Home Tien succesvolle milieumaatregelen uit het verleden

Tien succesvolle milieumaatregelen uit het verleden

  • Gepubliceerd op: 18 juni 2019
  • Laatste update 15 apr 2024
  • Auteur:
    Ed Croonenberg
  • 12 minuten leestijd
Tien succesvolle milieumaatregelen uit het verleden

Vervuiling, jacht en overbevolking vormen een zware belasting voor het milieu. Overheden zijn op zoek naar manieren om het tij te keren en het leven van mens en dier te verbeteren. Tien geslaagde voorbeelden.

1. Waterzuivering

De belangrijkste milieumaatregel ooit is de zuivering van het drinkwater. Toen in 1854 een uitbraak van cholera plaatsvond in de Londense wijk Soho, markeerde de Britse arts John Snow op een kaart de woningen van de getroffenen. Op deze manier wist hij de bron van de uitbraak te lokaliseren: een waterpomp in Broad Street. Hoewel het stadsbestuur dit ontkende, werd niet lang daarna ontdekt dat cholera en tyfus inderdaad worden veroorzaakt door poep in het drinkwater.

Ook Nederland kampte met dit probleem. Nog in 1866 overleden in Amsterdam 1151 mensen aan de ziekte. De stad was toen al begonnen met de distributie van schoon drinkwater uit de duinen. In 1906 werd in Voorburg de eerste rioolzuiveringsinstallatie in gebruik genomen. Vanaf 1970 is het zuiveren van afvalwater in Nederland bij wet verplicht.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

De kans dat je in Nederland een infectieziekte oploopt via drinkwater is nihil. Een groeiend probleem vormen tegenwoordig wel de restanten van geneesmiddelen in het water. Volgens onderzoekers is dit mede te wijten aan de vergrijzing: ouderen slikken meer pillen dan jongeren.

2. Einde walvisvaart

Sinds Willem Cornelisz. van Muyden in 1613 de eerste Nederlandse walvisvaarders naar Spitsbergen leidde, is Nederland er medeverantwoordelijk voor dat ’s werelds walvispopulaties op een haar na zijn uitgeroeid. Een van de belangrijkste walvisproducten was traan – of ‘smeer’ –, die gebruikt werd als brandstof in lampen en als grondstof voor uiteenlopende producten, zoals zeep en kaarsen. De terugloop van walvispopulaties door overbevissing zou in de negentiende eeuw een belangrijke stimulans vormen voor de opkomst van kerosine als lampolie – en daarmee voor de opkomst van de olie-industrie.

Niettemin ging de jacht op de steeds schaarsere walvissen onbekommerd door. Nederland bracht na de Tweede Wereldoorlog nog twee walvisvaarders in de vaart, en stapte kwaad uit de Internationale Walvisvaartcommissie toen deze het Nederlandse vangstquotum inperkte. Het laatst gebouwde walvisschip, de Willem Barendsz II, werd samen met het resterende vangstquotum schielijk doorverkocht aan de Japanners. Daarmee kwam de Nederlandse walvisvaart ten einde.

De bemanning van de Nederlandse walvisvaarder Willem Barendsz ontleedt een potvis, circa 1950.

Het zou tot 1982 duren voordat dezelfde commissie een moratorium op de commerciële walvisvangst wist af te kondigen. Voor sommige soorten kwam dit geen moment te vroeg. Zo was de oorspronkelijke populatie van naar schatting 300.000 blauwe vinvissen al uitgedund tot enkele duizenden dieren. Inmiddels zwemmen er dankzij het moratorium weer tussen de 10.000 en 25.000 in de wereldzeeën.

Niet alle walvispopulaties hebben evenveel van de mens te lijden gehad. Van de dwergvinvis, bijvoorbeeld, dobberen er alleen al op het noordelijk halfrond nog zo’n 150.000 rond. Dit is dan ook het dier dat hoogstwaarschijnlijk op uw bord belandt wanneer u in Noorwegen een walvissteak bestelt. Ondanks de jacht door Noren, IJslanders en Japanners is de populatie naar verluidt stabiel.

