Home Het bombardement op Guernica

Het bombardement op Guernica

  • Gepubliceerd op: 21 maart 2007
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Henk Boom
  • 10 minuten leestijd

Op 26 april 1937 voeren vliegtuigen van het Duitse Condor Legioen een verraderlijke aanval uit op het Noord-Spaanse stadje Guernica. In korte tijd staat het stadje volledig in brand. Maar pas in 1997 komen er Duitse verontschuldigingen voor het barbaarse bombardement. Guernica was ook slachtoffer geworden van een propagandaslag.

Meer dan 1600 doden, een kwart van de bevolking van Guernica. Duizenden gewonden. Het Baskische stadje veranderd in een walmende puinhoop. Dat was het resultaat van het eerste massale bombardement vanuit de lucht in een onaangekondigde oorlogsactie. Later zouden bombardementen met nog meer vernietigingskracht worden uitgevoerd op Rotterdam, Coventry, Dresden en Hiroshima. Allemaal met de bedoeling om zoveel mogelijk slachtoffers te maken teneinde de tegenpartij te demoraliseren en te dwingen het verzet op te geven.

Het drama in Guernica werd een dag nadien, nog zonder al te veel details, kort gemeld in de Times van 27 april 1937: ‘Guernica, de oudste stad in Spaans Baskenland en het centrum van Baskische culturele tradities, werd in een luchtaanval gistermiddag door de rebellen bijna volledig verwoest. Het bombardement op de onverdedigde stad ver achter de frontlinie duurde exact drie kwartier. Gedurende die tijd wierpen Duitse vliegtuigen – Junker- en Heinkel-bommenwerpers en Heinkel-gevechtsvliegtuigen – zonder onderbreking bommen van 500 kilogram op de stad. Tegelijkertijd vuurden laagvliegende gevechtsvliegtuigen met machinegeweren op de inwoners die toevlucht hadden gezocht in de velden. Guernica stond in korte tijd volledig in brand.’

Nationalistische symboliek
Aan de gebeurtenissen in Guernica gingen jaren van politieke onrust vooraf. Eind jaren twintig tekende zich in Spanje steeds meer een ‘intern conflict’ af tussen links en rechts. Dat leidde in december 1930 tot het uitroepen van de republiek – een ietwat voorbarige provocatie, met als gevolg dat de leiders van de opstand werden neergeschoten. Maar toen in april 1931 het electoraat in de grote steden zich tijdens de algemene verkiezingen massaal achter de republikeinen schaarde, was het gebeurd met de monarchie. Koning Alfonso XIII moest vluchten. De republiek was een feit. 

Toch kwam er geen politieke stabiliteit. De voortdurende onrust en conflicten culmineerden in juli 1936 in een militaire rebellie in Spaans-Marokko en op de Canarische Eilanden, een opstand die zich al snel uitbreidde naar het Spaanse vasteland. Kort daarna nam generalissimo Francisco Franco de leiding van de rebellen in handen. In september 1936 begonnen de gevechten om de hegemonie in Madrid, een strijd die drie jaar zou duren, omdat de republikeinen steun hadden gekregen van de zogenoemde ‘internationale brigades’. Eind maart 1937 werd een front geopend in Asturië en Baskenland.

Het bombardement op Guernica zou van beslissende invloed zijn op het verloop van de strijd in Noord-Spanje. De oorlog tussen republikeinen, communisten en internationale vrijwilligers enerzijds en de alliantie van Spaanse nationalisten en monarchisten anderzijds eindigde in maart 1939 met de val van Catalonië. Franco was in augustus 1937 al tot caudillo en staatshoofd uitgeroepen, een positie die hij zou behouden tot zijn overlijden in november 1975. Een jaar later werden monarchie en democratie hersteld.

Waar de republikeinen tijdens de burgeroorlog steun kregen van de internationale brigades, zo ontving Franco hulp van zijn twee ‘collega’s’ die in Italië en Duitsland aan de macht waren gekomen: Mussolini en Hitler. Voor de Führer ging die steun verder dan ideologische verwantschap: Spanje had namelijk grondstoffen die hij goed kon gebruiken. Dat resulteerde in veel hand- en spandiensten van de Luftwaffe, vooral waar het ging om troepentransporten door de lucht. Zo rijpte het plan om het Baskische verzet te breken met een verrassingsaanval op Guernica, een stadje beladen met nationalistische symboliek.

Want behalve de marktfunctie die het stadje had, en nog heeft, staat in Guernica de eik waaronder de Spaanse koningen beloofden dat ze de fueros (de speciaal aan Baskenland toegestane ontheffingen) zouden eerbiedigen. Ook zweert daar de lehendakari, de Baskische premier, na zijn verkiezing trouw aan Euskadi, zoals de Basken hun land noemen.

