Home Hoe aartshertogen Albrecht en Isabella voorspoed brengen in de Zuidelijke Nederlanden

Hoe aartshertogen Albrecht en Isabella voorspoed brengen in de Zuidelijke Nederlanden

  • Gepubliceerd op: 21 mei 2019
  • Laatste update 07 apr 2023
  • Auteur:
    Geertje Dekkers
  • 10 minuten leestijd
Hoe aartshertogen Albrecht en Isabella voorspoed brengen in de Zuidelijke Nederlanden

De kunsten bloeiden, de handel leefde op en steden krabbelden uit het dal na decennia van catastrofes. Begin zeventiende eeuw beleefden de Zuidelijke Nederlanden een periode van welvaart onder de aartshertogen Albrecht en Isabella. En bovenal werden de gewesten weer vroom katholiek.

Daar hangt een Rubens, daar een Titiaan en verderop een Van Eyck. De Antwerpse specerijenhandelaar Cornelis van der Geest heeft de muren van zijn kunstgalerij bedekt met de grootste meesters van zijn tijd. Ook wemelt het van de bronzen beeldjes en levensgrote kopieën van antieke sculpturen. De Griekse god Apollo wijst naar de deuropening, terwijl Hercules, helemaal rechts, uitrust van zijn heldendaden.

Op de voorgrond toont Van der Geest een van zijn topstukken, Quinten Massys’ Maria en kind. De zittende man met de zwarte hoed volgt zijn vingerwijzing, maar de vrouw naast hem, met de overdadige kanten kraag, kijkt eigenwijs het beeld uit. Dit zijn ‛de aartshertogen’, die een kleine kwarteeuw lang samen de Zuidelijke Nederlanden bestuurden en de kunsten er aan een opleving hielpen. Want hoewel Isabella Clara Eugenia van Spanje (1566-1633) op dit schilderij weinig interesse toont, was ze in werkelijkheid samen met haar neef en echtgenoot Albrecht van Oostenrijk (1559-1621) een belangrijke patroon voor schilders en andere kunstenaars.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Dichterlijke vrijheid

Dat verklaart de afbeelding van hun bezoek aan Van der Geests kunstkamer in 1615 – een kunstkamer die er overigens nooit echt zo uitzag: de combinatie van kunstwerken is verzonnen door de maker van het schilderij, net als de combinatie van bezoekers. Op het paneel kijkt Peter Paul Rubens – met sik – de aartshertog van opzij aan, en even verderop staat Anthony van Dyck. Geen van beide kunstenaars was bij het hoogadellijke bezoek aanwezig.

Ondanks de dichterlijke vrijheid van de maker geeft het schilderij zicht op de historische werkelijkheid van de Zuidelijke Nederlanden in de zeventiende eeuw, waar kunst zo belangrijk was dat de ‛kunstkamer’, waarvan dit schilderij een voorbeeld is, een genre op zich werd.

Ook op andere terreinen herleefden de Nederlanden van de aartshertogen, na decennia van catastrofes. Van een Gouden Eeuw, zoals in de Noordelijke Nederlanden, was geen sprake: die lag voor de Zuidelijke Nederlanden al een paar decennia in het verleden. Maar onder Isabella en Albrecht beleefden de gewesten wel een bescheidener bloei. De zeventiende eeuw was er een soort ‘Zilveren Eeuw’, zoals historicus Jonathan Israel schreef.

Het tijdperk van de aartshertogen stond in het teken van wederopbouw na de Nederlandse Opstand tegen Isabella’s vader, Filips II. In de Zuidelijke Nederlanden hadden veel protestanten gewoond, en steden als Antwerpen en Gent waren kettersnesten geweest. De strijd tegen Filips en zijn legers was er fel en vuil verlopen.

Ook op andere terreinen herleefden de Nederlanden van de aartshertogen, na decennia van catastrofes.

Een van de grootste aderlatingen was de inname van Antwerpen in 1585 door Filips’ landvoogd Alexander Farnese, beter bekend onder zijn latere titel ‛hertog van Parma’. Die metropool, met ruim 80.000 inwoners, was voor ongeveer de helft protestants. Maar Farnese bepaalde na de verovering dat iedereen katholiek moest worden. Bovendien belemmerden de Noordelijke Nederlanden de internationale vaart via de Schelde, waardoor de handel moeizaam werd. Voor meer dan de helft van de bevolking was dat reden om te vertrekken, naar het Duitse Rijk, of naar het noorden. Ook uit andere zuidelijke steden vertrokken de ambachtslieden en handelaren met duizenden.

De tekst loopt door onder de afbeelding.

Isabella.

