Home Het Oostblok kon niet op tegen de verleidingen van het consumentisme

Het Oostblok kon niet op tegen de verleidingen van het consumentisme

  • Gepubliceerd op: 14 februari 2006
  • Laatste update 02 mei 2023
  • Auteur:
    H.J.A. Hofland
  • 14 minuten leestijd
Het Oostblok kon niet op tegen de verleidingen van het consumentisme

Onveranderd hing over het Oostblok het waas van grauwe soberheid en schaarste. Whisky en Playboy waren onbereikbare begerenswaardigheden, symbolen van vrijheid en overvloed. De communistische wereld slaagde er niet in om massaal consumptiegoederen te produceren, en dat werd het systeem fataal.

In maart 1985 ging ik in Warschau op bezoek bij Jacek Kuro½, een man met een lange staat van dienst in het Poolse verzet. Als student was hij in 1965 voor het eerst gearresteerd na de publicatie van een kritische open brief die hij samen met zijn medestudent, de latere Solidariteit-activist Karel Modzelewski, had ondertekend. Drie jaar gevangenisstraf.

In 1976 was hij een van de oprichters van het Komitet Obrony Robotników (KOR), het comité tot verdediging van de arbeiders. Hij was een vriend van publicist en denker Adam Michnik, werd na de staatsgreep van generaal Jaruzelski in 1981 gearresteerd en opnieuw tot gevangenisstraf veroordeeld en was na zijn vrijlating weer actief in dat merkwaardige Poolse mengsel van half-ondergronds verzet en half-legale oppositie. 
 
In Amsterdam had ik zijn telefoonnummer gekregen van Sacha Malko, de Poolse journalist die bij Vrij Nederland werkte en de adressen en nummers van de meeste Poolse verzetsmensen in een geheim boekje had. Om Kuro½ een plezier te doen had ik het juist verschenen nummer van The New York Review of Books meegenomen. Poolse intellectuelen dorstten naar de laatste weerslag van het westerse denken, veronderstelde ik. 
           
Ik werd gastvrij ontvangen. Hij nam mijn geschenk vriendelijk in ontvangst en ging meteen over tot de orde van het bezoek: een uitvoerige uitleg van de situatie in zijn land. Kuro½, toen een jaar of 45, was een meeslepend en overtuigend verteller. Polen, zei hij, is de permanente demonstratie van de mislukking van het hele Oostblok. Alles zit muurvast. De economische planning is een fiasco. Geen mens gelooft wat de autoriteiten zeggen. ‘We zijn vastgelopen in een systeem van alzijdige stagnatie en leugens.’ 
 

‘We zijn vastgelopen in een systeem van stagnatie en leugens’

De zitting liep ten einde. We namen afscheid. ‘Waarde vriend,’ zei hij. ‘Als u mij de volgende keer weer met een bezoek wilt vereren, doe mij dan een plezier en neem het laatste nummer van Playboy en een fles whisky voor me mee.’ Een halfjaar later heb ik dat gedaan. 
           
Whisky en Playboy mochten toen in het Westen de attributen van de ware man zijn, of van de drankzuchtige seksmaniak – het is niet altijd eenvoudig die twee typen van elkaar te onderscheiden -, in de communistische wereld van die dagen behoorden ze tot de symbolen van vrijheid en overvloed. Onbereikbare begerenswaardigheden. De Russische dichter Joseph Brodsky heeft het scherp gezien. In het begin van de jaren tachtig was hij naar het Westen uitgeweken, en had zich op doorreis naar New York – het Mekka van alles – voorlopig in Wenen gehuisvest. 
           
Daar verbaasde hij zich over de alom aanwezige materiële overvloed. ‘Hoe prachtig, hoe fantastisch etcetera zouden onze vrouwen eruitzien in al die dingen die hier zo absurd liggen opgetast,’ zei hij in een interview. ‘Dát is wat men van ons gestolen heeft: de kleine dingen die het leven opfleuren. En in zekere zin is dat een veel grotere misdaad dan welke politieke misdaad ook.’  
 

Cultuurschok

Wij hebben ons dat destijds niet goed kunnen voorstellen. Omstreeks halverwege de jaren vijftig werd het Westen getroffen door de eerste golf van welvaart. In die periode heeft zich aan deze kant van de wereld het collectieve geloof in duurzame economische vooruitgang gevestigd. En vooruitgang ging, en gaat nu nog, gepaard met vernieuwing die zich uitdrukt in een steeds grotere verscheidenheid van consumptieartikelen die voor de massa bereikbaar zijn.

Van kleding via de laatste mode, wasmiddelen en parfum tot communicatieapparatuur, het nieuwste type auto en toerisme. Dit noemen we de consumptiemaatschappij. Door de gestage groei van alle mogelijke consumptie is binnen een halve eeuw letterlijk alles veranderd: het straatbeeld, de politiek, de moraal, het hele openbare en persoonlijke leven. 
           
