Home Het liberale gelijk loopt ten einde

Het liberale gelijk loopt ten einde

  • Gepubliceerd op: 10 maart 2003
  • Laatste update 02 mei 2023
  • Auteur:
    Duco Hellema
  • 6 minuten leestijd

Toen miljoenen mensen begin jaren zeventig demonstreerden tegen de oorlog in Vietnam, waren linkse stromingen op hun hoogtepunt. Dertig jaar later gaan opnieuw miljoenen anti-oorlogsdemonstranten de straat op. De zegeningen van het liberalisme van de afgelopen decennia zijn tegengevallen.


De demonstraties van zaterdag 15 februari tegen de Amerikaanse oorlogsplannen waren massaal. In de berichtgeving over deze protesten werd de vergelijking gemaakt met de jaren van het Vietnam-protest. Niet ten onrechte, gezien de grote aantallen demonstranten, en vooral gezien het wereldwijde karakter van de oppositie tegen een oorlog met Irak. Toch gaat deze vergelijking in verschillende opzichten mank. De internationale omstandigheden van nu zijn totaal anders. De jaren 1971-1972 vormden het hoogtepunt van een van de belangrijkste politieke tendensen van de twintigste eeuw: de opmars van antikapitalistische ideeën en bewegingen. Die opmars is inmiddels volledig tot staan gebracht. En meer nog dan dat. Aan het begin van de eenentwintigste eeuw is de liberale ideologie, althans in de westerse wereld, oppermachtig.
        Dertig jaar geleden, in de jaren 1971-1972, was links – zowel de sociaal-democratie als het communisme – op zijn historische hoogtepunt. De groei van hervormingsgezinde en tegen het kapitalisme gerichte bewegingen, partijen en ideeën leek niet meer te stuiten. Op alle continenten was het Westen in het defensief geraakt. De Amerikaanse nederlaag in Zuidoost-Azië tekende zich af. In Chili was Salvador Allende gekozen als president van een socialistisch-communistische regeringscoalitie. En ook in West-Europa waren de sociaal-democratische en communistische partijen in het offensief. In Frankrijk kwam in 1972 de Union de la Gauche tot stand. Onder de vlag van het eurocommunisme klopte de Italiaanse communistische partij op de deuren van het gouvernement. In 1973 zou uiteindelijk ook de meest linkse regering uit de Nederlandse parlementaire geschiedenis aantreden.
        De communistische staten, en met name de Sovjet-Unie, leken begin jaren zeventig eveneens op het toppunt van hun ontwikkeling. De toenadering tussen Oost en West, de détente, bevestigde de status van het sovjet-imperium en bood bovendien perspectief op hervorming van het communistische statensysteem. De Ostpolitik van bondskanslier Willy Brandt had de verhoudingen tussen West-Duitsland en de Oost-Europese landen inmiddels genormaliseerd. In mei 1972 werd het Amerikaans-Russische SALT-I-akkoord getekend. Een jaar later begonnen in Helsinki de onderhandelingen die zouden leiden tot de Conferentie over Veiligheid en Samenwerking in Europa. De invloed van de Verenigde Staten daarentegen was begin jaren zeventig op een dieptepunt geraakt. Vietnam, de problemen met de dollar, het gebrek aan charisma van president Nixon, maar tevens het reveil van de Europese integratie, tastten het gezag van de Verenigde Staten ernstig aan.

