Home Hermann von der Dunk (1928-2018): ‘Helden zijn onmisbaar’

Hermann von der Dunk (1928-2018): ‘Helden zijn onmisbaar’

  • Gepubliceerd op: 15 november 2000
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Hermann von der Dunk
Hermann von der Dunk (1928-2018): ‘Helden zijn onmisbaar’

Hermann von der Dunk, die op 22 augustus jongstsleden is overleden, was aan het begin van het millennium vaste auteur van Historisch Nieuwsblad. De toen al emeritus hoogleraar contemporaine geschiedenis vulde de rubriek Het Hoge Woord met zijn opinies. Altijd in zwierig proza, met veel humor en licht provocatief.
 
Sommige van Von der Dunks opiniestukken gaan over kwesties die nu nog steeds de gemoederen bezighouden. Zoals onderstaand artikel uit 2000, waarin hij niet zonder ironie schrijft over ‘alle hedendaagse ontluisteringen van helden of vaderfiguren waar juist historici een deel van hun functie en betekenis aan ontlenen’. Een stuk dat het waard is om te herlezen.

In Nederland worden grote talenten snel als bedreigend of irritant ervaren. Heldenverering is slechts in twee gevallen toegestaan. Bij doden, want die staan niemand meer in de weg, en bij landgenoten die het oog van de wereld op Nederland vestigen.

Onlangs werd mij door een respectabel Nederlands dagblad de vraag voorgelegd hoe ik de uitbundigheid, waarmee onze velen gouden en zilveren medaillehelden in Sydney hier op het schild werden geheven kon rijmen met de bekende these dat in Nederland niemand die boven het maaiveld uitsteekt wordt geduld; kortom met de van huis uit zowel calvinistische als democratische opvatting dat wij allen au fond gelijk zijn of behoren te zijn. Dat strookte slecht met de heldenverering waar de publiciteit zich nu aan overgaf.
        
De vraag is niet onaardig. Het zou te goedkoop zijn om te antwoorden dat die hele maaiveldthese natuurlijk een generalisatie is, of met de gemeenplaats dat zo’n uitzondering de regel bevestigt. Dat we geregeld kampioenen die internationale lauweren hebben vergaard met niet minder trots en heisa binnenhalen dan andere naties dat doen is echter niets nieuws. Men denke aan de viervoudig vergulde Fanny Blankers-Koen in 1948, aan Anton Geesink, aan Ard Schenk of Kees Verkerk, aan de Ajax-sterren in de jaren zeventig, polonaisedansend samen met Den Uyl rond het Catshuis. Men stelle zich Thorbecke, Kuyper of Colijn voor; aldus springend en hossend met voetballers op het Binnenhof!
   

Onze samenleving zou een afwijking vertonen wanneer alom erkende prestaties van landgenoten haar koud lieten

Is Nederland drastisch veranderd? Of geldt het misschien alleen voor de sport? Natuurlijk niet, al is de sport, voetbal voorop, veruit het belangrijkste publieke gebeuren geworden. Als een Nederlander de Nobelprijs wint – in de natuurwetenschappen komt dat zo nu en dan voor – is dat eveneens groot nieuws, ook al speelt de wetenschap zich per definitie buiten de zone af die het brede publiek opwindt. Maar onze samenleving zou een afwijking vertonen, wanneer alom erkende prestaties van landgenoten haar koud lieten. We horen even vaak en nadrukkelijk dat we een klein landje zijn als we horen dat we eigenlijk helemaal niet zo’n klein landje zijn, eerder ‘middelgroot’ en in veel opzichten zeer voorbeeldig.
        
Ik denk dat een klein land extra opveert, wanneer het in de internationale arena naam maakt en de aandacht trekt. Nederland toont zich in elk geval alleszins gevoelig hiervoor en zoals iedere natie is zij degenen die daarvoor hebben gezorgd dankbaar. Is dat heldenverering? En zo ja, botst het met die puriteinse deemoed en nivelleringsdrang?
 

Wapengekletter

Helden zijn onmisbaar. Voor elke samenleving en voor ieder mens. Wie dat ontkent, of daar meewarig over doet, begrijpt niets van de menselijke natuur, inclusief zijn eigen psyche. De vele tirades tegen heldenverering in de laatste eeuw door ontelbare befaamde ‘debunkers’, van Lytton Strachey – niet te vinden in de Grote Winkler Prins! – en zijn vermaarde schoonmaak onder de Victorians, tot en met alle hedendaagse ontluisteringen van helden of vaderfiguren waar juist historici een deel van hun functie en betekenis aan ontlenen, waren en zijn gemunt op specifieke helden en een specifiek soort aanhang: de helden van het nationalisme, van een religie, van een romantische of juist anti-romantische geest, van een rechtse of linkse traditie.
        
Men treft een partij of richting in de politiek, de kunsten, de wetenschappen het best door de betreffende helden te verpulveren. De verminking van godenbeelden, de bezoedeling van heiligen was vanaf de oudste tijden de meest venijnige aanslag op een volk, een dodelijke dolkstoot direct in het hart van zijn volksbewustzijn die dan ook onmiddellijk een felle pijnkreet en een furieuze reactie ontketende. Daar is nog weinig aan veranderd als we denken aan de verbeten worsteling om Jeruzalem. Helden zijn de geseculariseerde heiligen en beiden zijn symbolen en die symbolen zijn het kompas waarop iedereen zijn bootje stuurt, individueel en collectief. Wie iemands helden kent, kent zijn ziel.

