Nederland bevindt zich in een identiteitscrisis. Een canon van de nationale geschiedenis is daarom in de maak. Afbeeldingen zouden daar goed bij passen, zegt Martin Bossenbroek, directeur Collecties en Dienstverlening van de Koninklijke Bibliotheek.
Het kan geen treinreiziger of automobilist ontgaan zijn: de weilanden raken leger en leger. De koe verdwijnt uit het landschap. Waar ooit zwartbont en roodbont in drommen zin gaven aan Hollands grazige weiden, ligt het oneindig laagland er steeds zinlozer bij. Woest al lang niet meer, maar inmiddels weer bijna net zo ledig als in den beginne. Het gras wordt er niet meer afgegraasd en in lome, vertrouwenwekkende cadans herkauwd, maar gemaaid, in zwart plastic samengeperst en afgevoerd.
Nog altijd telt Nederland, naar het schijnt, miljoenen koeien, maar net als eerder varkens en kippen verdwijnen zij uit het zicht. Ze blijven permanent binnen, in goed verzorgde gated cow-munities, voorzien van ligstalbox en melkrobot. Gevarieerde voeding, minder infectiegevaar, gereguleerde mestafvoer, en de boer hoeft niet meer twee keer per dag op Rawhide. Rationeel allemaal in orde, emotioneel voor menigeen onverdraaglijk.
Een beetje symbolist weet hier wel raad mee. Het verdwijnen van de koe uit het landschap staat symbool voor niets minder dan de diepe identiteitscrisis waarin de Nederlandse samenleving in de eenentwintigste eeuw verzeild is geraakt. Een van de opvallendste kenmerken daarvan is immers dat er plotseling massaal – en werkelijk over de volle breedte van het politieke en maatschappelijke spectrum – jammerklachten worden aangeheven over de ondraaglijke ‘leegte’ van Nederland. En de directe aanleiding lijkt niet echt uit te maken.
‘Nederland is helemaal niet vol,’ stelt D66’er André Meiresonne in reactie op een soap-actrice die haar borsten op kosten van een radiostation laat vergroten, inclusief getatoeëerd logo. Van B-cup naar D-cup, dus ‘Nederland is ongelofelijk leeg! We weten van gekkigheid niet meer wat we moeten doen […] We lijden aan een collectieve zingevingscrisis.’
Kardinaal Simonis en burgemeester van Amsterdam Job Cohen – bien étonnés de se trouver ensemble – komen vanuit een andere invalshoek tot een vergelijkbare conclusie. ‘Als er geen religie meer is, dan resteert er leegte,’ verklaart de kerkvader in Buitenhof, ‘en met leegte kun je niet leven.’ Ook de burgervader refereert in zijn Willem van Oranje-lezing aan ‘de existentiële leegte van de seculiere samenleving’.
De Edmund Burke Stichting zoekt het vooral in de ‘leegte van individualisering en anonymisering’, Bas Heine in ‘de linkse leegte’, en Paul Scheffer wijst op de ‘grote leegte’ die zichtbaar werd ’toen migranten op de vraag naar inburgering de wedervraag stelden: ja, maar waarin dan?’
Heldendaden
De schrijnende leegte van Nederland wordt – ook dat is een constante in alle recente klaagzangen – direct gekoppeld aan de teloorgang van het historisch besef en het geschiedenisonderwijs hier te lande. Niet in de laatste plaats – en dat is bijzonder – in politiek Den Haag. Volksvertegenwoordigers, van VVD-voorman Jozias van Aartsen tot SP-leider Jan Marijnissen, pleiten voor een meer zelfbewuste omgang met het vaderlandse verleden – waarbij de een overigens meer inzoomt op de heldendaden en de ander meer op de schanddaden, maar dit terzijde.
CDA-minister van Ontwikkelingssamenwerking Agnes van Ardenne verklaart publiekelijk dat ‘we moeten ophouden onze geschiedenis te verloochenen […] Nieuwkomers in Nederland, vaak met een andere religieuze achtergrond, snappen maar weinig van deze ontkenning van onze geschiedenis […] Integratie wordt lastiger als je niet weet waarin je integreert’.
