Dirk Mulder, oud-directeur van Herinneringskamp Westerbork, schrijft in een nieuw boek dat het gangbare beeld van Jodentransporten vanuit Nederland in de Tweede Wereldoorlog moet worden bijgesteld: Joden werden meestal in personentreinen vervoerd, niet in goederenwagons. Maar die informatie is niet nieuw, zegt NIOD-onderzoeker Laurien Vastenhout. Zij hoopt dat Mulders boek de aanzet vormt voor breder en internationaler onderzoek naar de Jodentransporten.
In Buitengewone transporten. Deportaties van Joden, Roma en Sinti uit Nederland behandelt Mulder 114 Jodentransporten uit Nederland. Hij beschrijft hoe de deportaties vanuit Westerbork ordelijk en gestructureerd verliepen: er heerste kalmte en rust bij de treinen en er stonden ‘wuivende mensen’ op het perron. Van iedere deportatie bracht hij in kaart welke wagons er zijn gebruikt. Zo kwam hij tot de conclusie dat gevangenen de eerste periode van de bezetting met goederenwagons werden vervoerd, maar dat de Duitsers al snel overgingen op personenrijtuigen.
Meer lezen over de Tweede Wereldoorlog? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Volgens NIOD-onderzoeker Laurien Vastenhout was het gebruik van personenrijtuigen echter al bekend; het is meermaals op beeld vastgelegd. Het besluit van de bezetter om over te gaan op personenwagons werd volgens haar vooral ingegeven door eigenbelang. ‘De goederenwagons waren onder meer nodig voor het vervoer van materieel voor de Duitse oorlogsvoering.’
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Beeldbepalende films over Jodentransporten
Hoewel Mulders conclusie dus niet nieuw is, overheerst in de herinnering het beeld dat Joden in veewagons en goederentreinen werden weggevoerd. Dat komt volgens Vastenhout mede door scènes uit beeldbepalende films als Shoah en The last train, waarin zulke wagons werden gebruikt. Ook iconische beelden uit Westerbork droegen bij aan de beeldvorming, zoals de beroemde still van het vermagerde Roma-meisje Settela Steinbach, die vanuit een goederenwagon naar buiten kijkt.
‘Tot slot zijn er veel Holocaustmonumenten waar de goederenwagon centraal staat, zoals bij Yad Vashem in Jeruzalem’, weet Vastenhout. ‘De goederenwagon is ook in een aantal musea een belangrijk object, waaronder in het United States Holocaust Memorial Museum in Washington.’
Ook Mulder schrijft het stereotype beeld van gevangen in goederenwagons in zijn boek toe aan iconische beelden. Een andere oorzaak die hij noemt, is het feit dat we weten hoe het met de gedeporteerden afliep. De onmenselijke omstandigheden in de deportatietreinen pasten bij de gruwelijkheden die zich in de kampen afspeelde.
‘Losse flodder’
Dat het onderzoek naar de transporten nog altijd gevoelig ligt, blijkt uit de kritiek die volgde na Mulders boekpresentatie. Zo noemde Het Parool-columnist Marcel Levi de bevindingen een ‘geschiedkundige losse flodder’, die antisemieten in de kaart speelt. ‘Er moet echt een draadje loszitten bij een geschiedschrijver om dit soort bizarre feiten buiten hun context te verkondigen,’ schreef Levi.
Er is echter een verschil tussen nuancering en bagatellisering, stelt Vastenhout. ‘Het is belangrijk om te benadrukken dat dit op geen enkele manier afdoet aan het leed dat de slachtoffers hebben moeten doorstaan. Personenrijtuigen werden niet ingezet om het leed van de Joden te verzachten, en het leed is ook niet verzacht door de inzet van deze wagons. De deportatie naar “het oosten” en de onzekerheid die daarmee gepaard ging, was in alle opzichten een onmenselijke ervaring.’
Transnationaal proces over Jodentransporten
Vastenhout is zelf vooral verbaasd over de verenging van de discussie over de Jodentransporten naar aanleiding van Mulders boek. ‘De sterke nadruk op het feit dat er merendeels personenrijtuigen werden ingezet, laat een heel scala aan vragen en thema’s die belangrijk zijn om de transporten te begrijpen onbelicht. Er is veel dat we nog niet weten over de transporten van Joden, en andere groepen gedeporteerden vanuit Nederland.’
Zij zou graag zien dat het onderzoek naar Jodentransporten over landsgrenzen wordt uitgebreid. ‘Het is opmerkelijk dat transporten die door heel Europa werden uitgevoerd, en talloze landsgrenzen passeerden, bijna uitsluitend vanuit een nationale context zijn bestudeerd. Deportatie was een transnationaal proces: er zijn gevallen bekend van individuen die binnen Nederland tussen verschillende kampen heen- en weer vervoerd werden, of Joden die vanuit Nederland eerst naar België of Frankrijk werden gedeporteerd alvorens zij op transport werden gesteld naar “het oosten”. Een verbreding van de discussie rondom de transporten, bijvoorbeeld door de transporten in Nederland in een internationale context te plaatsen, lijkt mij zinvol.’