Amerikaanse kernwapens
Het ging begin jaren zeventig niet alleen om de internationale machtsverhoudingen. Ideeën, praktijken en partijen die zich oriënteerden op de sturende en hervormende rol van de staat waren eveneens op het hoogtepunt van hun invloed. In West-Europa was de welvaartstaat tot volle bloei gekomen. Maatschappelijke vooruitgang werd nog geïdentificeerd met een verdere groei van collectieve structuren, vooral met een uitbreiding van de taken van de overheid. Dat gold niet alleen voor het Westen. De staat werd ook gezien als de belangrijkste motor van economische en sociale ontwikkeling in de landen van de derde wereld.
        Een van de grote mirakels van de twintigste-eeuwse geschiedenis is het tempo waarin deze antikapitalistische, hervormende bewegingen in elkaar zijn gestort. In de tweede helft van de jaren zeventig deden zich de eerste tekenen van stagnatie voor. In de daaropvolgende periode van iets meer dan tien jaar bleef er van de tendens tot verdere terugdringing en hervorming van het kapitalisme helemaal niets meer over. Gedurende de zogeheten ‘tweede Koude Oorlog’’, beginnend aan het eind van de jaren zeventig, namen de Verenigde Staten het heft weer in handen. Het West-Europese protest tegen de plaatsing van nieuwe Amerikaanse kernwapens bracht daarin geen verandering.
        In de jaren tachtig maakte het liberalisme overal in de wereld een glorieuze comeback. Daarmee kwam een einde aan een ontwikkeling die ergens in het midden van de negentiende eeuw een aanvang nam: de groei van de staat en van de op de staat georiënteerde politieke ideeën en organisaties. Een van de merkwaardige aspecten van deze historische wending is dat die plaatsvond onder omstandigheden van economische stagnatie. Men kon immers verwachten dat alle sociaal-economische malaise de neiging tot sturing en hervorming van het kapitalisme juist zou hebben doen versterken.
        De ineenstorting van het sovjet-imperium, eind jaren tachtig, vormde het spectaculaire klapstuk van de boven geschetste ontwikkeling. Deze implosie maakte een eind aan een repressief en gewelddadig politiek systeem. Maar ze vormde ook onderdeel van een historische wending, die vele fatsoenlijke hervormingsgezinde bewegingen overal ter wereld om zeep hielp. Het kapitalisme heerst sindsdien als nooit tevoren. Maatschappelijke problemen moeten, zo luidt de heersende ideologie, door het marktmechanisme worden opgelost.

Ho Chi Minh
De jaren tachtig en negentig vormden een periode waarin ook het humanitaire engagement een sterk liberaal karakter kreeg. Mensenrechten, Amnesty International en de aandacht voor het milieu waren daarvan opvallende voorbeelden. Er waren, vooral in de tweede helft van de jaren negentig, radicale groeperingen die zich niet bij de wereldwijde overwinning van het kapitalisme en liberalisme wensten neer te leggen. Het waren tegendraadse protesten die tegen de historische stroom ingingen, maar er vooralsnog niet in slaagden de main stream-politiek te beïnvloeden.
        Het is nog onduidelijk welke invloed de anti-oorlogsdemonstraties van 15 februari 2003 zullen hebben. De internationale context waarin ze plaatsvinden is een geheel andere dan in het begin van de jaren zeventig. De demonstranten van toen protesteerden niet alleen tegen de Amerikaanse politiek, maar brachten ook, de een uiteraard meer dan de ander, een zekere sympathie tot uitdrukking voor de politieke oriëntatie van de andere kant. Er werden in 1971-1972 foto’s van Ho Chi Minh in de demonstraties meegedragen. De demonstranten van 2003 zijn in elk geval niet tegen oorlog omdat ze enige sympathie hebben voor de politieke orde die in Irak heerst.
        Toch is het niet uitgesloten dat de fase van het neoliberaal offensief ten einde loopt. De zegeningen van het harde liberalisme van de afgelopen decennia vallen steeds meer tegen. De economische recessie, bedrijfsschandalen, de ineenstortende beurzen, maar zeker ook de groeiende onvrede over de gevolgen van privatisering en deregulering beginnen tegen te staan. Deze problemen ondergraven het vanzelfsprekende liberale gelijk. Ze stimuleren de bereidheid om mee te demonstrereren tegen de Amerikaanse oorlogsplannen. Wellicht markeert een oorlog tegen Irak het einde van de neoliberale periode die in de tweede helft van de jaren zeventig begon.

In ‘Het Hoge Woord’ schrijven prominente historici korte historische beschouwingen naar aanleiding van actuele ontwikkelingen. Duco Hellema is als hoogleraar in de geschiedenis der internationale betrekkingen verbonden aan de Universiteit Utrecht.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.