Vanuit Beijing klinkt de roep om hereniging van Taiwan met het Chinese vasteland steeds luider en dat wordt onderstreept met wapengekletter. Maar hoe komt het eigenlijk dat er twee China’s zijn? Daarvoor moeten we terug naar de Tweede Wereldoorlog.
Het fotomoment was niet helemaal wat Chiang Kai-shek ervan had gehoopt. De leider van de Republiek China mocht samen met zijn vrouw Song Meiling plaatsnemen naast de Amerikaanse president Roosevelt en de Britse premier Churchill. Op de Conferentie van Caïro in 1943 kreeg China eindelijk erkenning als geallieerde grootmacht, maar voor het oog van de draaiende camera’s werd de generalissimo lastiggevallen door een vervelende vlieg. Toch had Chiang goede zin. Eerder had hij aan de vergadertafel alles gekregen wat hij wenste. De geallieerden verklaarden dat Japan na de oorlog al het geannexeerde Chinese grondgebied moest teruggeven: de provincie Mantsjoerije én het eiland Taiwan en de Penghu-eilanden.
Dat was opmerkelijk, want Mantsjoerije was in 1931 door de Japanners veroverd, maar de eilanden waren al sinds 1895 in Japanse handen. Na de Eerste Chinees-Japanse Oorlog stipuleerde het vernederende Verdrag van Shimonoseki onder andere dat de Chinese Qing-dynastie afstand moest doen van Taiwan en de Penghu-eilanden.
Meer historische context bij het nieuws? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Taiwan gold als wetteloos eiland met lastige inheemse stammen
Daar had de Qing-keizer toen niet zoveel moeite mee. Weliswaar was Taiwan sinds 1683 in Chinese handen, maar Beijing had het twee eeuwen lang genegeerd. Taiwan werd gezien als een wetteloos eiland met lastige en gewelddadige inheemse stammen. Met veel pijn en moeite produceerden Chinese kolonisten er suiker, rijst, thee, kolen en goud.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Taiwan was modelkolonie
De grondstoffen van Taiwan waren – samen met de strategische ligging op belangrijke zeeroutes – de reden dat de Japanners eind negentiende eeuw hun begerige ogen op het eiland lieten vallen. Als gevolg van een razendsnelle modernisering had het land een grote behoefte aan grondstoffen. Taiwan werd een Japanse kolonie onder militair bestuur, dat korte metten maakte met opstanden van ‘bandieten’ die streefden naar onafhankelijkheid. Taiwanezen werd onderwezen dat zij geen Chinezen, maar Japanners waren. Was krijgsheer Koxinga, die het eiland in 1662 had veroverd op de Nederlanders, immers niet een halve Japanner?
Kwomintang versus DPP
De Kwomintang maakte decennialang de dienst uit op Taiwan. Pas onder president Lee Teng-hui (1988-2000) werd het eiland een democratie. Sindsdien zijn er twee politieke stromingen: de Kwomintang en de Democratische Politieke Partij. Welbeschouwd vertegenwoordigen zij de waishengren en de benshengren. De DPP benadrukt de Taiwanese identiteit – onder meer door de opstand van februari 1947 te herdenken – en streeft in tegenstelling tot de Kwomintang naar een koers die onafhankelijker is van het Chinese vasteland. Het is politiek stuivertje wisselen tussen beide partijen. Sinds 2016 is de DPP aan de macht en de koers van die partij zorgt voor oplopende spanningen tussen Taiwan en de Volksrepubliek China.
Het hielp dat de Japanners Taiwan opstuwden in de vaart der volkeren. Tijdens vijftig jaar Japanse heerschappij maakte het eiland een stormachtige economische ontwikkeling door. Taiwan groeide uit tot de vierde producent van suiker ter wereld en werd een grote speler op de wereldmarkt voor kolen en hout. Dankzij grootschalige irrigatieprojecten was ook de productie van rijst sterk gestegen. In de kustgebieden werden spoorlijnen aangelegd en de Japanners maakten werk van gezondheidszorg.
