Hoe maak je ruim een eeuw filmracisme ongedaan? Voor die vraag staat Hollywood. Vanaf de uitvinding van de film peperde de Amerikaanse filmindustrie witte Amerikanen in dat hun zwarte landgenoten inferieure wezens waren. De verwrongen beeldvorming is zwaar medeschuldig aan de raciale spanningen en explosies in de Verenigde Staten.
De Amerikaanse racistische filmgeschiedenis is bekend. Een vroeg dieptepunt was The Birth of a Nation (1915). In dit kort na de afschaffing van de slavernij spelende historische drama willen ex-slaven wraak nemen op hun vroegere eigenaren. Een witte burgermilitie – de Ku Klux Klan – beschermt de witte bevolking tegen de zwarte horden. Zwarte burgerrechtengroepen protesteerden tevergeefs tegen The Birth of a Nation, dat een enorm succes werd. President Woodrow Wilson liet de film zelfs in het Witte Huis vertonen.
In Hollywood overheerste voor de Tweede Wereldoorlog twee stereotiepe beelden van zwarte mannen: ze waren woestelingen die als wilde dieren met geweld getemd moesten worden, of kinderlijke slaven, die op idyllische plantages onder vaderlijke witte leiding katoen plukten. De rollen van zwarte vrouwen beperkten zich tot dikke moederlijke slavinnen, die het als hun levensdoel zagen om hun witte eigenaressen te dienen, en jonge slavinnen, die om een betere positie te krijgen geraffineerd hun witte meesters verleidden.
De klassieker Gone With the Wind (1939) is een dieptepunt in deze beeldvorming. In hetzelfde jaar dat Billie Holliday het ijzingwekkende lied Strange Fruit opnam, over aan boomtakken wiegende ‘black bodies’, idealiseerde Gone With the Wind de slavernij. Het historische epos, lange tijd gezien als een hoogtepunt in de Hollywoodgeschiedenis, lijdt aan een ontkenningscomplex.
Na de oorlog veranderde er weinig. Met uitzondering van Sidney Poitier, die een breed scala aan personages speelde, waren zwarte mannen in Hollywoodfilms voornamelijk drugsverslaafden, bendeleden, arme gettosloebers, gespierde atleten of energieke dansers. Voor zwarte vrouwen beperkten de rollen zich tot verlopen hoeren, meestal verslaafd aan drugs, agressieve bitches en losbandige sexy vrouwen, die mannen manipuleren. Een zwarte man als een gewone huisvader met een baan? Een zwarte vrouw met een gezellig gezin? Tot voor kort vrijwel onbestaanbaar in Hollywoodfilms.
De laatste jaren lijkt het tij te keren en spelen zwarte acteurs emotioneel complexe rollen. Zoals in het drama Moonlight (2016), een coming-of-age drama over een zwarte homojongen in de jaren tachtig in een achterstandswijk in Miami. De thematisch rijke film leverde regisseur Barry Jenkins de Oscar voor beste film op. Regisseur Jordan Peele nam met de satire Get Out (2017) de progressieve witte gemeenschap, die vrij denkt te zijn van raciale vooroordelen, op de korrel. Grensdoorbrekend was ook Ryan Cooglers Black Panther (2018), de eerste superheldenfilm met een zwarte acteur (Chadwick Boseman) in de hoofdrol.
Ook zijn er op historische gebeurtenissen gebaseerde films over raciale ongelijkheid, zoals het aangrijpende Selma (2014), over de legendarische mars in 1965 in Alabama van Martin Luther King, en het bitterzoete Green Book (2018), over de psychologische muur tussen wit en zwart in het Amerikaanse Zuiden in 1962. Het is afwachten of deze films echt tot een koerswijziging leiden in Hollywood. Er zal pas sprake zijn van raciale filmgelijkheid als niet meer opvalt dat zwarte acteurs complexe personages spelen of als superhelden de wereld redden.