3. Organische insecticiden

Hoe hou je de voedselvoorziening van een snelgroeiende wereldbevolking op peil? Met kunstmest en landbouwgif. Kunstmest is een betrekkelijk moderne uitvinding, maar bestrijdingsmiddelen zijn bijna zo oud als de landbouw zelf. De Sumeriërs bepoederden hun gewassen met zwavel. In de Middeleeuwen werden arsenicum, lood en kwik toegepast – stoffen die giftig zijn voor mensen. Nadat in de zeventiende eeuw was ontdekt dat tabak als grondstof kan dienen voor organische bestrijdingsmiddelen, keerde het tij ten goede en werd er een aantal andere plantaardige recepten voor insecticiden ontdekt.

Deze positieve trend werd doorbroken door de ontdekking, in 1939, dat de synthetische stof dichloordifenyltrichloorethaan (DDT) een goed middel is tegen malariamuggen. Zo goed zelfs dat de Zwitserse scheikundige Paul Hermann Müller er in 1948 de Nobelprijs voor ontving. In de jaren vijftig raakte DDT wereldwijd in zwang als landbouwinsecticide. Aanvankelijk overheerste de overtuiging dat het spul niet schadelijk was voor mensen. De Amerikaanse bioloog Rachel Carson waarschuwde in 1962 echter dat het zeer stabiele DDT zich in dierlijke vetten tot levensgevaarlijke concentraties kan ophopen. Onderzoek bevestigde dit keer op keer, waarop de Scandinavische landen besloten het gif in 1970 te verbieden. Nederland volgde drie jaar later. Sindsdien zijn snel afbreekbare organische middelen als de pyrethroïden – stoffen die bereid worden uit chrysanten – opnieuw populair.

4. Loodvrije benzine

Vanaf het begin van de jaren twintig werd tetra-ethyllood aan benzine toegevoegd om het zogenoemde pingelen te voorkomen: vroegtijdige ontbranding van de brandstof die schade aan de motor kan veroorzaken. Thomas Midgley jr. was de bedenker van dit rampzalige idee. Standard Oil van de diabolische ondernemer John D. Rockefeller behoorde tot de oprichters van de Ethyl Gasoline Corporation, het bedrijf dat de giftige brandstoftoevoeging produceerde. Dat lood inderdaad giftig is, was toen al jarenlang bekend. Vooral gelode verf werd als een gezondheidsrisico gezien. Niettemin hield de brandstofindustrie jarenlang vol dat er geen wetenschappelijk bewijs bestond dat tetra-ethyllood vooral bij kinderen gezondheidsschade zou veroorzaken.

Minister Pieter Winsemius opent een pomp voor loodvrije benzine, 15 april 1985.

Het zou tot in de jaren zeventig duren voordat de Amerikaanse regering de eerste stappen zette om het gebruik van lood terug te dringen – om te beginnen in verf. In 1985 maakt de Amerikaanse Environmental Protection Agency bekend te streven naar een totaal verbod van gelode benzine. In Nederland viel het doek in 1996. Het pingelen van motoren wordt tegenwoordig tegengegaan door toevoeging van het veel minder giftige methyl-tert-butylether aan benzine. Ook beschikken moderne benzinemotoren over een zogenoemde klopsensor, die het probleem in een vroeg stadium opmerkt en elimineert.

5. Stop op Freon

Thomas Midgley ontwikkelde ook het uiterst schadelijke Freon. Milieuhistoricus John Robert McNeil omschreef hem daarom als de man die ‘meer invloed op de atmosfeer heeft gehad dan enig ander organisme in de geschiedenis van de aarde’.

Maar eerlijk is eerlijk: anders dan het geval was bij lood, kon Midgley niet weten dat Freon een ernstige bedreiging voor de planeet zou gaan vormen. Hij zag er de ideale vervanger in van de gevaarlijke koelvloeistoffen die tot dan toe in koelkasten gebruikt werden, en die regelmatig slachtoffers eisten. Freon, de commerciële benaming van een mengsel van chloorfluorkoolwaterstoffen of cfk’s, bleek tevens een ideaal drijfgas voor gebruik in spuitbussen. Pas in 1976 onthulde een rapport van de Amerikaanse National Academy of Sciences het beroemde ‘gat’ in de ozonlaag, de zone in de stratosfeer waar zich relatief veel ozon bevindt en die een barrière vormt voor gevaarlijke ultraviolette straling van de zon. De dader was snel gevonden: Freon.

