‘Wat doet de welgestelde burgervrouw, na de dagelijksche zorg voor het huisgezin? Weinig maatschappelijks, het is hoogstens eene wandeling bij schoon weder of het afleggen van eene visite, om bij gebrek aan iets beters dagelijks met het kwaadspreken, de jaloerschheid en andere nietigheden den tijd, den kostbaren tijd te dooden.’ Die tekst, schrijft historica Maartje Janse in Historica (2005/1), dateert niet, zoals te verwachten, uit het einde van de negentiende eeuw, toen de eerste feministische golf Nederland bereikte.
De tekst is in 1838 geschreven door een anonieme Rotterdamse vrouw. Zij meldde zich aan bij het eerste zogenaamde ‘Afschaffings-Genootschap in Nederland’, opgericht om mensen van sterke drank af te helpen. Volgens Janse was het in de negentiende eeuw hoogst ongebruikelijk dat vrouwen lid werden van een vereniging die streefde naar maatschappelijke hervorming. In de eerste helft van die eeuw werd onder meer door predikanten gewaarschuwd tegen uithuizige vrouwen.
De anonieme Rotterdamse ontleende haar ideeën aan de Franse graaf Henri de Saint-Simon (1760-1825). Het Saint-Simonisme, door marxisten vroeger wel neerbuigend behandeld als utopisch socialisme, keerde zich tegen economische ongelijkheid in het algemeen en tegen de onderdrukking van de vrouw in het gezin in het bijzonder. Saint-Simonisten trachtten de gelijkheid tussen mannen en vrouwen in praktijk te brengen door al hun, vooral in Frankrijk actieve, verenigingen door zowel mannen als vrouwen te laten leiden. Alsof de wilde jaren zeventig uit de twintigste eeuw aangebroken waren, vormden de mannen praatgroepen, waarin ze zochten naar hun ‘zorgzame en gevoelige kanten’.
In haar boeiende artikel achterhaalt Janse de schrijfster van de Rotterdamse brochure: het zou de van oorsprong Belgische Philippine Josephe Ermel (1806-1873) zijn, vrouw van de oprichter van de Rotterdamse drankbestrijdingsvereniging, Goose Wijnand van der Voo (1806-1902).
Ook in dit nummer: een vraaggesprek met de Groningse mediëviste Anneke Mulder-Bakker, die dit jaar met pensioen gaat. Volgens Mulder-Bakker begint het wetenschappelijke leven van vrouwen na hun veertigste. Daarvoor zijn ze gericht op kinderen, nadien komt energie vrij om carrière te maken, maar dan zijn de banen meestal al vergeven.
HISTORICA Los nummer: 5 euro. Tel. 050 – 36 37 752
Dit artikel is exclusief voor abonnees