In elk nummer vraagt Alies Pegtel een historicus naar zijn of haar historische sensatie. Naar het moment waarop, zoals Johan Huizinga het formuleerde, heden en verleden lijken samen te vallen. Een gevoel dat vaak onverwacht wordt opgewekt door een document, voorwerp, geluid, geur, locatie of inzicht. Deze maand historicus James Kennedy. ‘Mijn hart sloeg nooit sneller dan bij de ontvangst van een bedrijvengids van Riga uit 1928.’
Kent u de historische sensatie, zoals door Johan Huizinga omschreven?
‘Zeker. Een van mijn levendigste historische sensaties heeft te maken met mijn fascinatie voor de Baltische staten, die mij beving toen ik een tiener was.’
Kunt u daar meer over vertellen?
‘Achteraf gezien zou je kunnen zeggen dat ik in 1984 buitenlandse betrekkingen ben gaan studeren in Washington, DC, omdat ik door mijn interesse in de Baltische staten ontdekte dat mijn belangstelling op dit terrein lag. Een paar jaar eerder was ik als middelbare scholier in Iowa in de ban geraakt van deze drie Oost-Europese landen. Het trof me dat Estland, Letland en Litouwen, die vanaf 1918 voor het eerst in eeuwen onafhankelijk waren geworden, in 1940 door de Sovjet-Unie gedwongen waren geannexeerd.’
Was u als Amerikaanse jongen bang dat de democratie omvergegooid zou worden door communisten?
‘Niet echt, al waren het natuurlijk wel de jaren van de Koude Oorlog. Maar wat mij intrigeerde was niet zozeer dat de Sovjet-Unie deze landen had ingelijfd, maar dat ze desondanks toch nog als onafhankelijke staten werden gezien door de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en andere landen. Een deel van hun diplomatieke posten in het buitenland was ruim veertig jaar na de Sovjetbezetting nog altijd open. In feite was de Sovjet-Unie de baas, maar met de hulp van Baltische migranten traden de diplomatiek medewerkers in het buitenland autonoom op. De facto bestonden de Baltische staten niet meer, maar de jure nog wel, omdat de formele erkenning van de Sovjetbezetting uitbleef. Daar zat een wonderlijke spanning.’
Hoe was dat mogelijk?
‘Vooruitlopend op de Sovjetannexatie hadden de Baltische regeringen financiële middelen naar het Westen gesluisd om hun diplomatieke posten open te houden. De Balten hadden zich met al hun hartstocht op Europa gericht, ze wilden de Russische dominantie helemaal niet. De situatie interesseerde me enorm. De landen leken wel bevroren in de tijd. Op de Estse ambassade in Londen werkte bijvoorbeeld een 70-jarige secretaresse die, bij gebrek aan een formeel aangestelde ambassadeur, het werk deed en ook paspoorten verstrekte. Wat was de status van zo’n Ests paspoort, hoe fungeerden de ondergrondse nationale netwerken? Jarenlang heb ik gecorrespondeerd met verschillende diplomatieke delegaties en emigrantengroepen, en ik ontving bijvoorbeeld een bulletin met berichten over dissidenten in de Baltische staten. Ik heb een kleine Baltische bibliotheek opgebouwd en voor mijn studie heb ik er destijds ook een werkstuk over gemaakt.’
Waren er Baltische specialisten op uw universiteit in Washington?
‘Nee, ik was de enige met deze exotische interesse. Mijn fascinatie had ook wel hobbyistische trekjes, want ik heb een uitgebreide postzegelverzameling aangelegd. Maar mijn hart sloeg nooit sneller dan bij de ontvangst van een bedrijvengids van Riga uit 1928, die ik ooit toegestuurd kreeg. Dat gidsje deed dienst als een soort Who’s Who in het Letse zakenleven, compleet met namenlijst en telefoonnummers. Toen ik de gids doorbladerde voelde ik een sterke historische sensatie, alsof ik werd terug-gekatapulteerd naar Riga in het Interbellum. Het gaf zo’n mooi beeld van hoe de Letten zichzelf destijds zagen als jonge Europese natie, tien jaar na hun onafhankelijkheid. De wetenschap dat hun dromen in 1940 in de kiem waren gesmoord maakte het tragisch.’
Toen de Baltische staten in 1991 na het opbreken van de Sovjet-Unie weer onafhankelijk werden, kon u natuurlijk niet wachten om er voor het eerst op bezoek te gaan?
‘Vrij snel na de onafhankelijkheid ben ik er inderdaad naartoe gegaan met een busreis. De Balten waren dolblij om bevrijd te zijn, de sfeer was vrolijk en opgetogen. Heel leuk om te ervaren, ik gunde het hun van harte. Maar nu hun situatie was genormaliseerd, was mijn fascinatie wel verdwenen.’
Alies Pegtel is historicus en journalist.
James Kennedy
James Kennedy (1963) is hoogleraar moderne Nederlandse geschiedenis aan de Universiteit Utrecht. Hij groeide op in Orange City (Iowa). In 2003 verhuisde hij naar Nederland toen hij hoogleraar contemporaine geschiedenis werd aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Tussen 2015 en 2020 was hij decaan van het University College Utrecht. Ook was hij voorzitter van de commissie die de Canon van Nederland herijkte. Van hem verscheen onder andere Een beknopte geschiedenis van Nederland (2017). Dit jaar schreef Kennedy als essayist van de Maand van de Geschiedenis Aan het werk, dat deze maand verschijnt.