Hoe groots en meeslepend was het leven van een achttiende-eeuwse jonker uit een Noord-Gronings terpdorpje? Volgens Sytze van der Veen is
Geboren in of nabij Oldenhove, ging de katholieke Ripperda aanvankelijk naar school in Emmerik, waarna hij het jezuïetencollege in Keulen bezocht. Terug in
Dat land was in de vroege achttiende eeuw een koninkrijk in verval, bestuurd door een hofelite die zich krampachtig vastklampte aan vergane glorie. Zo’n omgeving, waarin iedere realiteitszin zoek leek en politieke coalities elkaar voordurend afwisselden, schiep kansen voor mensen als Ripperda. Van der Veen karakteriseert het politieke klimaat met een verwijzing naar de economische windhandel van die dagen: een zeepbel, die vroeg of laat gedoemd was uiteen te spatten.
Maar zelfs dan blijft het raadselachtig hoe een Groninger jonker de Spaanse politiek van het ene op het andere ogenblik in zijn greep kreeg. Als Nederlandse ambassadeur weet Ripperda vertrouwen te winnen aan het Madrileense
Hoogmoed en schandalen leiden al een jaar later tot zijn even sensationele val. Hertog Ripperda belandt in
Weinig verrassend gaat ook dit nieuwe thuisland hem snel vervelen en in 1731 melden internationale kranten dat Ripperda in Marokko is gesignaleerd. In dienst van de lokale sultan leidt hij nog een mislukte militaire expeditie, om ten slotte zijn laatste dagen te slijten in het exotische Tetuan. Een groots geleid leven als dat van Ripperda ging uiteraard gepaard met ten minste drie vrouwen en een onbekend aantal kinderen.
Gezien die overdaad aan bizarre ingrediënten is het niet vreemd dat het leven van Ripperda aanleiding is geweest voor veel mythevorming. Latere biografen maakten van de kleurrijke Groninger meestal een absurde achttiende-eeuwse kermisattractie. Sytze van der Veen weet dat karikaturale beeld zorgvuldig af te stoffen en de persoon Ripperda meer historisch reliëf te geven.
Daarmee sluit hij echter in zekere zin ook aan bij de bestaande traditie. Ook Van der Veen wil namelijk een mens van vlees en bloed van Ripperda maken, en daartoe worden literaire stijlmiddelen niet geschuwd. In dit boek wisselen barokke volzinnen, bloemrijke metaforen en beeldende sfeerbeschrijvingen elkaar in snel tempo af.
En ook op een andere manier is de biograaf in dit boek even aanwezig als
Geert H. Janssen is auteur van Het stokje van Oldenbarnevelt (2001) en Creaturen van de macht. Cliëntelisme bij Willem Frederik van Nassau 1613-1664 (2001).
Dit artikel is exclusief voor abonnees