allemaal voor de partij overhad, was niet automatisch een goed partijlid. ‘Bij het minste geringste vergrijp tegen de partijlijn, ook als deze lijn pas nadien werd vastgesteld, werd je voor het afdelingspeloton gesleept.’
Ondertussen was er al veel bekend over de slachtoffers van het communistische regime van Mao. De zogeheten Grote Sprong Voorwaarts had tussen 1958 en 1961 tot een hongersnood geleid die tientallen miljoenen het leven kostte. En tijdens de Culturele Revolutie die in 1966 uitbrak, traden de Rode Gardisten uiterst gewelddadig op. Wisten de Nederlandse maoïsten dat echt niet of wilden ze dat niet weten? Het eerlijkste antwoord komt van historicus Erik van Ree, een ex-maoïst die afstand heeft genomen van zijn communistische overtuiging. In een terugblik schrijft hij: ‘Reconstruerend vermoed ik dat wat mij in het communisme aantrok minder de utopie was dan juist het dood en verderf zaaien zelf.’ Het geweld was onderdeel van de charme.
Het geweld was onderdeel van de aantrekkingskracht
Tegelijk lieten sommige maoïsten zich graag verkeerd informeren, zoals de bekende Nederlandse filmmaker Joris Ivens. Hij maakte onder meer Hoe Yukong de bergen verzette (1976), waarin Mao’s Culturele Revolutie werd verheerlijkt. ‘Ik heb Ivens twee keer ontmoet,’ vertelt Van den Berg. ‘Hij was fel communist, net als zijn vrouw. Bij de opnamen is hij misleid door de Chinezen. Hij kreeg de ellende van de Culturele Revolutie niet te zien.’
Preutse Chinezen
Rond 1970 raakten niet alleen fanatieke communisten, maar ook meer romantische geesten in het Westen in de ban van China. Ze hadden een afkeer van hun eigen materialistische samenleving en zochten in China een nieuwe, ideale maatschappij. Hoe minder de bezoekers wisten van China, hoe utopischer hun verwachtingen waren. Sommigen vertrokken gedesillusioneerd na een rondreis, anderen bleven er hangen. Buitenlandse studenten konden er vanaf begin jaren zeventig studeren; vaak waren ze via een ‘linkse connectie’ in het land terechtgekomen. Ze leefden in groter comfort dan hun Chinese medestudenten, met wie ze niet echt persoonlijke contacten konden onderhouden. Dat werd ontmoedigd door het systeem. Ze leerden een ‘politiek correct’ Chinees met oefenzinnen waarin het communisme werd geprezen. Het was voor hen lastig zich een scherp beeld te vormen van hun omgeving.
Tekst loopt door onder afbeelding
Aankondiging van een bijeenkomst waarin wordt teruggekeken op de Rotterdamse havenstaking van 1970. SP-voorman Daan Monjé heeft daarin een rol gespeeld.
In Een Haagse dame in China (1975) beschreef Margaretha Ferguson de reis met een groep hippe westerse studenten door de Volksrepubliek. Ze vervreemdden zich met hun veel te directe gedrag van de hoffelijke Chinezen. Bovendien waren ze vooral met hun eigen obsessies bezig – zo probeerden ze hun preutse gastheren- en vrouwen uit te horen over hun seksleven.
Zelfs G.B.J. Hiltermann, de rechts-liberale commentator die jarenlang de radiorubriek De toestand in de wereld had, waar hij in ronkende volzinnen pro-westerse standpunten verkondigde, ging naar China. In zijn Chinees reisboek (1973) schetste hij de Volksrepubliek als een ‘ingetogen waardige gemeenschap’, waar werd gepoogd ‘het communisme met een menselijk gezicht waar te maken’. Hij bekritiseerde de ‘verwende rijkeluiszoontjes’ die de leer van Mao aanhingen. Toch was hij zelf ook niet ongevoelig voor de charmes van de Grote Roerganger. In zijn boek is een gedicht van Mao opgenomen met zinnen als ‘Zwaar geuren de chrysanten over het slagveld’.
