Home God, Vaderland en Oranje

God, Vaderland en Oranje

  • Gepubliceerd op: 28 januari 2009
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Huub Wijfjes
  • 3 minuten leestijd

Kun je van een chic herengezelschap een geschiedenis schrijven? Het is moeilijk, want dat soort groepen hebben de neiging niets vast te leggen. Ze zijn er vooral voor het onderling contact (netwerken, zou men tegenwoordig zeggen), het gevoel van broederschap of gedeelde smart, en dat schreeuw je niet van de daken.



Zo’n groep was feitelijk de Christelijk-Historische Unie, een kiesgezelschap dat bij de politieke partijen wordt gerekend, maar bepaald niet voldoet aan de kenmerken daarvan, zoals een strakke partijorganisatie, een samenhangend programma en een uitwaaiering naar het maatschappelijke en culturele leven. CHU’ers stichtten geen kerken, ziekenhuizen of omroepen; ze probeerden hooguit een beetje bij te blijven om het oude en vertrouwde te bewaken.

Juist daardoor heeft de Unie heel weinig historisch materiaal nagelaten, en daar zitten historici dan mooi mee. Want op basis waarvan kun je dan ‘de partijgeschiedenis’ schrijven? Dat is wel nodig, want de CHU heeft gedurende driekwart eeuw met een lectoraat tussen de 7 en 13 procent behoord tot de vaste kern van de Nederlandse politiek. Meerdere keren maakte de Unie deel uit van de regering en CHU-voorman De Geer leidde in het Interbellum zelfs een aantal kabinetten. In 1980 hief de CHU zich op om op te gaan in het CDA.

Typisch een partij waar eens een goed historisch boek over moest verschijnen, en dat is er nu, het bronnengebrek ten spijt. Of misschien wel dankzij het bronnengebrek, want dat brengt meestal het beste in de creatieve historicus naar boven. Bij het ontbreken van een compleet partijarchief moet hij uitwijken naar alternatieve bronnen, en dat hebben Marcel van Hooven en Ron de Jong gedaan.

Ten Hooven deed een beroep op de mondelinge getuigenis van voormannen uit de Unie. In combinatie met goed gekozen literatuur roept hij een treffend beeld op van de mentaliteit binnen de partij, die doorgaans wordt geassocieerd met dubbele namen, stijve boorden, een aardappel in de keel en God, Vaderland en Oranje.

Dat is maar ten dele correct, zoals ook blijkt uit de meer klassieke geschiedenis die Ron de Jong schrijft. Op basis van persoonsarchieven en het archief van zo ongeveer de enige afdeling die iets heeft nagelaten (Delft) schetst hij een partijcultuur die naadloos aansluit bij de meer oncontroleerbare verhalen die Ten Hooven aan de oudjes van de Unie ontfutselde. Bij elkaar leveren ze een fraai portret op van een partij die zich meer laat karakteriseren als een mentaliteit dan als een klassieke partij.

Dat begint al bij de oprichting tegen wil en dank – men moest toch iets doen om de moderne massapartijen niet Nederland te laten overnemen – en dat eindigt bij de opheffing. Ook min of meer tegen wil en dank, want grote fans van het CDA waren de christelijk-historischen niet. Het verlangen naar de goede oude CHU-tijd druipt nog uit elke getuigenis die Ten Hooven heeft opgetekend.

Gaandeweg ontmythologiseren de auteurs een paar stereotiepe beelden. Zo werd de Unie inderdaad aangevoerd door enkele vertegenwoordigers van de oude adel met een hoog maatschappelijk plichtsbesef, maar de massa van de leden behoorde toch tot de middengroepen van burgerij en boeren. Het waren gewone hervormden met een standvastig, maar niet dogmatisch geloofsleven. Met afschuw keken de CHU’ers naar het radicaal-gereformeerde evangelisme van Abraham Kuyper, die zijn allesomvattende leer over heel Nederland wenste uit te rollen.

Christelijk-historischen waren bovenal conservatief en bedaagd. Aan revolutionaire opvattingen – of die nu door socialisten, communisten of antirevolutionairen werden gepredikt – hadden ze een broertje dood. Vader en zoon Tilanus predikten niets dan rust, kalmte en wat men ‘het goede voor het volk’ noemde. Dat was dan ook het hoogste doel van hun politiek: nooit vooroplopend met hemelbestormdende plannen, maar altijd op de rem en met begrip voor de heersende omstandigheden en verhoudingen.

Waar dat toe kon leiden was de relatief slappe houding in de oorlog (waaraan Ten Hooven en De Jong weinig aandacht geven), maar ook het malle uitstapje van freule Wttewaal van Stoetwegen en lijstaanvoerder Udink naar de langharige jongeren op de Dam begin jaren zeventig. In beide gevallen typerend voor de Unie: een tikje buiten de harde realiteit.

Huub Wijfjes is mediahistoricus aan de Universiteit van Groningen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.