Home Hans Knoop over de jacht op oorlogsmisdadiger Pieter Menten

Hans Knoop over de jacht op oorlogsmisdadiger Pieter Menten

  • Gepubliceerd op: 22 oktober 2001
  • Laatste update 10 mei 2023
  • Auteur:
    Marchien den Hertog
  • 9 minuten leestijd
Hans Knoop over Pieter Menten

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Historischnieuwsblad.nl? U bent al lid vanaf €1,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Ademloos volgde Nederland in 1976 de jacht van journalist Hans Knoop op oorlogsmisdadiger Pieter Menten. Het was David tegen Goliath in het volle zicht van de televisiekijker.

Het zijn de donkere dagen voor kerst 1976. In het vliegtuig na zijn uitlevering door Zwitserland hoort Pieter Menten de mop voor het eerst: `Menten heeft in al zijn broeken ritssluitingen laten zetten. Hij kan geen Knoop meer zien.’ Een halfjaar lang heeft journalist Hans Knoop de rijke zakenman verbeten bestookt met publicaties in het weekblad Accent, waarin hij diens oorlogsverleden stukje bij beetje onthult. En het is Knoop die Menten terugvindt in Zwitserland, nadat hij vlak voor zijn arrestatie spoorloos is verdwenen. De foto’s van Mentens aanhouding gaan de wereld over. Ondertussen ligt minister van Justitie Dries van Agt onder vuur en zindert de Nederlandse pers van speculaties. Hoe komt het dat Menten na de oorlog nauwelijks is bestraft, en dat hij jarenlang als een vrij man in zijn Blaricumse villa heeft gewoond?

Meer interviews lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Hans Knoop hoort voor het eerst over Menten van publiciste Henriëtte Boas. Zij leest in juni 1976 een artikel over Menten in De Telegraaf, waarin wordt aangekondigd dat hij een aantal van zijn kunstschatten wil laten veilen. Boas heeft contact met een Israëlische journalist, familie van een van Mentens slachtoffers, die Menten beschuldigt van massamoord. Ze vraagt Hans Knoop de aantijgingen te onderzoeken. Knoop vindt het een mooi verhaal en besluit Menten op te zoeken.

Hoe verliep die eerste confrontatie met Menten?
`Ik had hem aan de telefoon verteld dat ik in Accent aandacht wilde besteden aan de veiling, dus toen ik hem zaterdagochtend thuis opzocht, stond hij glunderend op me te wachten. Een opmerkelijk vitale, goed uitziende vent. Hij was heel vriendelijk en charmant, en had taart laten aanrukken. Na een kopje koffie confronteerde ik hem met de beschuldiging. Menten toonde geen spoor van emotie en ontkende. Maar hij bleef vriendelijk; hij stelde het op prijs dat ik zijn reactie had gevraagd. Ik was ook nog niet overtuigd van zijn schuld. Dat gebeurde pas in de loop van het weekend.

Toen Menten zondag in de gaten kreeg dat ik niet van plan was van publicatie af te zien, begon hij me te bellen. Het waren heel korte gesprekken, maar als ik had opgehangen hing hij vijf minuten later weer aan de lijn, de hele avond lang. Eerst probeerde hij me om te kopen; hij wilde zelfs vijftigduizend gulden in het Simon Wiesenthal-fonds storten. Toen ik daar niet op inging, begon hij te dreigen: hij zou mijn carrière om zeep helpen – wie dacht ik wel dat ik was? Op dat moment wist ik dat het niet koosjer zat.

‘Menten probeerde me om te kopen: hij wilde zelfs 50.000 gulden in het Simon Wiesenthal-fonds storten’

Toen Accent de woensdag daarop verscheen, werd ik gebeld door Mentens vrouw. Ze deelde me mee dat ik – een Jood – met dit artikel Christus voor de tweede keer had gekruisigd.’