Maar omdat het woord ‘held’ vanaf Homerus en de Oudheid allereerst in verband werd gebracht met helm en zwaard en veel wapengekletter, heeft het in het Nederlands, ook in zijn overdrachtelijke betekenis, een verdacht geurtje gekregen. De burgerlijke koopmansgeest zag niets in oorlog en het soldatenethos was hier onbekend. Vandaar de ietwat ironiserende of knipogende toonval die al snel gangbaar is bij het woord ‘held’.
 

In de twintigste eeuw hebben we telkens kunnen meemaken hoe de helden van gisteren werden ontmanteld

Bovendien hebben we in de afgelopen eeuw telkens kunnen meemaken hoe de helden van gisteren werden ontmanteld. Dat hing nauw samen met de kritiek in heel Europa op het nationalisme en op de nationale mythes die van de helden wemelden. Ontmanteling niet alleen buiten de grenzen (waar het nooit onze helden waren) maar ook van allerlei vaderlandse standbeelden, zoals van Van Heutsz – die toch voor een groot deel van de natie feitelijk een heldenfunctie bekleedde, ook al was men hier zuinig met die term, om bovengenoemde redenen.
        
Kortom ‘de held’ in zijn klassieke betekenis van krijger paste nooit zo erg in de Nederlandse cultuur. Dat hing ook samen met de bekende aversie tegen persoonlijke macht, de achterdocht jegens de tiran, de absolutistische vorst, de dictator. Het christelijk-calvinistische ethos dat zelfverheffing en persoonlijke praal als hybris veroordeelde, was daar stellig niet vreemd aan. Anderzijds kenden we natuurlijk wel de zeehelden. Daar was de term vrij van de gebruikelijke aanhalingstekens, maar die zeehelden, de De Ruyters en Tromps, waren dan ook altijd keurig dienaren gebleven van de staat.
 

Doodgewone Nederlander

Natuurlijk hing die innerlijke reserve tegen de militaire held, de landheld, ook samen met de militaire zwakte. Herhaaldelijk blijkt dat die onverschilligheid afbladdert zodra een landgenoot het te velde goed doet. In wezen vormt Nederland dus helemaal geen uitzondering, en waar het civiele zaken betreft, kunsten, wetenschappen, sport vooral, is de aanwezigheid van ‘helden’ – ook als die term onder intellectuelen met een lichte glimlach pleegt te worden gebruikt – zo onuitroeibaar gebleken als overal.

Trouwens bij de geloofsheld en de verzetsheld ontbrak altijd elke ludieke bijsmaak en werd men ernstig. Beide typen zijn namelijk contrasthelden, dulders, negaties van de klassieke glorierijke krijgsman en ze pasten daarmee voortreffelijk in het christelijke ethos. Ze hanteren niet het zwaard maar trotseren het. Als ze zich desnoods de tanden laten uitslaan, dan niet op basis van het tand-om-tand- reglement dat oorlog heet.
 

Elke verstandige politicus weet dat hij hooguit voor primus inter pares mag spelen, wil hij niet lelijk op zijn neus vallen        

Maar die veel gehanteerde maaiveldthese dan, dat kenmerk van de Nederlandse samenleving? Die gold allereerst voor het politieke domein waar het trauma van de Spaanse absolutistische kroon de politieke cultuur van de oude republiek heeft bepaald. Het college van regenten, van formeel gelijken binnen hun stand, had de macht, niet de enkeling. Dat beginsel werd onder alle omstandigheden opgehouden. De moderne democratie kon hier heel natuurlijk op voortbouwen en nog steeds weet elke verstandige politicus – hoe zeer ook op macht belust – dat hij uiterlijke en formele grenzen dient te respecteren, dat hij hooguit voor primus inter pares mag spelen, wil hij niet lelijk op zijn neus vallen.
        
Maar dat republikeinse beginsel – gesteund door het christelijke gebod van ootmoed en nederigheid dat onze hele geseculariseerde maatschappij intens heeft doordrongen – verloor toch ook op andere terreinen niet zijn geldigheid: laat niemand zich beter dunken dan een ander! Grote talenten worden snel als irritant of bedreigend ervaren en het ruimtegebrek in dit volle land stimuleert op elk terrein de territoriumdrift, niet het minst in de wetenschap. Heldenverering is echter volop aanwezig en toegestaan in twee gevallen: Bij de doden, die niemand meer in de weg staan en bij landgenoten die het oog van de wereld op Nederland vestigen. Zie de recente Sydney-sterren. Export, ook export van een mooie naam is altijd welkom op elk gebied, en de exporteurs krijgen als helden hun verdiende hulde. Al pleegt bij alle jubel met nadruk te worden vermeld dat de held natuurlijk een doodgewone Nederlander blijft. Waarmee men een klein beetje ook zichzelf bejubelt.

Hermann von der Dunk (1928-2018) was hoogleraar geschiedenis in Utrecht. Afwisselend met F.R. Ankersmit schreef hij in Historisch Nieuwsblad korte historische beschouwingen naar aanleiding van actuele ontwikkelingen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.