Taiwan moest een modelkolonie zijn. En waar het Chinese vasteland na de Tweede Wereldoorlog in puin lag, kwam Taiwan relatief ongeschonden uit de strijd. Het was dus geen wonder dat het eiland hoog op het wensenlijstje van Chiang Kai-shek stond.
Mao begreep dat de Amerikanen Chiang Kai-shek niet lieten vallen
Het was geen uitgemaakte zaak dat Taiwan na de oorlog naar China zou gaan. Vooral in Washington werd serieus overwogen om het eiland onder supervisie van de nog op te richten Verenigde Naties te plaatsen, als opmaat naar zelfbestuur. Het was namelijk ook nog onduidelijk aan wélk China de Japanners Taiwan moesten teruggeven.
De nationalistische Kwomintang van Chiang Kai-shek vocht al sinds 1927 een verbeten burgeroorlog uit met de Chinese Communistische Partij onder aanvoering van Mao Zedong. Na de Japanse invasie van de rest van het Chinese vasteland in 1937 hadden de heren de strijdbijl begraven om samen de strijd aan te binden met de Japanse bezetter. Maar nadat ze in augustus 1945 in Chiangs hoofdkwartier in Chongqing een toost hadden uitgebracht op de Japanse nederlaag, laaide de strijd tussen nationalisten en communisten algauw weer in alle hevigheid op.
Mao en Chiang verschilden ook van mening over Taiwan. Chiang drong in zijn tijdens de oorlog geschreven boek China’s lotsbestemming aan op hereniging van Taiwan met de Republiek China. Mao had eerder in een interview met een Amerikaanse journalist gezegd dat hij de Taiwanezen – net als de Koreanen – zou steunen in hun onafhankelijkheidsstrijd.
De varkens zijn gekomen
Maar het was Chiang die in Caïro aan tafel zat met Roosevelt en Churchill. Voor hen was het vooral belangrijk dat de Republiek China – de vaak vergeten vierde geallieerde grootmacht – ondanks alle verliezen en ontberingen de strijd voortzette tegen het Keizerrijk Japan. Roosevelt besloot daarom de discussie in Washington over het lot van Taiwan te negeren en Chiang te geven wat hij wilde.
Maar aan wélk China moesten de Japanners Taiwan teruggeven?
Na de capitulatie van Japan in augustus 1945 stuurde Chiang soldaten en ambtenaren naar Taiwan om de macht over te nemen. Voor de Taiwanezen was dat een forse tegenvaller, want zij hadden gehoopt op zelfbestuur en niet op een nieuwe kolonisator. Het wanbestuur van de door Chiang persoonlijk uitgekozen gouverneur, Chen Yi, maakte alles nog erger.
Corruptie tierde welig. Waishengren (vrij vertaald ‘vastelanders’) zonder enige kennis van Taiwan kregen alle belangrijke baantjes toebedeeld, terwijl benshengren (‘eilanders’) die de kunst hadden afgekeken van de Japanners als collaborateurs terzijde werden geschoven.
Bijna niemand op het eiland sprak Mandarijn, maar dat werd van de ene op de andere dag de officiële taal. Chen Yi en zijn kliek maakten grote winsten met de verkoop van Japanse oorlogsvoorraden, terwijl de productie door mismanagement in het honderd liep. De Taiwanese economie kwam tot stilstand en de prijzen rezen de pan uit.
Naarmate de nationalisten op het Chinese vasteland steeds meer terrein moesten prijsgeven aan de communisten, vluchtten Chiangs aanhangers naar Taiwan. Tussen 1946 en 1949 maakten naar schatting 2 miljoen vastelanders de oversteek, terwijl Taiwan aan het einde van de oorlog 7 miljoen inwoners telde. Dat resulteerde in grote spanningen tussen benshengren en waishengren. Er verschenen leuzen op muren als: ‘De honden zijn weg en de varkens zijn gekomen.’
Republiek China of Taiwan?