In ons deel van de wereld wordt de consumptiemaatschappij beschouwd als een natuurverschijnsel. Het communistisch systeem daarentegen is er in veertig jaar Koude Oorlog in geslaagd de sfeer, de geuren en het decor van de werkelijke oorlog tussen 1940 en 1945 grotendeels te handhaven. Daardoor betekende het passeren van de demarcatielijn, waar dan ook, tussen de westelijke wereld en die van het communisme een retroactieve cultuurschok. 
 

Het passeren van de demarcatielijn tussen de westerse wereld en die van het communisme betekende een retroactieve cultuurschok

In 1955 ging ik voor het eerst naar het Oostblok, Tsjecho-Slowakije, voor het Algemeen Handelsblad, op uitnodiging van de volksdemocratische regering, die graag wilde dat de pers van het Westen naar de prestaties van de nationale industrie op de jaarbeurs in Brno kwam kijken. Voor een visum werd gezorgd, er was een hotelkamer gereserveerd en betaald door de jaarbeurs, en de journalisten werden in staat gesteld met kopstukken uit de partij, de bedrijfsleiding, vakbond en management van gedachten te wisselen.

Nu zou zo’n verzorgde persreis op journalistiek-ethische bezwaren stuiten; toen was het een kans om achter het IJzeren Gordijn te kijken. Omdat ik met de auto ging, had de overheid een route voor me uitgestippeld, van Plzen via Praag naar Brno, en dan – op mijn verzoek – over Mariánské Láznè (Mariënbad) en Karlovy Vary (Karlsbad) terug. 
           
Meteen na de grensovergang was het normale verkeer verdwenen. Wel reden er veel reusachtige Tatra-vrachtauto’s die een geweldige stank verspreidden, veroorzaakt door de brandstof nafta, maar personenauto’s waren zeldzaam. Het landschap was dat van de zware industrie uit vroeger jaren: de horizon afgepaald met rook brakende schoorstenen als tijdens de Industriële Revolutie. Gemakken langs de weg, Raststätte als langs de Duitse Autobahn, parkjes met parkeerplaatsen waren er niet. Waar je ook keek, in het totaalbeeld overheerste de grauwheid. 

Er reden veel reusachtige vrachtauto’s, maar personenauto’s waren zeldzaam

In Praag had de overheid een kamer voor me geserveerd in Hotel Alkron, in een zijstraat niet ver van het Wenceslasplein, een soort Champs-Élysées. In die tijd een ruimte die uitnodigde tot hard rijden. Niet meer dan vier of vijf auto’s reden er. Bromfietsen, toen in Nederland hét volksvervoermiddel, waren er niet. Op de trottoirs liep een dichte mensenmenigte.

Volle trottoirs en een lege middenweg werden door de waarnemers in het Westen als het eerste en zekerste teken van communistische achterlijkheid beschouwd. Ik reed in een Volkswagen, Kever-model, die ik gemakkelijk voor het hotel kon parkeren. De auto wekte belangstelling. 
           
Er ontstond een oploopje toen ik de achterklep opende om het oliepeil te controleren. Men wilde de motor zien, een boxermotor, met vier cilinders twee aan twee tegenover elkaar. De Tsjechen hebben een lange technische traditie. De Tatra-personenauto met luchtgekoelde motor achterin, een staartvin en drie koplampen is wereldberoemd geweest. Bij de aanblik van dit motortje raakten de deskundigen onder de voorbijgangers met elkaar in discussie alsof ze een voertuig uit een andere beschaving onder ogen hadden; en zo was het ook.  
 

Zakjapanners

Met de productie in Tsjechië was het meer dan in orde, zoals uit de cijfers bleek. Goed beschouwd kende het communisme maar één mogelijkheid: dat het nog meer in orde zou worden dan het al was. Deze toon van agressieve zelfvoldaanheid is in 1989 definitief uit het politieke leven verdwenen.

In het Oostblok is men er veertig jaar aan gewend geweest. Daar, in de CSSR, overtroffen de arbeiders regelmatig de norm, en wie ziek werd of vakantie had, mocht naar een van de beroemde vakantieoorden. Waar vóór de revolutie de kapitalisten zich hun strapatsen hadden veroorloofd, zag je nu de arbeiders van hun welverdiende vrije dagen genieten, meldde een partijbrochure. 
           
Dit laatste was tot op zekere hoogte waar. Een hotel in Mariënbad waar ik een dag of tien later logeerde, Hotel Pupp – een keizerlijk onderkomen dat aan het einde van de vorige eeuw was gebouwd – was voornamelijk bezet door fabrieksarbeiders die daar een week geheel verzorgd werden. ’s Avonds ook met alcohol. Een paar van mijn medegasten spraken Duits. Er ontstond een sfeer van internationale verbroedering. Ik besloot een kleine enquête te houden: als jullie nu een wens mochten doen, wat zou je dan het liefst willen? Allemaal wilden ze een auto. Daarvoor moest je toen een jaar of tien sparen. 
 

