Home ‘Geschiedenisonderwijs is geen zaak van de politiek’

‘Geschiedenisonderwijs is geen zaak van de politiek’

  • Gepubliceerd op: 9 november 2017
  • Laatste update 22 mei 2023
  • 4 minuten leestijd

Martin Sommer:
 
‘In de nota Onderwijs 2032, waar zoveel om te doen is geweest, wordt het vak geschiedenis al niet meer genoemd. Wel Engels op de basisschool, computerkunde en burgerschap. Burgerschap? Zijn het leren van het Wilhelmus en een verplicht bezoek aan het Rijksmuseum en de Tweede Kamer niet eigenlijk als een soort burgerschapskunde bedoeld?
Ja, uiteraard. Want zolang je het burgerschap noemt, is er niks loos. Maar combineer het woord verplicht met geschiedenis of het Wilhelmus, en de opwinding over indoctrinatie van de tere kinderziel is groot.
Bij googelen van het woord “kerndoelen” kwam ik als eerste tegen dat de school op positieve wijze aandacht moet besteden aan seksuele diversiteit. Als dat een kerndoel is, zou ik niet weten waarom de politiek niet zou mogen voorschrijven dat leerlingen op bezoek moeten bij het Rijksmuseum.
Geschiedenis is de uitdrukking van nationale lotsverbondenheid. Daarover kun je lacherig doen, maar het gaat in wezen ook over de AOW of de bereidheid belasting te betalen. Die bereidheid is in Nederland nog altijd groot, simpelweg omdat er een stevig gevoel van Nederlanderschap bestaat. De luxe om daarover je schouders op te halen bestaat alleen zolang die lotsverbondenheid vanzelf spreekt.’
 
Beatrice de Graaf:

‘Geschiedenisonderwijs gaat niet over het verleden; het is een wapen in de strijd om de toekomst en het scheppen van de nieuwe mens. In het Derde Rijk leerden kinderen dat de Germanen altijd al het dominante ras in Europa waren geweest. Na 1945 kreeg de ene helft Duitse kinderen de betekenis van de grondwet en Luther voorgeschoteld, de andere de historische opmars van de arbeidersklasse. De EU, de VN en zelfs de NAVO ondersteunen in conflictgebieden programma’s om de sporen van rassenhaat of andersoortige explosieve kennis uit de curricula te wissen. 
Sinds de Verlichting, en de publicatie van Rousseaus Emile ou de l’éducation (1762), leren kinderen niet alleen maar voor hun beroep en huishouding nuttige kennis. Ze worden ook tot redelijke wezens opgeleid – door een staat die daar zelf profijt van heeft.
Geschiedenis werd vanaf de negentiende eeuw aan de volksscholen onderwezen, en was een bron van vermaak, stichting en nationaal-patriottistische gevoelens. Pas ver na de Tweede Wereldoorlog kwamen daar lessen over burgerschap bij en werd geschiedenis ook een middel om de lange weg uit de barbarij naar diversiteit, inclusiviteit en de rechten van minderheden te onderwijzen. Zolang er over de criteria gesteggeld mag worden en de overheid niet eenzijdig de inhoud bepaalt, is dat prima.’
 
Felix Klos:


‘Natuurlijk is geschiedenisonderwijs ook een zaak van de politiek. De grote uitdagingen van onze tijd vereisen namelijk kennis van het verleden. De natiestaat, bijvoorbeeld, is geen natuurfenomeen, maar een historische constructie. Zou er een breder draagvlak bestaan voor internationale samenwerking als de ontstaansgeschiedenis van de natie en de bloedige gevolgen van economisch en politiek nationalisme scherper op het netvlies stonden van iedere Nederlander? Ik denk van wel.
Het algemeen belang is gediend met excellent historisch onderwijs, en dus is het laatste ook een zaak van de politiek. Maar de politieke bemoeizucht moet natuurlijk ophouden waar de feitelijke invulling van het curriculum begint. Historici, kunstenaars en andere vertellers zijn niet, zoals Stalin het graag zag, ingenieurs van de ziel. De staat is het zichzelf verplicht geschiedenisonderwijs te steunen en aan te moedigen, maar mag daarbij niet de geschiedenis dienstig maken aan één hedendaagse ideologie.
Geschiedschrijving, en dus geschiedenisonderwijs, zal altijd enigszins samenhangen met hedendaagse opvattingen. Maar het is onzinnig om in de eenentwintigste eeuw te proberen de geschiedenis voor het karretje van het politieke doel van nationale verbondenheid te spannen. Zolang elke vorm van historisch besef de ruimte krijgt, is er daarentegen niks mis mee om ieder kind actief de kans te geven het Rijksmuseum te bezoeken of op school aandacht te besteden aan een Opstandslied uit de Tachtigjarige Oorlog.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 11 - 2017