En Fons van Wieringen, voorzitter van de Onderwijsraad en lid van de PvdA, zet onomwonden in op een grotere bijdrage van het onderwijs aan ‘de socialisatie van burgers’, onder meer door ‘een nieuwe canon voor het onderwijs’, een selectie uit de Nederlandse cultuur en geschiedenis die aan volgende generaties moet worden overgedragen. ‘Scepsis,’ zo waarschuwt hij, ‘leidt tot leegte. De sceptici moeten nu even een paar jaar hun mond houden en de mensen die er wel in geloven hun werk laten doen.’
De historici, eenmaal van hun verbazing bekomen, spelen dankbaar in op de plotseling breed gevoelde horror vacui. De Amsterdamse hoogleraren Piet de Rooy en Hans Blom zien hun jarenlange protesten tegen de afkalving van het geschiedenisonderwijs ineens serieus genomen. Hun Leidse collega’s Bank en Wesseling ontpoppen zich – inmiddels beiden emeriti – op verzoek van NRC Handelsblad als ware canonisten.
En als klap op de vuurpijl is daar natuurlijk de benoeming van de Utrechtse universiteitshoogleraar en sinds kort president van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen Frits van Oostrom tot voorzitter van de Commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon. ‘De maatschappelijke ontwikkelingen van de laatste jaren zijn aanleiding om opnieuw na te denken over de identiteit van Nederland en de wijze waarop deze tot uitdrukking komt in het onderwijs,’ schrijft minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Maria van der Hoeven in haar taakopdracht aan Van Oostrom. ‘Er lijkt in brede kringen behoefte te zijn aan een nieuw “verhaal Nederland”.’
Het doel van de beoogde canon omschrijft Van der Hoeven als ‘het bewerkstelligen van gedeelde (cultuur-)historische kennis en daarnaast ook van bredere culturele en maatschappelijke kennis over Nederland in een internationale, vooral Europese context. Daarbij kunnen “waardevolle onderdelen van onze geschiedenis” zowel betrekking hebben op positieve als op negatieve aspecten daarin, aangezien beide hebben bijgedragen aan de vorming van de Nederlandse cultuur.’
Schoolplaten
Een heuse historische canon – het gaat er dus echt van komen, volgens plan vóór 1 september 2006, en nog wel eentje die niet alleen als leidraad moet dienen voor het basis- en middelbaar onderwijs, maar ook ‘draagvlak en reikwijdte krijgt in de hele samenleving’, in het bijzonder bij de instellingen, werkzaam ‘op het terrein van geschiedenis en erfgoed’.
Die precisering is een belangrijke reden om het optreden van de canoncommissie met vertrouwen tegemoet te zien – waaraan natuurlijk meteen Cruijffiaans moet worden toegevoegd dat daar ook de grootste valkuil ligt. Maar er is nog een reden om hoge verwachtingen te koesteren, en die heeft te maken met de voorzitter. De Staatscourant mag dan sneren dat een mediëvist wellicht te weinig oog heeft voor het cruciale belang van de Verlichting vanuit hedendaags perspectief, maar dat is een te simplistische redenering. Van Oostrom zal ongetwijfeld zorgen voor een evenwichtig samengestelde commissie, en heeft daarbij zelf meer dan eens blijk gegeven zich bewust te zijn van de eisen die ‘een gestructureerde geschiedenismethode’ stelt.
Qua vorm zou hij wat mij betreft mogen aansluiten bij het door hem geredigeerde Historisch Tableau. Geschiedenis opnieuw verbeeld in schoolplaten en essays (1998), een genre dat recentelijk navolging kreeg in Bij de les. Schoolplaten voor Nederlands-Indië (2004) van Hella Haasse en Het vooroudergevoel: de vaderlandse geschiedenis (2005) van vader en zoons Blokker. Waarmee ik maar wil zeggen dat de nieuwe canon een extra dimensie zou krijgen door middel van bijpassende beelden, in de vorm van moderne, dus digitale, ‘schoolplaten’, landelijk aan te bieden en onderwijskundig te benutten via bijvoorbeeld de website van Het Geheugen van Nederland.
Of ik suggesties heb? Jazeker, mag er in elk geval een koe bij? Liefst die van de PSP!
Martin Bossenbroek is directeur Collecties en Dienstverlening van de Koninklijke Bibliotheek.
Dit artikel is exclusief voor abonnees