De Volksrepubliek China is pertinent tegen een naamswijziging van de Republiek China naar simpelweg Taiwan, zoals vooral door DPP-politici steeds vaker wordt bepleit. Beijing wil koste wat kost voorkomen dat Taipei met een andere naam afstand neemt van China. De nu nog in de Taiwanese grondwet vervatte claim op het Chinese vasteland verschaft namelijk paradoxaal genoeg ook legitimiteit aan het één-China-beleid van Beijing. De Kwomintang streeft van oudsher ook naar hereniging van beide China’s, maar de DPP wint de afgelopen jaren steeds meer terrein en er gaan stemmen op om de Taiwanese claim bij het oud vuil te zetten.
In de nacht van 27 op 28 februari 1947 sloeg de vlam in de pan in hoofdstad Taipei, nadat politieagenten een sigarettenverkoopster hadden bedreigd. Taiwanezen kwamen massaal in opstand en eisten beter bestuur, autonomie en vrije verkiezingen. Chen Yi ging in gesprek, maar kondigde tegelijkertijd de staat van beleg af en vroeg om versterkingen vanaf het vasteland.
Toen die eenmaal waren gearriveerd, liet de gouverneur op brute wijze afrekenen met de opstandelingen. Volgens eigen cijfers van de Kwomintang kwamen naar schatting 28.000 Taiwanezen om het leven en verdwenen er zeker 140.000 achter de tralies in wat de geschiedenisboeken in ging als ‘de witte terreur’.
De Amerikaanse president Truman was not amused. Chen Yi moest onder Amerikaanse druk het veld ruimen en Chiang Kai-shek voerde schoorvoetend wat hervormingen door. Maar de staat van beleg bleef van kracht tot juli 1987.
Onzinkbaar vliegdekschip
De Kwomintang opereerde op Taiwan in een grijs gebied. Officieel bestuurde de Republiek China het eiland in naam van de geallieerden, totdat een definitief vredesverdrag met Japan was gesloten en er duidelijkheid was over de status van Taiwan. Maar toen de communisten in 1949 de strijd op het Chinese vasteland hadden gewonnen en de nationalisten definitief de wijk namen naar Taiwan, was dat verdrag er nog niet. En toen in 1951 eindelijk het Verdrag van San Francisco werd getekend, stond daar wel in dat Japan Taiwan afstond, maar niet aan wie.
Er was in elk geval geen Chinese delegatie present bij de ondertekening, want het was onduidelijk wie er uitgenodigd moest worden: de communistische Volksrepubliek China die het Chinese vasteland in handen had, of de nationalistische Republiek China, die zetelde op Taiwan en verder ook de Penghu-eilanden en de eilanden Kinmen, Matsu en Wuqiu vlak voor de kust van China onder controle had.
In de praktijk kon de Republiek China inmiddels weer rekenen op warme gevoelens in Washington. Chiang Kai-shek had weliswaar een militaire dictatuur gevestigd op Taiwan, maar Mao Zedong had het helemaal verbruid bij de Amerikanen door samen met Stalin Noord-Korea te steunen in de in 1950 uitgebroken Korea-oorlog. De Amerikaanse opperbevelhebber in Korea, generaal Douglas MacArthur, beschouwde Taiwan als ‘een onzinkbaar vliegdekschip’ om de communistische Volksrepubliek in bedwang te houden. Vanaf de Korea-oorlog wist Chiang Kai-shek zich daarom weer verzekerd van Amerikaanse steun.
Om de kemphanen uit elkaar te houden, patrouilleerde de Amerikaanse Zevende Vloot in de Straat van Taiwan. Onder de vleugels van de Amerikanen broedde de generalissimo op plannen voor herovering van het vasteland. Officieel claimt de Republiek China nog steeds de rechtmatige regering van héél China te zijn. Aan de andere kant van de Straat van Taiwan was Mao inmiddels ook van gedachten veranderd. Beijing beschouwde Taiwan voortaan als een afvallige provincie.
Het artikel gaat verder onder de afbeelding.