‘Massamoordenaars zijn vaak charmante mensen’
Die fascinatie voor Mao als dichter en intellectueel verbaast China-kenner Frank Dikötter niets, vertelde hij in een interview met Historisch Nieuwsblad in 2016. ‘Mao wist een soort mystiek om zich heen te creëren, hij poseerde als een halfgod. Er zijn nog steeds mensen onder de indruk van hem – zelfs zijn slachtoffers. Ook iemand als Henry Kissinger, de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, beschreef hem als de oriëntaalse koning-filosoof. Mao wist anderen te manipuleren. Massamoordenaars zijn vaak charmante mensen.’
‘De Opper-Agoog’
Hoe het kon dat zoveel buitenlanders zich lieten inpalmen, werd prachtig beschreven door Renate Rubinstein in Klein Chinees Woordenboek (1975). Ze was meegegaan op een persreis door China en noteerde het bedwelmende effect van de propaganda: de gasten werden in luxe ontvangen, geïsoleerd van de echte Chinezen en voortdurend beziggehouden. Rubinsteins westerse collega’s legden de Chinezen geen kritische vragen voor en wilden alleen het goede zien. Zelf rilde ze van afschuw bij de opvattingen van Mao dat hij het Chinese volk moest kneden en beschrijven als een leeg vel papier. ‘Is een grotere minachting voor de mensen überhaupt denkbaar?’ schreef Rubinstein. ‘Geen wonder misschien dat Mao’s grootste populariteit in Nederland gevonden wordt onder massapsychologen, sociologen, agogen, andragogen en vormingsleiders. Allemaal mensen immers wier aspiraties overeenkomst vertonen met die van de Opper-Agoog.’
Tekst loopt door onder afbeelding
In 1974 doet de SP mee aan de gemeenteraadsverkiezingen en haalt vijf zetels.
In 1976 overleed Mao en werd China een opener land, al is het nog altijd communistisch. Er verschenen steeds meer studies die lieten zien hoe verschrikkelijk het maoïsme was, hoeveel miljoenen doden er waren gevallen. Het kostte menig Nederlandse communist moeite om toe te geven dat hij was bezweken voor de totalitaire verleiding. De onbekendheid met China had veel idealisten jarenlang de gelegenheid geboden er hun ideale samenleving in te zien. Ze beschouwden het als een communistische modelstaat of als een maatschappij die was doordrenkt met diepere wijsheden.
Uiteindelijk veranderde de sfeer in het Westen. De brute wijze waarop de Chinese regering in 1989 het studentenprotest voor meer democratie op het Plein voor de Hemelse Vrede neersloeg, schokte de wereld. En de ineenstorting van de Sovjet-Unie en het Oostblok bewees de kracht van het de kapitalistische systeem. Snel daarna verdween in Nederland de CPN. De SP had het maoïsme toen al afgezworen.
Mirjam Janssen is historicus en journalist.
Meer weten?
Daan en zijn onderdanen. Een portret van de grondlegger van de SP (2001) Aflevering van VPRO-programma Andere Tijden.
Foreigners under Mao. Western Lives in China, 1949-1976 (2016) van Beverly Hooper.
Het geheim van Oss. Een geschiedenis van de SP (2001) van Kees Slager.
Tweeluik over communisme
Dit is het tweede artikel over Nederlanders die in de greep raakten van het communisme. In Historisch Nieuwsblad 2017/10 verscheen een verhaal over CPN-bestuurslid Annie Averink.
De volledige interviews met Roland van den Berg, die van 1962 tot 1966 tweede handelssecretaris in Peking was en in de jaren tachtig ambassadeur, en met Frank Dikötter, die een trilogie schreef over de Volksrepubliek China, zijn hier te lezen.