Zee van bloed
Wat er gebeurde op donderdag 26 april 1937 blijkt uit het ooggetuigenverslag van pater Alberto de Onaindia, die later zou worden uitgemaakt voor een ‘rode’ die heulde met de communisten. Pater Alberto kwam die dag terug van Marquina, dertig kilometer ten oosten van Guernica, waar hij zijn moeder en zusters had opgehaald omdat het dorp op het punt stond in handen te vallen van de troepen van Franco.

Toen hij Guernica bereikte, begonnen de sirenes te loeien. Op straat was het een drukte van belang, want het was marktdag. Mensen renden weg om een veilig heenkomen te zoeken. Totdat er een witgeschilderd vliegtuig over de stad scheerde. ‘Het is niets. Alleen maar een witte,’ zei een voorbijganger die niet was weggevlucht. ‘Een paar bommen en dan is het weer gebeurd’. De man refereerde aan wat de meeste Basken al wisten: tweemotorige witte vliegtuigen voeren verkenningsvluchten uit, driemotorige zwarte vliegtuigen vallen aan.

Er vielen drie bommen, en daarmee leek het gevaar geweken. Maar nog geen minuut later zag de pater een squadron van zeven zwarte vliegtuigen naderen, gevolgd door zes andere en daarachter een squadron van nog eens vijf vliegtuigen. Er brak paniek uit, en pater Alberto voerde zijn moeder en zusters mee naar een schuilplaats onder een huis in een buitenwijk van de stad. Nadat de eerste serie bommen was gevallen en toen de hele stad in brand leek te staan, probeerden ze te vluchten. ‘Maar een van de vliegtuigen zag ons. Ze kwamen terug en schoten op ons met machinegeweren. Ik zag in het open veld een boer staan die dodelijk werd getroffen. Waar we ook keken, alles leek een zee van bloed.

Het duurde meer dan een uur voordat de vliegtuigen vertrokken. De explosies en de in elkaar stortende huizen maakten een onvoorstelbaar geluid. Er vielen wel duizend bommen. Later zagen we kraters. Sommige hadden een doorsnee van zestien meter en waren wel acht meter diep. Overal waren vlammen. De mensen die het hadden overleefd, konden hun ogen niet geloven. Sommigen vielen op hun knieën om te bidden.’

Dat Guernica vrijwel van de aardbodem was weggevaagd, daarover bestond nadien geen enkele twijfel. Maar de vraag wie daarvoor verantwoordelijk was geweest, zou nog jaren aanleiding zijn tot polemiek. Enkele maanden na het bombardement benoemde de rechtse regering van nationalisten een onderzoekscommissie. De conclusie was even grotesk als verbijsterend: Guernica was niet getroffen door een bombardement van de luchtmacht, maar de verwoestingen moesten worden toegeschreven aan een wanhoopsdaad van de Baskische regering. Die zou eerst de bevolking hebben geëvacueerd en nadien opdracht hebben gegeven om de stad in brand te steken. De bedoeling was om vervolgens de Spaanse nationalisten de schuld in de schoenen te schuiven.

Omdat veel buitenlandse journalisten ter plekke de Spaanse burgeroorlog versloegen voor hun respectievelijke kranten, ging het bericht over het bombardement binnen 24 uur de hele wereld rond. Maar de politieke reacties waren lauw. In Europese hoofdsteden als Parijs en Moskou kwam het wel tot protestdemonstraties, maar de meeste regeringen namen een afwachtende houding aan, bang als ze waren om betrokken te raken bij een ‘binnenlands conflict’ dat gemakkelijk tot een veel grotere oorlog in Europa kon leiden.

In een intern memo sprak Freiherr Von Richthofen, die de leiding had over het Condor Legioen, twee weken later van ‘een compleet technisch succes’. Volgens dat verslag concentreerden de piloten van de bommenwerpers zich op het centrum van de stad, waar ze lukraak bombardeerden. De rook verhinderde hun strategische doelen te bestoken zoals het treinstation, een brug over de rivier de Oka en de met symboliek beladen eik van Guernica. ‘De stad was 24 uur geheel van de buitenwereld afgesloten. Uitstekende voorwaarden voor een grote overwinning als grondtroepen onmiddellijk waren gevolgd,’ rapporteerde Von Richthofen.

Maar de Spaanse nationalisten bleven ontkennen dat het Duitse vliegtuigen waren geweest. Op 5 mei verstuurde de toenmalige Duitse ambassadeur Wilhelm von Faupel een telegram naar Berlijn. Daarin meldde hij dat het persagentschap van de nationale regering een bericht had gestuurd aan alle buitenlandse persvertegenwoordigers waarin ten stelligste werd ontkend dat de vernietiging van Guernica het gevolg zou zijn geweest van Duitse bombardementsvluchten. Von Faupel citeert uit het persbericht: ‘Guernica werd in brand gestoken en teruggebracht tot ruïnes door de rode horden die een criminele dienst bewezen aan Aguirre, de president van de Baskische republiek. Aguirre plande de vernietiging van Guernica met de duivelse bedoeling om de schuld bij de vijand te leggen en zodoende een storm van verontwaardiging te ontketenen onder de al verslagen en gedemoraliseerde Basken.’

