Rond 1900 groeide Volendam uit tot een kunstenaarskolonie. Van heinde en verre kwamen schilders het licht, het pittoreske dorp en de authentieke bewoners vastleggen. Hun komst was mede te danken aan het zakelijk talent van hotelhouder Leendert Spaander. Jan Brokken schreef een heerlijk boek over de Volendammers en de vreemde vogels die ze op bezoek kregen.
De wereld van het toerisme lijkt eenduidig en tamelijk oppervlakkig, maar is soms ook raadselachtig. Waarom willen enorme massa’s mensen per se allemaal naar een bepaalde plek? Neem nu Volendam. Er zijn tal van plaatsen die vanuit Amsterdam ook gemakkelijk bereikbaar zijn en die veel mooier zijn. Denk bijvoorbeeld aan Monnickendam, Hoorn en Enkhuizen. Uit het nieuwe boek van Jan Brokken, De ontdekking van Holland, wordt duidelijk dat Volendam een toeristische attractie werd omdat het katholieke vissersdorp al een reputatie genoot als kunstenaarskolonie. Tussen pakweg 1880 en 1940 verbleven niet minder dan 1860 kunstenaars voor kortere of langere tijd in Volendam, en van hen was driekwart buitenlander. Brokken wijst erop dat het nabijgelegen Marken eigenlijk aanzienlijk pittoresker was en is, met een veel fleuriger klederdracht, en voor kunstenaars wellicht aantrekkelijker zou zijn. Maar, legt Brokken uit, waar het Marken aan ontbrak, was een Leendert Spaander.
Meer recensies lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Zeilmaker en schipper Leendert Spaander (1855-1955) kocht in 1881 een café en bouwde dit uit tot hotel. Hij was daarvoor al geïnteresseerd in kunst en hoopte dat kunstenaars voor langere tijd bij hem kwamen logeren. Daarom liet hij aan het hotel een reeks ateliers bouwen. Dit was een succes en omdat veel kunstenaars werk schonken, of hun rekening daar deels mee betaalden, beschikt Hotel Spaander, dat tegenwoordig onderdeel is van een internationale keten, nog altijd over zo’n 1400 schilderijen. Spaander hield van kunst, maar was ook zakelijk en had een talent voor reclame. Zo voer hij meermalen naar Engeland om bij kunstenaars daar aandacht voor Volendam te vragen. Drie van zijn zeven dochters trouwden met kunstenaars, zodat dit ook een heel netwerk opleverde.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Reeds in 1878 was Spaanders portret geschilderd door de Engelse kunstenaar George Clausen, die enkele jaren daarvoor Volendam op de kaart had gezet als schilderachtig oord. Zijn aandacht was op het dorp gevestigd door de bestseller van de Franse cultuurhistoricus Henry Havard, La Hollande pittoresque, voyages aux villes mortes du Zuiderzée uit 1873. Hierin had Havard de grandeur en schilderachtigheid bezongen van al die ingedommelde plaatsjes, die werden bewoond door eenvoudige mensen die samen met de bebouwing, de zee en de luchten prachtig materiaal voor kunstenaars vormden.
In de loop der jaren kwamen heel wat belangrijke schilders naar Volendam, zoals Paul Signac, Pierre-Auguste Renoir, émile Bernard, Camille Pissarro, Théo Van Rysselberghe en Jan Toorop. Ook streken er opvallend veel vrouwelijke kunstenaars neer in Hotel Spaander, van wie sommigen inmiddels ook als belangrijke schilders worden gezien. Dit geldt bijvoorbeeld voor de Engelse Marianne Stokes en de Amerikaanse Elizabeth Nourse. De overgrote meerderheid van de kunstenaars die een tijd in Volendam werkten, bestond uit vaklui en geen vernieuwers. Stromingen als het kubisme of De Stijl sloegen in het vissersdorp niet aan en de meeste schilders worden tot het postimpressionisme gerekend. Dat geldt bijvoorbeeld voor een ver familielid van Jan Brokken, Anthonie Pieter Schotel, die zelfs in de jaren vijftig nog botters schilderde, terwijl die op het afgesloten IJsselmeer niet meer te vinden waren.
Brokken heeft in dit fraai geïllustreerde en heerlijk weglezende boek niet alleen oog voor de kunstenaars, maar ook voor de lokale bevolking. Die ging opvallend soepel om met al die vreemde vogels, die uiteraard ook een belangrijke economische impuls voor het dorp betekenden. Veel Volendammers wilden graag poseren, al was het maar omdat een middag zitten een gulden opleverde, terwijl je met een hele dag netten boeten hooguit een kwartje verdiende. En meneer pastoor had daar geen enkel bezwaar tegen, want, zo hield hij zijn parochianen voor: ‘Jullie zijn een uitverkoren volk, van God en van schilders vanuit de hele wereld. Wees hun gedienstig.’ Sommige vrouwen uit Volendam oefenden ook grote aantrekkingskracht uit op vermaarde mannen. De beeldschone en eigenzinnige Hille Butter kreeg geregeld bezoek van figuren als Frederik van Eeden, prins Hendrik en de latere Japanse keizer Hirohito.
Na de Eerste Wereldoorlog en vooral na de voltooiing van de Afsluitdijk, in 1932, kwamen er minder kunstenaars naar Volendam. De visserij verdween voor een groot deel, het dorp moderniseerde, maar volgens sommigen veranderde ook het licht. De Duitse kunstenaar Joseph Beuys poneerde in 1979 de stelling dat het licht niet veranderd was door de afsluiting van de Zuiderzee, maar door de inpoldering die erop volgde. De binnenzee was het oog geweest waarin het licht werd weerspiegeld, en de Nederlanders hadden dat oog grotendeels uitgestoken. Het was een theorie die door kunstenaars als Peter Struycken en Jan Dibbets werd aangevochten en ook Brokken is sceptisch, al besteedt hij veel aandacht aan de rol van het licht in al die schilderijen. Die schilderijen en dit boek vormen samen een fraai monument voor een dorp dat hedendaagse bezoekers niet meer zullen vinden.
De ontdekking van Holland
Jan Brokken
317 p. Atlas Contact, € 26,99
Openingsafbeelding: Kerkdienst in Volendam. Schilderij door Elizabeth Nourse, circa 1910.