Het essay ligt Timothy Garton Ash, publicist op het terrein van de contemporaine Europese geschiedenis, beter dan de reportage. In zijn laatste bundel getuigt de historicus-journalist van zijn grote vertrouwen in de Duitse democratie.
Timothy Garton Ash is een van de betere auteurs die zich met de contemporaine geschiedenis bezighouden. Naast ‘academische’ studies over onder meer de Duitse eenwording (In Europe’s Name) heeft hij reportages geschreven over de revolutie van 1989-’90, die in verschillende bundels zijn samengebracht. Zijn laatste bundel, Geschiedenis van het heden, gaat over de ontwikkelingen van de laatste tien jaar in Duitsland, Midden Europa en het voormalige Joegoslavië. Het boek bevat eerder gepubliceerde reportages en essays. Helaas is nergens aangegeven waar en wanneer de artikelen zijn verschenen.
In zijn wat pretentieuze en niet altijd even heldere inleiding gaat Ash in op de gespannen relatie tussen journalistiek en academische geschiedschrijving. Hij probeert het belang van de geschiedschrijving van het recente verleden te verdedigen. De vraag is of zijn argumentatie steekhoudend is. Zijn eerste argument is dat deze vorm van geschiedschrijving niet alleen een functie heeft in het hier en nu, maar tevens een belangrijke bron zal zijn voor toekomstige generaties historici. Ash deinst er niet voor terug om hierbij te verwijzen naar illustere voorgangers als Thucydides. Net als in het oude Griekenland, bedoelt Ash te zeggen, wordt politiek steeds minder schriftelijk vastgelegd. Moderne politici bellen elkaar op en dankzij het ‘straalverkeersvliegtuig’ ontmoeten zij elkaar persoonlijk.
Die vrees voor een gebrek aan officiële geschreven bronnen lijkt me enigszins overdreven. Bovendien spreekt Ash zichzelf meteen ook weer tegen door te wijzen op de ongekende rijkdom en veelheid aan bronnen buiten de overheidspapieren. De overvloed aan aanvullende bronnen (internet, radio en televisie) maken de eeuwigheidswaarde van de geschreven journalistiek toch echt minder dan Ash ons wil doen geloven. Ongetwijfeld zullen de boeken van Ash in de toekomst een bron zijn, maar dan ter reconstructie van de opvattingen van een Britse intellectueel in het fin de siècle van de twintigste eeuw. Hun betekenis als bron voor de feitelijke ontwikkelingen in het Europa van na de revolutie van 1989 zal, vrees ik, slechts beperkt zijn.
Zijn tweede en aanzienlijk sterkere argument in de verdediging van geschiedschrijving met journalistieke methodes, is dat een belangrijk deel van de geschiedenis verloren gaat wanneer we alleen op de academische methodes vertrouwen. Met het verstrijken van de jaren en de beschikbaarheid van archieven komen we volgens Ash misschien dichter bij het Rankeaanse ideaal van ‘hoe het werkelijk was’. Maar, stelt Ash, daarmee worden we niets wijzer over de drijfveren en emoties van de betrokkenen. Ash gebruikt Ranke hier als stroman; inmiddels gebruiken historici een wel heel breed scala om ook de geschiedenis met een kleine ‘g’ aan het licht te brengen. Er is meer dan alleen de oral history als bron voor de geschiedenis met een kleine ‘g’. Bovendien zijn archieven van doorslaggevende betekenis voor politieke geschiedschrijving. Dankzij de volledige opening van de Oost-Duitse archieven staat de historiografie over de DDR op een buitengewoon hoog wetenschappelijk peil.
Schone slaapster
Voor een deel bevat deze bundel klassieke journalistieke reportages, verslagen van de reporter die het allemaal met eigen ogen heeft gezien. Daarnaast bevat de bundel essays van een meer bespiegelend karakter.
De klassieke journalistieke bijdragen zijn het minst. Enkele reportages zijn niet alleen sterk gedateerd, maar ook tamelijk oppervlakkig en ronduit slecht geschreven. In een interview met Honecker in de gevangenis wordt bijvoorbeeld niets toegevoegd aan wat we allang wisten. De stijl in deze stukken is ook weinig trefzeker. Het cliché wordt bepaald niet geschuwd. Joegoslavische vrouwen, of liever gezegd dat deel waarmee Ash in gesprek raakt, zijn altijd beeldschoon. Ex-partisanen beschikken over een ‘rustige waardigheid’ en ja hoor, Russen eten nog steeds ijsjes midden in de winter – een observatie die in geen enkel reisverhaal over Rusland ontbreekt.
