Home IN BEELD: Walvisvaart

IN BEELD: Walvisvaart

  • Gepubliceerd op: 25 maart 2014
  • Laatste update 18 apr 2023
  • Auteur:
    Annemarie Lavèn
  • 3 minuten leestijd
IN BEELD: Walvisvaart

In het kielzog van Willem Barentsz togen vele avonturiers naar de Noordelijke IJszee. In hun zucht naar walvisvlees riskeerden ze bevriezing, ijsberen en scherpe ijsschotsen. Anderhalve eeuw domineerden de Nederlanders de walvisvaart, totdat de concurrentie hun letterlijk te snel af was.

Driemaal probeerde Willem Barentsz een noordelijke route te vinden om de Oost te bereiken. De derde tocht werd hem fataal: in 1596 overleed hij na een erbarmelijke winter op Nova Zembla. De route ontdekte hij niet, maar wel Spitsbergen en Bereneiland. IJskoude oorden, waar het wemelde van de walvissen.

In die tijd steeg de vraag naar olie enorm en reders met een neus voor zaken zetten in op de walvisvaart. In 1614 gaven de Staten-Generaal een monopolie voor de walvisvangst af voor de Noordsche Compagnie. Het was het begin van een stormachtige groei van de Nederlandse walvisvaart, die zijn hoogtepunt bereikte in de eerste decennia van de achttiende eeuw.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

De tekst loopt door onder de afbeelding.

Het schip van Willem Barentsz is vast komen te zitten in het ijs. Prent door Gerrit de Veer uit 1598.

De gigantische dieren brachten veel op. Uit het vette spek werd traan gekookt, waar brandstof en zeep van werden gemaakt. Van het balein werden dameskorsetten vervaardigd. Het werk was lucratief, maar ook uiterst gevaarlijk. Geharpoeneerde walvissen trokken sloepen om en sleurden de bemanning de ijskoude zee in. Wie op dek liep, had grote kans uit te glijden door het spekgladde walvisvet. Ook de schepen waren kwetsbaar, want scherpe ijsrotsen reten de scheepshuid open en menig schip kwam vast te zitten in het ijs.

Vanaf de tweede helft van de achttiende eeuw ging het bergafwaarts met de Nederlandse walvisvaart. Dat kwam doordat de Republiek in verschillende oorlogen verzeild raakte, maar ook door continu gebrek aan zeelui en toenemende buitenlandse concurrentie.

De tekst loopt door onder de afbeelding.

De walvissen worden bij Spitsbergen ter plekke verwerkt. Schilderij door Cornelis de Man uit 1639.

Het tij had gekeerd kunnen worden, maar de Nederlandse reders legden het af tegen hun innoverende buitenlandse concurrenten. Terwijl de Noren overstapten op stoomschepen, bleven de Nederlanders zeilen met trage houten schepen. Bovendien nam de vraag naar traan sterk af toen vanaf 1858 petroleum als brandstof werd ingevoerd.

Na de Tweede Wereldoorlog beleefde de industrie een opleving. Het grote gebrek aan olie en vet in de wederopbouwtijd stimuleerde opnieuw de walvisvaart. Toegejuicht door honderden mensen vertrok op 26 oktober 1946 de Willem Barendsz, een omgebouwde oude tanker. De koers was de Zuidpool, want de noordelijke gebieden waren inmiddels leeggevist. Niemand had kennis van het moderne walvisvaren, maar toch begon de Nederlandse walvisvaart aan een tweede bloeiperiode. Lang duurde het niet. Slechts achttien jaar werd er gejaagd, met een opbrengst van 26.000 walvissen. In 1964 bleken ook de zuidelijke zeeën nauwelijks meer walvissen te bevatten. Nederland verkocht de Willem Barendsz II, het nieuwe moederschip, samen met zijn visquotum aan Japan. Het walvisavontuur was definitief ten einde.