Home Groots geleid leven

Groots geleid leven

  • Gepubliceerd op: 22 augustus 2007
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Geert H. Janssen

Een groots geleid leven 

Hoe groots en meeslepend was het leven van een achttiende-eeuwse jonker uit een Noord-Gronings terpdorpje? Volgens Sytze van der Veen is de biografie van Johan Willem Ripperda (1682-1737) in ieder geval meer dan 600 pagina’s waard. Ingewijden zullen zich niet verbazen over die monumentale omvang, want het levensverhaal van deze Ommelander edelman is van een zeldzame schilderachtigheid.



Geboren in of nabij Oldenhove, ging de katholieke Ripperda aanvankelijk naar school in Emmerik, waarna hij het jezuïetencollege in Keulen bezocht. Terug in Groningen sloot de jonker een goed huwelijk met de gefortuneerde Alida Schellingwou en werd hij lidmaat van ‘haar’ gereformeerde kerk. Die stap opende ook een carrière in het openbaar bestuur. Na enkele onstuimige en met schandalen omgeven jaren in de Groninger politiek ontwikkelde Ripperda zich verder in de Staten-Generaal en als ambassadeur van de Republiek in Spanje.

Dat land was in de vroege achttiende eeuw een koninkrijk in verval, bestuurd door een hofelite die zich krampachtig vastklampte aan vergane glorie. Zo’n omgeving, waarin iedere realiteitszin zoek leek en politieke coalities elkaar voordurend afwisselden, schiep kansen voor mensen als Ripperda. Van der Veen karakteriseert het politieke klimaat met een verwijzing naar de economische windhandel van die dagen: een zeepbel, die vroeg of laat gedoemd was uiteen te spatten.

Maar zelfs dan blijft het raadselachtig hoe een Groninger jonker de Spaanse politiek van het ene op het andere ogenblik in zijn greep kreeg. Als Nederlandse ambassadeur weet Ripperda vertrouwen te winnen aan het Madrileense hof en na een herbekering tot het katholicisme wordt hij directeur van een koninklijke lakenfabriek. In 1725 stuurt Filips V hem als geheim gezant naar Wenen waar ‘Don Ripperdá’ een opzienbarend, maar dubieus verdrag met de Habsburgse keizer weet te sluiten. De omhooggevallen diplomaat schopt het vervolgens tot hertog, Grande en ten slotte tot eerste minister van Spanje.

Hoogmoed en schandalen leiden al een jaar later tot zijn even sensationele val. Hertog Ripperda belandt in 1726 in een Spaanse cel, waar hij – geheel in stijl – een verhouding met de dienstmeid begint, die hem vervolgens helpt te ontsnappen. In Londen aangekomen verkoopt Ripperda zijn Spaanse staatsgeheimen en leeft dankzij Britse toelages in vorstelijke weelde.

Weinig verrassend gaat ook dit nieuwe thuisland hem snel vervelen en in 1731 melden internationale kranten dat Ripperda in Marokko is gesignaleerd. In dienst van de lokale sultan leidt hij nog een mislukte militaire expeditie, om ten slotte zijn laatste dagen te slijten in het exotische Tetuan. Een groots geleid leven als dat van Ripperda ging uiteraard gepaard met ten minste drie vrouwen en een onbekend aantal kinderen.

Gezien die overdaad aan bizarre ingrediënten is het niet vreemd dat het leven van Ripperda aanleiding is geweest voor veel mythevorming. Latere biografen maakten van de kleurrijke Groninger meestal een absurde achttiende-eeuwse kermisattractie. Sytze van der Veen weet dat karikaturale beeld zorgvuldig af te stoffen en de persoon Ripperda meer historisch reliëf te geven.
Daarmee sluit hij echter in zekere zin ook aan bij de bestaande traditie. Ook Van der Veen wil namelijk een mens van vlees en bloed van Ripperda maken, en daartoe worden literaire stijlmiddelen niet geschuwd. In dit boek wisselen barokke volzinnen, bloemrijke metaforen en beeldende sfeerbeschrijvingen elkaar in snel tempo af.

En ook op een andere manier is de biograaf in dit boek even aanwezig als de held van zijn verhaal. Van der Veen vindt het herhaaldelijk ‘jammer’ dat Ripperda iets wel of juist niet deed, ‘hoopt’ dat een jonge moeder voor haar dood haar kinderen nog heeft gezien, en vindt bepaalde gedragingen zonder meer ‘onverkwikkelijk’. Een Spaanse Groninger in Marokko is daarmee tegelijkertijd een portret van Sytze van der Veen geworden. 


Geert H. Janssen is auteur van Het stokje van Oldenbarnevelt (2001) en Creaturen van de macht. Cliëntelisme bij Willem Frederik van Nassau 1613-1664 (2001).

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.