Beeldspraak kan heel mooi zijn, maar als je eigen metaforen met je aan de haal gaan is het mis. Ash gebruikt de bekende ‘schone slaapster’-metafoor voor Midden-Europa, maar doet er vervolgens nog een schepje bovenop: ‘Ze (de schone slaapster) heeft een zwarte panty aangetrokken en is verdwenen naar de disco.’ Aan sommige reportages kleeft het probleem dat het in een paar landen (zoals Polen) sinds 1990 relatief goed gaat. En goed nieuws is natuurlijk geen nieuws. Dat maakt dat de aandacht van de lezer wel eens wegzakt. Iets meer zelfkritiek had bij het samenstellen van de bundel niet misstaan.
Veel beter zijn de meer beschouwende stukken, waarbij de eigen ervaring hoogstens een aanvullende rol speelt. Zo is er een fraai essay over de verhouding tussen de intellectueel en de politiek. Hierin speelt de figuur van Havel, die sinds 1990 als een filosoof-koning de Praagse Burcht bewoont, een voorname rol. Ash koketteert enigszins met zijn persoonlijke vriendschap met Havel. Maar dit zij hem vergeven. Er staat een gedegen analyse tegenover.
In een ander mooi artikel worden de manieren met elkaar vergeleken waarop verschillende dictaturen hun verleden hebben verwerkt. Ash schetst een panorama, waarin hij zowel Zuid-Amerika, Zuid-Afrika, Spanje, Polen, Oost-Duitsland als andere ‘postcommunistische’ staten betrekt. Duitsland heeft achteraf gezien de dictatuur het verstandigst verwerkt door de archieven te openen. Volgens Ash kan in de andere Oost-Europese landen de politiek van ‘amnesie en amnestie’ (de ‘Spaanse’ oplossing) op de lange termijn tot problemen leiden. Ex-communisten zijn nooit ter verantwoording geroepen, maar bekleden inmiddels wel vooraanstaande functies. Dankzij zuiveringen in de voormalige DDR konden echt foute figuren in ieder geval uit de overheidsdienst worden verwijderd. Veel belangrijker nog en niet voorzien door de initiatiefnemers is de enorme therapeutische werking die uitgaat van de toegankelijkheid van de Stasi-archieven. Elke burger over wie een dossier is aangelegd, kan hier zijn akte inzien. Voor de meeste bezoekers is het prettig om eindelijk te weten waarom, hoe en vooral door wie, is ingegrepen in hun leven.
Ook op andere terreinen is Ash erg positief over de Duitse bijdrage aan het postmurale Europa. Zijn vertrouwen in de Duitse democratie is dermate groot dat hij een artikel over de Duitse verkiezingen de titel ‘De banaliteit van het goede’ meegeeft. Het is, aldus Ash, juist Groot-Brittannië dat in het huidige Europa een probleem is. Het boek eindigt zelfs met de observatie dat het Duitse vraagstuk niet meer bestaat.
Mishandeling
Erg storend in deze Nederlandse versie van de bundel is de mishandeling die de door Ash uit het Duits in het Engels vertaalde termen ondergaan. Soms wordt er helemaal niet vertaald, zodat Duitse films opeens Engelse titels hebben. De namen van politieke partijen worden wel in het Nederlands vertaald. Problematisch, want je vraagt je steeds af wat voor lui die Vrije Democraten ook al weer waren. Waarom toch niet afgerekend met die hinderlijke Angelsaksische gewoonte om al dit soort termen te vertalen? Nederlandse lezers kunnen er heel goed tegen dat de Duitse liberale partij gewoon Freie Demokraten heet.
Ash heeft in dit boek niet een geheel nieuw perspectief op de ‘geschiedschrijving van het heden’ gegeven. Zodra hij zich baseert op zijn grote kennis over het recente verleden, krijgen zijn stukken de vaart en vooral de diepgang die ze de moeite waard maken. De vergelijking dringt zich op met Robert Darnton, die vanuit zijn kennis over de revolutie van 1789 een zeer knap dagboek over Berlijn 1989 publiceerde.
Dit artikel is exclusief voor abonnees