De ontdekking zou in 1987 leiden tot het Montreal-protocol voor uitbanning van stoffen die de ozonlaag aantasten. Hoewel dit verdrag als schoolvoorbeeld geldt van een succesvol milieuverdrag, was de invloed ervan op de atmosfeer niet louter positief. Als koelvloeistof werden de cfk’s namelijk opgevolgd door de fluorkoolwaterstoffen of hfk’s. Deze tasten de ozonlaag niet aan, maar vormen wel een broeikasgas dat honderden keren krachtiger is dan CO2. In 2016 werd in het Rwandese Kigali een verdrag getekend om het gebruik ervan gedurende de komende decennia terug te dringen.

6. Rookgasontzwaveling

‘Ik kan er niet meer tegen: zure regen, zure regen, zure régen.’ Aldus zingt in een Jiskefet-scène een politiek correcte Amsterdamse vlak voordat ze het aan de stok krijgt met haar asociale buurman, die zich er meer druk over maakt dat ze ‘met die rare platte reet’ zijn wagen staat in te deuken.

Inderdaad was dit rond 1990 een van de meest besproken milieukwesties. De verzuurde neerslag was het product van een chemische reactie van onder meer zwaveldioxide en stikstofoxiden met water in de lucht. Deze stoffen werden in die tijd onbekommerd uitgestoten door industrie en verkeer. Dode naaldbomen vormden de iconen van dit milieuprobleem.

Zoals zo vaak werd de situatie in Scandinavië voor het eerst onderkend, toen in meren dramatische afnames van de visstand werden waargenomen. In de Nederlandse industrie en energiesector raakte rookgasontzwaveling in zwang. De uitstoot van stikstofoxiden door het verkeer werd aangepakt met de introductie van de driewegkatalysator. Uit cijfers van het RIVM blijkt dat een regenbui tegenwoordig nog ruwweg half zo zuur is als op het hoogtepunt in de jaren tachtig. Het probleem mag dan van de radar zijn verdwenen, helemaal opgelost is het nog altijd niet.

7. Riviervervuiling aangepakt

Op 1 november 1986 brak in het noorden van Zwitserland brand uit in een opslagfaciliteit voor chemische producten. Het resultaat van deze Sandoz-ramp was dat een enorme hoeveelheid giftige stoffen de Rijn in stroomde. De gevolgen voor het waterleven waren verschrikkelijk. Toch had deze milieuramp ook een goede kant, want daarna werd riviervervuiling eindelijk in Europees verband aangepakt.

In de jaren zestig was het water van de grote rivieren zo vervuild dat er grote zuurstofloze zones in voorkwamen. De oorzaak: poep. Steden loosden hun rioolwater onbekommerd op de rivier. Boeren deden hetzelfde met hun overtollige mest. Het resultaat was ongecontroleerde algengroei die de rest van het rivierleven verstikte. Dankzij de opmars van waterzuiveringsinstallaties en de aanpak van de mestproblematiek behoort dit probleem tot de verleden tijd. Sinds een paar jaar wordt zelfs de zalm weer gesignaleerd.

In de jaren zestig was het water van de grote rivieren zo vervuild dat er grote zuurstofloze zones in voorkwamen

Helaas zijn de rivieren niet immuun voor problemen van meer moderne snit. Zo onthulde een studie van de Universiteit van Basel in 2015 dat de Rijn een van de zwaarst met microplastics vervuilde rivieren ter wereld is. Deze microscopische plasticdeeltjes dringen diep in levend weefsel door, waar ze giftige stoffen afgeven. Sinds afgelopen maart vaart het Greenpeace-schip Beluga II over de Rijn om aandacht te vestigen op dit probleem.