Allemaal wilden ze een auto. Daarvoor moest je toen een jaar of tien sparen

Dat is een van de grootste tekortkomingen van het wereldrijk onder Sovjet-communisme: men is er nooit in geslaagd om massaproductie van simpele consumptieartikelen te organiseren. Nergens. Een jaar of dertig na mijn eerste kennismaking met het openbare leven in het Oostblok zag het er in de grote steden op straat nog precies hetzelfde uit: in Oost-Berlijn, Warschau, Riga, Moskou, Boekarest, overal. Drommen op de trottoirs, schaars gemotoriseerd verkeer, en onveranderd het waas van grauwe soberheid en schaarste. Wel waren er pogingen tot modernisering gedaan, maar die waren over het algemeen mislukt. 
           
In 1988 deelde ik in de trein van Warschau naar Vilnius een coupé met een man die vertelde dat hij ingenieur was, met als specialiteit staalconstructies. ‘Hebt u in uw land van die kleine rekenmachientjes?’ vroeg hij. ‘Zeker. Wij noemen ze zakjapanners, pocket japanese, omdat de meeste uit Japan komen.’ ‘En doen die het goed?’ wilde hij weten. Voorzover ik wist altijd, en ze werkten op zonne-energie.

‘Wij hebben ze ook.’ Hij haalde een rekentuigje uit zijn zak. ‘Maar ze doen het niet. Kijk maar.’ Hij deed 4×4. Wild schoven de cijfers over het display. De uitkomst was 0.000.000. Hij gooide het ding op de grond en trapte het onder zijn hak aan stukken. ‘Als u weer in uw land bent, wilt u er dan een voor mij kopen?’ Natuurlijk. Hij stelde me voor me in bijzondere postzegels te betalen. In Amsterdam kocht ik een apparaatje, en kreeg een brief terug vol postzegels met afbeeldingen van ingewikkelde ruimtevaartuigen en straaljagers.  

Preutsheid

Mijn reis ging terug over Oost-Berlijn. Daar was aan Unter den Linden onlangs een hotel geopend dat me door het reisbureau warm werd aanbevolen, het Grand Hotel. Dat was inderdaad niet te veel gezegd. Entree, receptie, hal, eetzaal, bar en kamers – alles was groot en van de modernste snit. De badkamer was voorzien van geurige zeep en shampoo, er was zelfs aan een badeendje gedacht. En er was een faciliteit die ik voor het eerst van mijn leven zag en daarna nergens ben tegengekomen: de ingang was voorzien van automatisch vegende matten – draaiende rollen die je zolen schoonmaakten als je erop bleef staan. 
           
’s Avonds ging ik eten in een nieuw restaurant, Bei Ephraïm, waar de diensters gekleed waren in een nauwsluitende smoking. Het leek me een poging om de sfeer van de jaren twintig te doen herleven. Maar niet gelukt. De volgende dag ging ik op bezoek bij een collega van Neues Deutschland, de partijkrant. Hoe beviel me het Grand Hotel? Ja, uitstekend. ‘Jaja,’ zei hij, ‘wenn wir hier in der DDR etwas machen, dann machen wir es gut!’ 
 

Wenn wir hier in der DDR etwas machen, dann machen wir es gut!

In het Oostblok leerde men op den duur wel dat er veel moest veranderen, maar men wist niet hoe. Dat leidde tot tragikomische probeersels. Een jaar na de val van de Berlijnse Muur ging ik voor de laatste keer naar de oude Sovjet-Unie, opnieuw met de trein, via de Baltische hoofdsteden naar Moskou. Tussen Riga en Tallin kregen we te maken met een nieuwe verworvenheid: een bioscooprijtuig dat dankzij de inmiddels geïntroduceerde glasnost en perestrojka door een particuliere coöperatie geëxploiteerd werd.

Het voorprogramma bestond uit een Amerikaanse tekenfilm waarop een Amerikaans sprekend konijntje door een Amerikaanse wolf werd achternagezeten. Toen kwam de hoofdfilm: eerst muziek van Oostenrijkse blaaspoepen en toen de titel: Grussen aus den Lederhosen. Het publiek onderging de Tiroler porno als een openbaring. 
           
Een aspect van het reëel bestaande socialisme in het Oostblok was de overal aanwezige burgerlijke preutsheid. In het westelijke openbare leven was seks ook aan het begin van de Koude Oorlog een onmisbaar en onvermijdelijk element, en is dat in de volgende veertig jaar in toenemende mate geworden.
 