Wat gebeurde er na die eerste publicatie?
`Ik was er nu gevoelsmatig van overtuigd dat Menten schuldig was, maar er moest nog hard bewijs op tafel komen. Ik heb veel geluk gehad; het bewijsmateriaal werd bij wijze van spreken met postzakken tegelijk bezorgd toen de zaak ging rollen. Documenten kwamen boven water; ooggetuigen meldden zich. De apotheose kwam toen ik toestemming kreeg van de Russische regering om terug te gaan naar de twee plaatsen in Oost-Galicië waar Menten volgens de getuigen betrokken was geweest bij massa-executies. Tijdens dat bezoek werd in het dorp Podhorodce een van die graven geopend.

De executies hadden plaatsgevonden in de tuin van de familie Pistiner. Pistiner was een Joodse zakenman met wie Menten voor de oorlog intiem bevriend was, maar met wie hij eind jaren dertig een zakelijk conflict kreeg. In de tuin van die Pistiner heeft Menten in 1941 alle Joden en niet-Joden met wie hij nog een appeltje te schillen had verzameld. Vervolgens liet hij het hele dorp optrommelen om aanwezig te zijn bij hun executie.

Toen ik daar in 1976 terugkwam, stonden er opnieuw tientallen mensen langs het graf; zij waren als kind bij de executies aanwezig geweest. Ik hoefde de recorder maar aan te zetten of de ene na de andere getuigenis rolde op de band. Ik kwam met wel twintig, dertig ooggetuigenverklaringen terug, plus de foto’s van de opgravingen. Op dat moment was het onvermijdelijk dat de Nederlandse politie tot aanhouding zou overgaan.’

Maar Menten verdween in het weekend dat hij gearresteerd zou worden. Hoe hebt u hem weer opgespoord?
`Ik had het verhaal over mijn bezoek aan Rusland inmiddels aan Stern verkocht en heb de redactie gevraagd om haar buitenlandse netwerk uit te laten kijken naar Menten. Enkele weken na zijn vlucht rinkelde thuis de telefoon en zei mijn collega uit Hamburg: “Ich habe Menten für Sie.” Een Zwitserse journalist had Menten gezien in het plaatsje Uster bij Zürich.

Ik ben nog dezelfde avond met drie of vier Nederlandse politiemannen naar Zwitserland gevlogen. Op het vliegveld stond onze informant te wachten, en met hem zijn we naar dat slapende voorstadje van Zürich gereden. Mentens hotel bevond zich in een klein winkelcentrum. Ik mocht van de Zwitsers niet mee naar boven naar zijn kamer, dus moest ik beneden in de hal wachten.

Toen de lift beneden kwam en de deur openging, stond Menten daar. Hij was verrast toen hij mij zag staan en riep een paar keer achter elkaar: “Vuile rotjood!” Vervolgens moesten we een minuut of zeven lopen naar het dichtstbijzijnde politiebureau. De straat was compleet verlaten. Er lag wat sneeuw en het vroor; je hoorde elke stap kraken in de sneeuw. Ik liep voor Menten uit, maar had me omgedraaid om hem in het gezicht te kijken. En het enige wat in dat straatje weerklonk waren zijn antisemitische scheldkanonnades.’

‘Menten was geen klassieke antisemiet, hij kon Joodse vrienden hebben als hem dat uitkwam. Even gemakkelijk liet hij ze executeren’

Was Menten zo antisemitisch?
`Nee, hij was geen klassieke antisemiet. Hij kon als hem dat uitkwam Joodse vrienden hebben, maar liet ze ook even gemakkelijk executeren. Pieter Menten was de personificatie van een gewetenloze opportunist. Hij werd gedreven door maar één beginsel: het verkrijgen van macht en geld. Dat staat trouwens ook in het vonnis van de rechtbank toen hij in 1980 veroordeeld werd voor de moorden in Podhorodce. Menten was een in- en inslecht mens, zonder ook maar enig spoor van een geweten. Hij was in geen enkel opzicht de klassieke oorlogsmisdadiger. Niet de keurige kantoorboekhouder à la Eichmann, die door de oorlog plotseling een massamoordenaar wordt. Menten was voor de oorlog ook al een schoft; zijn fortuin had hij met diefstal en intimidatie bij elkaar gebracht. De oorlog heeft hij alleen maar gebruikt voor zijn eigen oorlog. De massamoorden waarbij hij betrokken was zijn in geen enkel archief terug te vinden. Natuurlijk niet. Het waren geen Duitse acties; het waren Menten-acties.’