Eerste crisis Taiwan
Toen de Amerikaanse president Eisenhower na zijn aantreden de Zevende Vloot terugtrok en Chiang alle ruimte leek te krijgen voor zijn plannen, liepen de spanningen al snel weer op. In reactie op nationalistische troepenopbouw op de eilanden voor de kust begon de Volksrepubliek in september 1954 met grootschalige artilleriebeschietingen. Het was het begin van de Eerste Taiwan-crisis, waarin het Chinese Volksleger met veel pijn en moeite de Dachen- en Yijiangshan-eilanden wist te veroveren.
In Washington leidde de crisis tot de zogeheten Formosa-resolutie, die de president de bevoegdheid gaf Amerikaanse strijdkrachten in te zetten om Taiwan en de Penghu-eilanden te verdedigen tegen een gewapende aanval. Dit onderstreepte een wederzijds defensieverdrag tussen de Verenigde Staten en de Republiek China. De crisis werd echter pas bezworen toen de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Dulles liet doorschemeren dat Eisenhower de inzet van kernwapens overwoog.
VOC-handelspost
Dat Taiwan vandaag de dag een etnisch Chinese meerderheid van 95 procent heeft, is mede te danken aan de Nederlandse VOC. Die maakte vanaf 1624 de dienst uit op het eiland. Het werd een lucratieve handelspost, een belangrijk tussenstation in de handel met China en Japan. De VOC lokte Chinese boeren en handelaren naar Taiwan. Krijgsheer Koxinga beschouwde het eiland vanwege de grote Chinese gemeenschap als Chinees grondgebied en veroverde het relatief eenvoudig in 1662. Lees meer in het artikel ‘Hoe Taiwan Chinees werd’ op onze website.
Omdat de resolutie en het verdrag geen betrekking hadden op de eilanden Kinmen, Matsu en Wuqiu gaf Mao in augustus 1958 opdracht aan het Volksleger om die eilanden te ‘bevrijden’. Opnieuw kwam het tot artilleriebeschietingen, luchtaanvallen én een mislukte landingspoging. De Amerikanen mengden zich niet direct in de strijd, maar leverden wel geavanceerd wapentuig aan de nationalisten, stationeerden troepen op Taiwan en escorteerden bevoorradingsschepen die naar Kinmen voeren.
Het was voor Mao duidelijk dat de Amerikanen Chiang Kai-shek niet zouden laten vallen. Na drie maanden luwde de strijd. Tijdens de Tweede Taiwan-crisis ontstond wel de merkwaardige gewoonte dat het Volksleger op oneven dagen militaire posities op Kinmen beschoot, terwijl de nationalisten op even dagen hetzelfde deden met stellingen op het vasteland. Dat hielden beide partijen vol tot 1979, al werden de zware artilleriegranaten al snel vervangen door propagandafolders.
In dat jaar erkenden de Verenigde Staten de Volksrepubliek China en werd het defensieverdrag met de Republiek China opgezegd. Sindsdien hanteren de Amerikanen officieel ‘strategische dubbelzinnigheid’ ten aanzien van Taiwan. Volgens de Amerikaanse wet is de regering verplicht om Taiwan militair te helpen tegen dreigingen, maar het wordt bewust in het midden gelaten in welke mate.
Na 1958 is er sprake van een ongemakkelijke status-quo in de Straat van Taiwan. Bij tijd en wijle liet Beijing de 23 miljoen inwoners van Taiwan zijn spierballen zien wanneer het eiland politiek verder leek af te drijven van het Chinese vasteland. Maar sinds het aantreden van president Xi Jinping dringt de Volksrepubliek steeds harder aan op hereniging.
Meer weten:
- Accidental State (2016) door Hsiao-ting Lin behandelt de staatkundige constellatie van Taiwan.
- Forbidden Nation. A History of Taiwan (2008) door Jonathan Manthorpe geeft een breed historisch perspectief.
- The Trouble with Taiwan (2019) door Kerry Brown en Kalley Wu Tzu-hui toont hoe beide China’s de geschiedenis anders interpreteren.