Intussen ging de oorlog door. Want hoewel Filips II in Spanje woonde en de Nederlanden in geen jaren had bezocht, beschouwde hij de gewesten nog steeds als zijn bezittingen, die tot de orde moesten worden geroepen En andersom zagen de noorderlingen het als hun taak de ‛tiran’ te verjagen uit de Zuidelijke Nederlanden. Daarom werd in de jaren 1580 en 1590 in Brabant en Vlaanderen nog regelmatig gevochten.

In die situatie kwamen Isabella en Albrecht aan de macht. Filips II voelde zijn dood naderen en kwam in 1598 met de Akte van Afstand. Daarin schonk hij de Nederlanden als huwelijkscadeau aan zijn geliefde dochter en haar aanstaande, Albrecht. Spanje ging naar Isabella’s halfbroer Filips III.

Ommekeer

Aan het huwelijksgeschenk zaten een hoop mitsen en maren. Mocht het stel bijvoorbeeld kinderloos overlijden – zoals inderdaad zou gebeuren –, dan vielen de Nederlanden terug in handen van de Spaanse koning. En elke keer dat in Spanje een troonswisseling plaatsvond, moest de nieuwe koning de Akte van Afstand bevestigen. De ‛afstand’ die Filips II van de Nederlanden deed, was dus enigszins halfslachtig.

Toch werd de komst van Isabella en Albrecht in de Zuidelijke Nederlanden gevierd als een ommekeer. De aartshertogen, zo genoemd omdat ze ook aartshertog en -hertogin van Oostenrijk waren, zouden de Zuidelijke Nederlanden er weer bovenop helpen, zo was de hoop. En die hoop wreven de steden er stevig in tijdens ‛Blijde Inkomsten’ – feestelijke bezoeken van de nieuwe heersers, die dienden om de onderlinge verhoudingen te bekrachtigen.

Toch werd de komst van Isabella en Albrecht in de Zuidelijke Nederlanden gevierd als een ommekeer.

In Leuven werden de twee bijvoorbeeld verwelkomd door een Maagd van Brabant met in haar handen een hoorn des overvloeds, vergezeld door Vrede en Justitia. En ze bekeken een voorstelling over Andromeda, de prinses uit de Griekse mythologie die werd gestraft voor opschepperij van haar moeder. De arme dochter werd vastgeketend aan een rots, om verzwolgen te worden door een zeemonster van de god Poseidon – een monster dat ook het land van haar ouders onder vloedgolven zou doen bezwijken.

De voorstelling had een politieke boodschap, en voor de zekerheid kreeg het publiek die uitgelegd: Andromeda stond voor Belgica, of de Zuidelijke Nederlanden. Zij dreigde het slachtoffer te worden van hoogmoed, die aan de basis had gelegen van de Opstand. Maar de redding was nabij: in de voorstelling vloog de held Perseus te hulp op zijn gevleugelde paard Pegasus. Held en paard samen stonden symbool voor de aartshertogen, zo wist het publiek. Ze redden Andromeda, die Perseus trouwde en hem veel kinderen baarde. Eind goed, al goed dus. Met dank aan Perseus of de aartshertogen.

Kapitaalkrachtige burgers

Ook in andere steden stonden mythologische figuren klaar om Isabella en Albrecht te ontvangen en een toekomst van vrede en rijkdom aan te kondigen. In Antwerpen trad Mercurius herhaalde malen op. Deze boodschapper van de goden en beschermer van kooplui beloofde een nieuw tijdperk in de havenstad.

Dat nieuwe tijdperk leunde op het oude. Hoewel veel – vooral jongere – ondernemers Antwerpen hadden verlaten, woonden in de stad ook nog kapitaalkrachtige burgers. Die verdienden geld met investeringen en onderhielden bovendien familie- en zakenrelaties met migranten in opkomende steden als Amsterdam. Dankzij hun ervaring, netwerken en financiële reserves konden ze meeprofiteren van de ondernemingslust daar.

Ook in andere steden stonden mythologische figuren klaar om Isabella en Albrecht te ontvangen.

Bovendien viel er ook in de Zuidelijke Nederlanden zelf nog internationaal te handelen. Via de Schelde was het moeizaam geworden, maar via Oostende (vanaf 1604 in handen van de aartshertogen), Nieuwpoort en Duinkerken gingen er nog steeds goederen in en uit. Vooral toen de oorlog met de Noordelijke Nederlanden twaalf jaar stillag, van 1609 tot 1621, kon de commercie weer opkrabbelen.

Als extra steun in de rug gaven Isabella en Albrecht in 1613 toestemming om het kanaal Gent-Brugge aan te leggen en begon in 1618 het graafwerk aan een vaart tussen Brugge en Oostende.

De tekst loopt door onder de afbeelding.

Albrecht.