Menten stond direct na de oorlog al terecht op verdenking van collaboratie. Hij kreeg toen maar acht maanden. KVP-lid en Tweede-Kamervoorzitter Kortenhorst verdedigde hem. Is het waar dat Menten na zijn veroordeling tweehonderdduizend gulden heeft overgemaakt aan de KVP?
`Jazeker. Daarvoor is alleen nooit een hard bewijs boven water gekomen. Maar een werknemer van de Dresder Bank heeft mij indertijd een kopie van de overschrijving aan Kortenhorst laten zien. Daar mocht ik alleen niets mee doen. Er zou ook niets op tegen zijn geweest als Kortenhorst dat geld namens de partij in ontvangst had genomen als politieke steun, al kun je daar je bedenkingen bij hebben. Maar wat natuurlijk absoluut niet kon is dat zijn functies als juridisch raadsman en politicus door elkaar liepen. Ik herinner me bijvoorbeeld dat Kortenhorst F.P.Th. Rohling, de rechter-commissaris in de naoorlogse zaak-Menten, uitnodigde om eens over de zaak te praten. Kortenhorst belde als Mentens advocaat, maar wilde dat Rohling hem zou ontmoeten in zijn werkkamer bij de Tweede Kamer in Den Haag. Menten heeft duidelijk politieke bescherming gekocht.’

Is er een lijn te trekken van het KVP-optreden na de oorlog naar de laksheid van minister van Justitie Van Agt in 1976?
`Nee, dat was toeval. Van Agt heeft in tegenstelling tot Kortenhorst nooit bewust geprobeerd Menten te zuiveren. Van Agt was gewoon niet in de zaak geïnteresseerd. Hij was een onhandige minister die geen gevoel had voor wat er in de samenleving leefde, laat staan in kringen van het voormalig verzet en de Joodse gemeenschap. Dat is iets anders dan Menten de dans laten ontspringen.’

Hoe was uw relatie met Van Agt?
`De man stelde zich steeds agressiever tegen mij op; ik was natuurlijk de nagel aan zijn politieke doodskist. Alles was mijn schuld, zelfs Mentens vlucht, want ik had me vreselijk onverantwoordelijk gedragen door bewijsstukken af te drukken. Terwijl ik Van Agt nota bene van tevoren had gewaarschuwd dat Menten de benen zou nemen.

Als politicus heb ik van Van Agt nog steeds geen hoge dunk. Maar de persoon Van Agt neem ik niets kwalijk. Ik heb hem nog één keer teruggezien – dat is een curieus verhaal. De redactie van het NOS-journaal in Hilversum vroeg me eind 1976 voor het oudejaarsoverzicht. Van Agt was daar ook. Ik bleef na de uitzending iets drinken; Van Agt ging weg. Het sneeuwde buiten en hij moest nog naar Den Haag. Maar wie stapte daar tot mijn verbazing drie kwartier later weer de foyer in? Van Agt. Hij kwam naar me toe en zei: “Ik reed al bij Ouderijn toen ik tegen mijn chauffeur zei: `Ik ben er niet zeker van of ik meneer Knoop een hand heb gegeven.’ We rijden weer terug voor het geval ik het ben vergeten.”’

De krantenknipsels over Menten beslaan bijna twee meter archief. Waarom heeft de affaire Nederland zo beziggehouden?
`De jacht op Menten had, hoe banaal dat ook klinkt, een hoge amusementswaarde. De affaire had een David-Goliath-aspect: the good guy versus the bad guy. En het duel werd uitgevochten in het volle zicht van de Nederlands televisiekijker. Daarnaast werd het complotdenken van de man in de straat gevoed: zie je wel, de politiek pakt Menten niet omdat hij geld heeft. Maar een gemotiveerde, professionele journalistieke ploeg was uiteindelijk zowel Menten – Goliath – als de falende overheid te slim af. Wat is er mooier? Het was een Peyton Place-achtige serie waarin steeds onverwachte ontwikkelingen plaatsvonden. Dat verveelde niet.’