8. Ban op asbest

Weinig producten hebben zo’n beroerde reputatie als asbest. Het woord alleen al kan de prijs van een huis tienduizenden euro’s doen kelderen. Maar gedurende het grootste deel van de geschiedenis gold het als een wondermateriaal. Perzische heersers gebruikten naar verluidt textielproducten van asbestvezel om gasten te imponeren met de onbrandbaarheid ervan. Karel de Grote zou om dezelfde reden een tafelkleed van asbest hebben bezeten. Meer recent vond asbest, dat sinds de negentiende eeuw grootschalig werd geproduceerd uit het natuurlijke mineraal chrysotiel, toepassing in gasmaskers en sigarettenfilters.

Asbest in daken is gevaarlijk en wordt verwijderd.

Dat asbest gevaarlijk voor de gezondheid kan zijn, begon vanaf de jaren dertig door te dringen. Na de oorlog toonde de Nederlandse arts J. Stumphius aan dat blootstelling aan asbestvezels kan leiden tot mesothelioom, een vorm van kanker die het long-, borst- of buikvlies en soms ook andere vliezen aantast. De kans om deze ziekte te overleven is gering.

Mesothelioom geldt als een typische beroepsziekte. Daarom is het gebruik van asbest sinds 1993 verboden. Dat neemt uiteraard niet weg dat er nog overal asbest te vinden is, bijvoorbeeld in daken. Wie de eigenaar is van zo’n dak, heeft volgens de nieuwste wetgeving nog tot 2024 de tijd om het te laten verwijderen. Daarmee valt in Nederland definitief het doek over dit voormalige wondermateriaal.

9. Weg met pcb’s

Anders dan asbest zijn pcb’s (polychloorbifenyl) typisch een product van de industriële revolutie. Deze groep stoffen werd aan het einde van de negentiende eeuw voor het eerst geproduceerd in Duitsland. Vanaf 1935 werd de productie ervan voortvarend ter hand genomen door de Amerikaanse Monsanto Chemical Company. Het ingrediënt bleek geschikt voor de verbetering van plastics, als hydraulische vloeistof, als vlamvertrager en als isolatievloeistof in elektrische transformatoren. Dat kwam vooral doordat pcb’s zo wonderbaarlijk stabiel zijn. Maar dat maakte ze ook zo gevaarlijk.

Net als DDT hoopt het spul zich op in vet – vooral van dieren die zich boven aan de voedselketen bevinden. Pcb’s zijn niet alleen giftig – de risico’s lopen uiteen van kanker tot hersenschade –, maar vormen bij verbranding ook nog eens dioxines, die nog veel giftiger zijn. Monsanto wist dit al in de jaren zestig, maar zag daar geen reden in de productie te staken. Ook in de jaren zestig werd – opnieuw in Zweden – de aanwezigheid van pcb’s in het milieu aangetoond. Vanaf de jaren zeventig werd de productie van pcb’s in de ban gedaan. Het Nederlandse verbod geldt sinds 1985. Toch zijn er nog altijd veel pcb’s in het milieu aanwezig.

10. Geboortebeperking

Het grootste milieuprobleem is uiteindelijk de populatie-explosie van de diersoort Homo sapiens. De uitvinding van de kunstmest, waarvan de productie overigens een flink beslag legt op fossiele bronnen, is er samen met die van de penicilline debet aan dat de bevolking sinds het begin van de industriële revolutie in 1750 is verelfvoudigd tot 7,7 miljard zielen. Het had nog veel erger kunnen zijn als de Communistische Partij van China geen eenkindpolitiek had geïntroduceerd. De statistieken liegen er niet om: het beleid leidde tot 196 miljoen sterilisaties, 403 miljoen spiraaltjes en 336 miljoen abortussen. Maar werken deed het. Anders zou de wereld vandaag de dag 400 tot 500 miljoen méér monden te voeden hebben gehad.

In het Westen werd met de introductie van ‘de pil’ op subtielere wijze iets vergelijkbaars tot stand gebracht. Inmiddels ligt het aantal geboorten in Europa, maar ook in Japan, ruim onder het minimum dat nodig is om de populatie in stand te houden. Wellicht is dit het allerbeste nieuws van onze tijd.

Meer weten:

  • Drinking Water, a History (2012) door James Salzman.
  • De traanjagers (2018) door Anne-Goaitske Breteler.
  • De onbewoonbare aarde (2019) door David Wallace-Wells.