Daardoor was er nog steeds een afzetmarkt voor luxegoederen. Uit de van oudsher sterke textielindustrie, bijvoorbeeld, de boekdrukkunst, de tapijtweverij en de diamantslijperij. En daardoor konden de Vlaamse en Brabantse steden bijkomen van de schade die ze hadden geleden tijdens de Opstand. Antwerpen, bijvoorbeeld, was door de oorlog qua inwonertal gehalveerd tot zo’n 40.000, maar zou halverwege de zeventiende eeuw weer 67.000 bewoners tellen.

Katholiek herstel

Dankzij het herstel was er ook een afzetmarkt voor de topkunst waarmee dit verhaal begon en waarvan Rubens het beste voorbeeld was. Behalve een getalenteerd schilder was hij ook een slim zakenman, die bij zijn dood in 1640 als een van de rijkste inwoners van Antwerpen gold.

Rubens had zijn positie onder andere te danken aan de aartshertogen. Zij maakten hem in 1609 hofschilder voor een bedrag van 500 livres per jaar. Die geldsom werd nog hoger als hij daadwerkelijk voor hen schilderde, want dan betaalden ze hem ook nog eens per geleverd werk. En daarnaast stond het hem vrij voor anderen te schilderen.

Behalve Rubensen kochten de aartshertogen ook werken van andere schilders, meer dan 500 in totaal. Met antieke mythologische voorstellingen bijvoorbeeld, zoals ze die ook bij hun intocht in Leuven voorgeschoteld hadden gekregen. Tijdens de Renaissance was er sprake van een grote eerbied voor de Oudheid.

Daarnaast verzamelden ze Maria’s met kinderen, hemelvaarten en andere katholieke voorstellingen. Want beide aartshertogen waren net als hun (schoon)vader Filips serieus katholiek en ook in dat opzicht wilden ze hun Nederlanden herstellen. Waar ooit ketters de steden op hun kop hadden gezet moest de ware kerk weer stevig wortelen. En kunst zou daarbij helpen, meenden Isabella en Albrecht. Vooral beeltenissen van Maria zouden het Vlaamse volk helpen het juist geloof terug te vinden of vast te houden. Vandaar dat we uit die tijd veel schilderijen hebben van de Moeder Gods. Ook van Rubens, die er zijn weelderig-barokke draai aan gaf.

Behalve Rubensen kochten de aartshertogen ook werken van andere schilders, meer dan 500 in totaal.

En het bleef niet bij schilderijen. Isabella en Ferdinand zetten ook in op indrukwekkende missen, in al even indrukwekkende kapellen, kerken en kloosters. Die verrezen in de hele Zuidelijke Nederlanden, vaak met hulp van de aartshertogen. In bedevaartsoord Scherpenheuvel, waar ooit Maria zou zijn verschenen, lieten Isabella en Albrecht bijvoorbeeld een rijke basiliek bouwen. Zo toverden ze het plaatsje om tot het ‛Jeruzalem van de Lage Landen’: een bedevaartsoord waar de pelgrims naartoe stroomden, op zoek naar contact met Onze-Lieve-Vrouwe. De toestroom illustreert het succes van Isabella’s en Albrechts religiebeleid: het katholicisme werd weer dé religie van hun gewesten – hoe fel de protestanten zich er ooit ook hadden geroerd.

De inwijding van de basiliek zou Albrecht niet meer meemaken, want op zijn 61ste was zijn lichaam op. Geheel in stijl verscheen hij voor het laatst in het openbaar bij de inwijding van een Brusselse kerk voor de jezuïeten – de orde die net als de aartshertogen het katholicisme nieuw leven inblies. Dat was in juni 1621. De maand erna stierf Albrecht en werd hij opgebaard in franciscaner kleding. Zijn echtgenote trad toe tot de orde van de clarissen.

De Zuidelijke Nederlanden kwamen – geheel volgens de bepalingen van de Akte van Afstand – weer in handen van de Spaanse koning. Dat was inmiddels Filips IV, die Isabella tot zijn landvoogdes benoemde, ook al was ze inmiddels lid geworden van de kloosterorde. Ze zou tot haar dood in 1633 in de Nederlanden blijven.

Na de dood van Albrecht werd het ook weer oorlog, want het Twaalfjarig Bestand liep af. Dat betekende nieuwe gevechten, ook in de Zuidelijke Nederlanden. Maar zo erg als in de zestiende eeuw werd het niet meer. Zo kon de zeventiende eeuw het zilver behouden, en ook het katholicisme dat de aartshertogen vol overtuiging opnieuw aan de man hadden gebracht.

Geertje Dekkers is historicus en journalist.

Meer Weten:

Albert & Isabella, 1598-1621: Essays (1998) door Werner Thomas en Luc Duerloo (red.).

België in de 17de Eeuw. De Spaanse Nederlanden en het Prinsbisdom Luik (1585-1715) (2006) door Paul Janssens.

De grote Rubens atlas (2018) door Gunter Hauspie.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 6 - 2019