Een aspect van het socialisme in het Oostblok was de overal aanwezige burgerlijke preutsheid

In de film, de gedrukte media en de reclame is men, zoals het destijds werd genoemd, steeds ‘vrijmoediger’ geworden. Wat in de tweede helft van de jaren veertig nog als pornografie werd beschouwd, verboden en in beslag genomen, heeft zich in de loop van de volgende vier decennia ontwikkeld tot pasmunt in de openbare communicatie. 
           
In Amerika wordt de officiële preutsheid in het openbare leven gehandhaafd, maar het is ook het land waar de girlie magazines zijn ontstaan; Playboy is er geboren en heeft daarna mondiaal school gemaakt. In Amerika laat de dagelijkse praktijk van alom aanwezige seks zich uitstekend met de officiële preutsheid verzoenen. Wij kunnen het schijnheilig vinden, de Amerikanen leven ermee. 
           
Een van de factoren die deze vrijmoedigheid bevorderden, is de concurrentie op de vrije markt. Seks verkoopt. Vandaar dat in de kunsten, de media en de commerciële publiciteit zich een eindeloos aantal varianten aan verleidelijkheid, wulpsheid en met seks de aandacht vragen heeft ontwikkeld.
 

Op geen enkel gebied behalve in de sport en bij arbeidsprestaties was concurrentie toegestaan

Het Oostblok had geen vrije markt. Op geen enkel gebied behalve in de sport en bij arbeidsprestaties was concurrentie toegestaan. Geen Tarzan en Jane in de bioscoop, geen Serge Gainsbourg en Jane Birkin met ‘Je t’aime moi non plus’ op de grammofoon. Voor de westerling die dit alles tot zijn natuurlijke omgeving rekende, was dit in de jaren van de Koude Oorlog een zwart gat in de openbaarheid.  

Voor de ondergang van de Sovjet-Unie zijn veel oorzaken aan te wijzen. Een ervan is de combinatie van leugens en schaarste. Zolang de miljoenen van de volksdemocratieën in Midden-Europa leefden onder de discipline van de partij in hun hermetisch isolement achter het IJzeren Gordijn, heerste daar lethargie.

Een andere oorzaak is de bureaucratie die in zijn fantastische woekeringen alle contact met de burgerij verloren had. En algemeen wordt aangenomen dat de Sovjet-Unie de kosten van de bewapeningswedloop niet meer kon dragen, en dat Gorbatsjov voornamelijk daardoor gedwongen werd tot zijn politiek om zich met ere uit de Koude Oorlog terug te trekken. 

Door de détente verloor het IJzeren Gordijn zijn hermetische karakter  

Er is nog een oorzaak die minder aandacht krijgt: de détente, het beleid van wederzijdse ontspanning dat in het begin van de jaren zeventig vorm begon te krijgen. Door de détente verloor het IJzeren Gordijn zijn hermetisch karakter. Allerlei contacten die tot dan volstrekt taboe waren geweest, werden geleidelijk uitgebreid. Het publiek in het Oosten kreeg toegang tot vergelijkingsmateriaal, het nationalisme herleefde en het consumentisme werd ontdekt, op alle gebieden. 
           
Consumentisme is zeer aanstekelijk. Onder druk van het consumentisme desintegreren politieke instellingen, tenzij ze zich aanpassen. De communistische instellingen hebben wel hun pogingen tot aanpassing gedaan, maar dat is veel te traag en bespottelijk arrogant en onhandig gebeurd. Met de oprichting van Solidariteit in 1980 was, achteraf bezien, het verval al onomkeerbaar geworden. Het drong door tot in de nerven van de supermacht, het werd overal zichtbaar. Daarvan heb ik hier een paar voorbeelden gegeven. 
 

Meer informatie 

Het beste en meest recente boek dat de ondergang van het Sovjet-imperium nauwkeurig in perspectief brengt, vind ik Postwar. A History of Europe since 1945 van de Britse historicus Tony Judt (2005).

Een boeiende, contemporaine analyse met reportage is The Other Europe van Jacques Rupnik; in 1989, een paar maanden voor de val van de Muur, verscheen een herziene en bijgewerkte druk. 

Een boek dat in 1983 is verschenen en dat ik tot mijn spijt pas in 1990 in handen kreeg is Marshall I. Goldmans USSR in Crisis. The Failure of an Economic System. De schrijver heeft economie gedoceerd aan de Universiteit van Moskou en werd later adviseur van president Jimmy Carter. Soms krijg je het gevoel dat er een helderziende aan het woord is.

Voor mijn persoonlijke herinneringen heb ik geraadpleegd mijn De wording van het Wilde Oosten. Het Sovjet-rijk 1984-1990: een verzameling reportages, reisverhalen en interviews uit 1991.
 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.