Propagandaslag
Pas in 1975, na de dood van Franco en het herstel van de Spaanse democratie, kwamen de herinneringen aan het bombardement weer bovendrijven. De Basken eisten openbare verontschuldigingen voor de wandaad. De reactie uit Duitsland was lauw. Weliswaar werd van regeringszijde toegegeven dat ‘elementen van het Condor Legioen en enkele Italiaanse strijdkrachten’ Guernica hadden gebombardeerd, maar de scepsis over de berichtgeving in 1937 en de medewerking van het Condor Legioen bleef. Guernica werd daarmee niet alleen het slachtoffer van een terreurdaad die zich nog niet eerder had voorgedaan, maar ook van een propagandaslag. In Duitse bronnen wordt dan met enige voorliefde een citaat van maarschalk Montgomery geciteerd: ‘Geschiedschrijving is de tweede overwinning op de verslagenen.’

In de aan Guernica gewijde naoorlogse Duitse analyses wordt de Engelse berichtgeving gelaakt. De Britse regering had er immers baat bij om de Duitsers een ‘volkerenmoord’ in de schoenen te schuiven, zo heet het dan. Aan ooggetuigenverslagen wordt getwijfeld. Times-verslaggever G.L. Steer, die zijn krant bediende met schrijnende reportages, wordt verweten dat hij op de dag van het bombardement niet eens ter plekke was, en dus ook onmogelijk met eigen ogen kan hebben gezien wat er op die bewuste donderdagmiddag gebeurde.

In die Duitse pogingen om de vermeende Engelse propaganda te weerspreken, komen twee elementen steeds terug. Dat de Duitse Luftwaffe het bombardement zou hebben uitgevoerd om nieuwe bombardementstechnieken en modernere wapens uit te proberen, wordt consequent tegengesproken. Daarbij wordt de Duitse veldmaarschalk Milch geciteerd, die na de Tweede Wereldoorlog verklaarde dat er geen sprake was van een wapentest: ‘Daar was zelfs niet aan gedacht.’ Ook het argument dat Guernica een testcase moest zijn voor luchtaanvallen op Engeland wordt weerlegd. Dat op dit nieuwe facet van de oorlog uit de lucht het etiket ‘Made in Germany’ kon worden geplakt, wordt eveneens bestreden. De Duitse bronnen houden vol dat op dat etiket ‘Made in England’ moest komen te staan, omdat de Britse RAF als eerste massale bombardementen op civiele doelen had uitgevoerd.

Het duurde uiteindelijk zestig jaar eer er Duitse verontschuldigingen kwamen voor het barbaarse bombardement. Tien jaar geleden, op 26 april 1997, las de ambassadeur van Duitsland in Spanje, Hening Wegener, een boodschap voor van de toenmalige Bondspresident Roman Herzog. Dat gebeurde tijdens een herdenkingsplechtigheid in Guernica zelf. ‘Uitdrukkelijk erken ik de schuld van de betrokken Duitse vliegtuigen,’ aldus de boodschap van Herzog, zonder verder in te gaan op de vraag wie opdracht had gegeven tot het bombardement. Eerder al was de schuldvraag aan de orde gekomen in de Duitse Bundestag. Christendemocraten en liberalen hadden zich systematisch verzet tegen elk initiatief dat tot een publieke verzoeningsdaad moest leiden. Ook een door de Groenen en sociaaldemocraten ingediende resolutie, waarin namens het Duitse volk excuses zouden worden aangeboden, haalde het niet.

Meer informatie:

Boek en sites
Een zeer boeiend en lezenswaardig boek is het door de Nederlandse in Londen wonende architect Gijs van Hensbergen geschreven Guernica (2005). Voor meer informatie over Guernica en de gebeurtenissen in april 1937 kunnen onder meer de volgende websites worden geconsulteerd: www.museumserver.nl/museumkrant/editie23/pag2.htm, www.kunstbus.nl/verklaringen/guernica.html, www.mkw-uitgevers.nl/hegu.html en www.geocities.com/capitolhill/9820/guernica.htm. 

Picasso
Guernica werd kort na het bombardement vereeuwigd door de Spaanse schilder Pablo Picasso. Hij had al een opdracht gekregen voor een muurschildering voor het Spaanse paviljoen op de wereldtentoonstelling in 1937 in Parijs. In zijn atelier in de Franse hoofdstad componeerde Picasso in enkele maanden tijd zijn fascinerende aanklacht tegen het oorlogsgeweld.

Het Museum voor Moderne Kunst (MoMA) in New York ontfermde zich in 1939 over het schilderij om te voorkomen dat het in handen van de nazi’s zou vallen. Picasso, die in 1973 overleed, bepaalde in zijn testament dat het immense doek (ruim 3,5 bij 7,7 meter) niet eerder naar Spanje mocht verhuizen ‘of de republiek moest zijn hersteld’. In 1981 kocht de Spaanse staat het doek. De democratie was immers hersteld, ook al was Spanje geen republiek meer, maar een monarchie.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.