Ik fietste met mijn zoontje langs het Anne Frankhuis en hij was geïmponeerd door de lange rij wachtenden. Dus vertelde ik hem over de oorlog, de onderduikers, de jodenvervolging. Een paar weken later kwam hij op de kwestie terug. Hoe lang was die oorlog nu al niet afgelopen? Werd het dan niet eens tijd om dat meisje te waarschuwen dat de Duitsers verslagen waren en ze zo langzamerhand wel weer tevoorschijn kon komen? Hij begreep ook wel dat dat ten koste van de belangstelling zou gaan, maar dit vond hij geen stijl.
Vorige maand kreeg zijn standpunt ondersteuning van Arnold Heertje in Het Parool. Hij was voor het eerst in het Achterhuis, en was stomverbaasd. `Nergens staat dat Anne Frank onderdook omdat zij joods was. Evenmin dat zij naar Auschwitz werd getransporteerd.’ Het kwam Heertje op een boze ingezonden brief te staan. In het museum wordt daar wél aandacht aan besteed, was de strekking. Dat is ook wel zo, maar in beperkte mate, en dus had Heertje toch gelijk.
Alleen sluit het Anne Frankhuis daarmee wel aan op het boek zelf. Want waarom werd het dagboek zo’n onwaarschijnlijke bestseller? Omdat het niet of nauwelijks over de oorlog gaat en niet of nauwelijks over de jodenvernietiging. Het heeft veel van een gezellig meisjesboek, met een lach en een traan, met verliefdheden, met volop ruimte voor huiselijke details.
Het gezin Frank was ook prettig middle-class, niet onbemiddeld, en liberaal. Ze waren dan wel joods, maar deden gelukkig niet aan gekkigheid als keppeltjes en talmoedstudie. Kortom, een modelgezinnetje. En daarom was het dagboek ook een uitstekende bron voor een Amerikaans toneelstuk en een film, en daarom zijn het dagboek en het huis voor Amerikanen – en niet voor hen alleen – de meest aangename confrontatie met de jodenvervolging. Geen stapel lijken uit Sobibor, maar filmsterren aan de muur en een ijsje bij salon Oase.
Een ideaal symbool ook voor D66-leider Thom de Graaf, toen hij zijn kans schoon zag Pim Fortuyn de oren te wassen. Vanuit Krasnapolsky citeerde De Graaf een stukje uit het dagboek, geschreven in het Achterhuis – `een paar honderd meter verderop’ – en verwees hij naar de afschuwelijke omstandigheden waarin de familie Frank ondergedoken zat.
Thom de Graaf snapt weinig van de onderduik. Die omstandigheden van de familie Frank waren helemaal niet afschuwelijk, maar verhoudingsgewijs ideaal. Meerdere kamers, goede voedselvoorziening, en ze vierden onder elkaar nog gezellig sinterklaas. Weinig onderduikers hadden het zo comfortabel. Vandaar dat iemand als Henriëtte Boas zich altijd zo heeft geërgerd aan de Anne Frank-symboliek. Die ontneemt het zicht op het drama van de jodenvervolging.
Dit artikel is exclusief voor abonnees